22 april 2006

EGOSTRIP (80)

Martens. ‘Een koele vis,’ noteer ik in mijn eerste publicatie ‘Het Blijft onder ons’. Ik schrijf blijkbaar iets te vlug omtrent koele vissen.
Want het beeld klopt niet helemaal, dient hier na al die jaren te worden bijgespijkerd. Alleen al die manier waarop hij je begroette, je bij je voornaam aansprak, er als het ware telkens weer een uitroepteken achter zette. Stef!

In de beslotenheid van het tuintje in zijn Gentse woning aan de van Monkhovenstraat werd hij die warme innemende hartelijke man die me over Oostduinkerke vertelde, over zwemmen en vissen, over zeilen naar de Azoren.

Een innemend man die van zijn vrienden verwachtte dat ze in elke omstandigheid de moed zouden hebben om te zeggen wat ze denken, dat ze altijd loyaal zouden zijn. Wat helaas, avec le recul, niet het geval is gebleken. Dan heb ik het hier nièt over (de groep rond) historische rivaal Tindemans.

Martens, een mens die een deel van zijn wijsheid bij Montaigne haalt, ze stoelt op gezond verstand en verdraagzaamheid. Een federalist in hart en nieren die tot op vandaag trouw blijft aan zichzelf.

Het is een schande dat de toenmalige CVP deze buitengewone staatsman zomaar opzij duwde, niet langer moest omwille van de carrièreplanning van anderen.

Martens, staatsman van een zeldzaam kaliber die ons vandaag terecht waarschuwt voor blind, inhoudloos, gevaarlijk, fascistoïde separatisme dat alleen maar nostalgieke holle symboliek najaagt en een verwerpelijk egoïstisch bekrompen Vlaanderen baren wil.

Deze man verdient eerherstel door de CD&V. Totaal, onvoorwaardelijk. Een groots echt eerherstel. Aan het werk, Yves Leterme. Niet aarzelen. Martens is zwaar onrecht aangedaan toen de lakeien van de macht hem die eerste plaats voor Europa niet gunden. Uit schrik dat hij wel eens zou kunnen terugkeren voor een tiende regering.

Martens is er godzijdank nog om ons door zijn intacte klasse die reuzen van de middelmaat even te doen vergeten. Diegenen die met al hun machiavellisme niet hebben kunnen beletten dat Vlaanderen dreigt te versmachten in de onverdraagzaamheid, de xenofobie en het walgelijk elitarisme van het zuivere blanke ras.

Martens’ memoires zijn al aan hun derde druk toe. Deze man is nu al geschiedenis van Vlaanderen. Grote geschiedenis. Mijn Vlaamse groet, Wilfried! Bedankt dat je me Montaigne deed lezen.

Wilfried Martens. De memoires. Lannoo.

21 april 2006

EGOSTRIP (79)

Knokke. Afscheid van een levenskunstenaar.
‘Geluk gaat voor de eer’, zei hij.
In geluk was hij doctor honoris vita. Leven en laten leven. Weinig woorden doch welgemikt. En nu dus samen met de eerste echte lentegeluiden fluitend de eeuwigheid in. Zo zou ik het ook willen kunnen, on the long run.

Zijn glimlach, zijn pretoogjes, zijn doorzicht, zijn klasse, zijn stijl. Als het leven een zelfproject is, wat ik met Sartre onderschrijf, dan maakte hij er een kunstwerk van.

Adieu, Roger. Je droeg de naam van de vader die ik nooit kende. Voor zo een had ik willen tekenen.

20 april 2006

DE SCHRIJFHEREN (10.3)

Roman

Crossownership, kenden we tenminste dat woord ?

‘Cross-ow-ner-ship.’
‘Murdoch? Berlusconi?

Met hun mediaconcerns waren zij de nieuwe keizers. En overal kregen ze navolging. Weldra zouden alleen nog een paar grote mediareuzen overeind blijven. Drie, vier families bepaalden onze nieuwe wereld.

‘Halve waarheden worden opgeklopt.’
‘Harde feiten worden verdoezeld.’
‘Perception wordt reality.’
‘Het moet niet langer kloppen.’
‘Het moet alleen nog maar juist lijken.’
‘Door de uitvergroting die er bewust wordt aan gegeven.’.
‘De pers als waakhond van de democratie bestaat niet langer.’

De lezers en kijkers verwachtten dat niet eens meer. De scheiding tussen redactie en commercie was weg. We werkten allemaal voor hetzelfde. De lezersmarkt, de advertentiemarkt. In afwachting dienden we ons als journalisten van Embargo geen zorgen te maken. Hij zou ons allemaal optillen boven ons eigen talent. We zouden verstomd staan van hetgeen we zoal konden. In de weken daarop volgde het ene conclaaf na het andere.

‘Violen stemmen.’
‘Ploeggeest kweken.’
‘De neuzen in dezelfde richting.’
‘Rancunes opbergen.’

We zaten weekends lang opgesloten en afgezonderd van de buitenwereld.

‘Bezinning.’
‘Brainstorming.’
‘Herbronning.’
‘Functiebeschijving.’

Luxe-hotels. Zonneparken. Pretparken. Wandelingen aan zee. Vliegreizen. Boottochten. Om de groepsgeest te bevorderen, moesten we elkaar bekladden met verf. We werden geacht in touwen te hangen. Hoogtevrees diende te worden overwonnen.

‘De sterken maken de zwakken sterk.’

We doken in donkere grotten.

‘Angst overwinnen.’
‘Task force.’
‘Demonen killen.’
‘Grenzen verleggen.’

Parachute. Benji. Quad. Ijsberen in koud water. We werden geacht elkaar te redden van de verdrinking op raftingtochten. We reden mekaar in het stro op go-kart-circuits. Over vuren springen. Dansen in het donker.

‘Hekel overstijgen.’
‘Vooroordelen vergeten.’
‘Bedrijfscultuur kweken.’
‘De ploeg, de ploeg, de ploeg.’

Ze leerden ons hoe we zonder verpinken collega’s dienden te ontslaan.

‘Emo is uit den boze.’
‘Persoonlijke relatie vermijden.’
‘Rechtsreekse blikken negeren.’

Griezels in maatpak kwamen ons met powerpresentaties vertellen hoe we werkmakkers van jaren dienden te verklikken, te evalueren, te betrappen, te pakken, te ontslaan.

‘Hardsteen worden vanbinnen.’
‘Survival of the strongest and the fittest.’

We dienden onze laatste greintjes emotie te laten wegsmelten in het grote groepsgeheel. Koele ratio zou voortaan onze houding bepalen. Als robots dienden we exact dat soort bladen te maken die marktonderzoekers ons voorhielden. Dagenlang werden we in donkere ruimtes overstelpt met cijfers.

‘Profielen’.
‘Doelgroepen’.
‘Budgetmarges’.
‘Prognoses’.

Het schrijfgenoegen van weleer werd finaal vervangen door haastig maakwerk. We maakten bijlagen aan de lopende band. Nieuws werd een verkoopsartikel. We lagen in de rekken naast chocopasta en de chips. Never forget.

Dood van Boudewijn.

‘Een unieke kans.’
‘We kunnen scoren.’
‘Present zijn op zondag.’
‘Naar onze doelgroep toe.’

Dood van Diana.

‘Opportuniteit.’
‘Formidabele opsteker.’
‘Buitengewone meevaller.’
‘Piek in de verkoop.’

Geheime dochter voor Albert II.

‘We lossen het op een vrijdag.’
‘Kan de concurrentie het mooi schudden.’
‘Exclusief in the picture.’
‘Een weekend lang.’

Collega’s gingen weg. Gingen ten onder. Verdwenen uit het vak. Zochten redding in het onderwijs. Verhuisden naar het bedrijfsleven. Werden politiek adviseur. Zochten hun heil in de betere uitgeverij. Gingen met vervroegd pensioen. Begonnen eenmansbedrijfjes. Werden researcher. Vluchtten weg van de waanzin.

*

‘Charlie’, vroeg De Cauwer me op een ochtend, ‘wat zijn je plannen bij ons ?’

Bij ons. Hij zat zelf welgeteld een maand bij Embargo.

‘Misschien word ik maar weer eens journalist.’

Hij begreep het. Zelf was hij ook journalist, zei hij. Mijn laatste schrijfheer was hij in elk geval. Of wat daarvoor wou doorgaan.


Einde.


Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Allle rechten : Stef Vancaeneghem. Eerstdaags ook integraal in één pfd-bestand te lezen op deze blog.

19 april 2006

WEG VAN RONSE

Ronsenares Sara Verhoken woont op Lanzarote. Nu en dan schrijft ze ons vanop haar eiland in de zon.

Liefste Ronsenaars,

Ik weet niet of ‘soomiegste onder oore mien ieste histourie geleizen hèèn, moer ‘k goe probeiren van der noa ‘n suite an te plaken.’

Tja, ik geef het toe: ik ben mijn Ronsies wat verleerd door inmiddels al drie jaar op Spaans- Lanzarotiaanse bodem te vertoeven. U heeft het natuurlijk door: eigenlijk heb ik dat Ronsisch nooit echt onder de knie gekregen. Jammer, want ik vind het zo’n sappig taaltje. Van kleinsaf aan hoorde ik mijn vader José Ronsies spreken, maar dan wel alleen als hij zich tot anderen van zijn slag richtte. Tegen mij klonk hij dan telkens weer anders, ‘beschaafder’.

Hetzelfde met mijn moeder Marijke. Die spreekt geen Ronsisch maar een Westvlaams dialect. Geboren en getogen in Groot-Anzegem als ze is. Telkens ze zich tot mij richtte, werd ook haar taal beschaafder. Was het omdat ze vonden dat ‘beschaafd’ me beter paste, dan wel omdat ze dachten dat ik ze anders niet zou begrijpen?

Hetzelfde overkwam mijn broer Bruno. Gelukkig is hij zo wijs geweest om zich intenser dan ik (en nog steeds) tussen de Ronsenaars te begeven. Zo dat zijn stadsdialect er nu wel vlot uitkomt. Inmiddels is het al zover gekomen dat ikzelf hier van mijn kant nu al een Spaans Canarisch dialect spreek.

Last minute naar Lanzarote

Ik heb altijd al reiskriebels gehad. Na mijn opleiding tot licentiate in de lichamelijke opvoeding in Gent, kwam ik aan de bak als sportjuf in Gent, Ronse, zowat overal. Ik heb echter altijd de tijd genomen om van elk nieuw jaar twee tot zes maanden te reizen: Brazilië, Chili, Bolivië, Zuidoost Azie, India...

Tot ik in november 2002 voor tien dagen met de rugzak een last-minute ticket boekte naar Lanzarote. Puur toeval. Het was gewoon de goedkoopste vlucht. En het leek mij op dat moment de warmste bestemming. Bovendien: een eiland klinkt altijd wel leuk. Veel zee enzovoort.

Samen met een goeie vriendin hadden we er tien fantastische dagen genoten. Ontspanning, avontuur en vooral een sterke connectie met de zee. Dan terug naar België. Ik wou er deze keer een ‘serieuze vaste job’ vinden. Na een tijd vruchteloos zoeken (eigenlijk vond ik het Belgisch weer ook maar niks meer), besloot ik een enkel ticket naar te Lanzarote boeken: om daar dan maar werk en woonst zoeken. Verkocht als ik sinds die tien onvergetelijke dagen was aan de zon, de zee, die brede horizon het eiland rond en nergens slierten hoge gebouwen. Wat had ik te verliezen?

De zee, de zee.

Op 1 februari 2003 stapte ik op het vliegtuig met de idee om er drie maanden te werken, dan rond mei terug voor de Belgische zomer, die vind ik natuurlijk wel best genietbaar. Die drie maanden zijn ondertussen drie jaar geworden. Na enkele maanden zwaar zwoegen om een ‘nieuw’ leven op te bouwen (nieuw werk, nieuwe woonst, volledig nieuwe vriendenkring), wou ik al hetgeen ik daar al bereikt had niet meer opgeven.

Mijn band met de zee werd ook intenser. In die mate zelfs dat ik beslist heb om altijd wel ergens aan zee te wonen. Als ik nu in België terugkom voor vakantie, voel ik na een paar dagen dat ik iets mis. Ik ben er achter gekomen dat het de zee is. Simpelweg miljarden watermoleculen bijeen maar toch zo sterk.

Dra een Belgisch biertje in Hôtel Amour

Het leven is hier mooi. Maar uiteindelijk komt het erop neer dat we zelf van ons leven iets maken. Dus het doet er eigenlijk niet toe of dat nu in Ronse is, dan wel op Lanzarote. Binnen een weekje heb ik tien dagen vakantie. Dan kom ik terug naar België. Het is ondertussen van september vorig jaar geleden. Ik heb heel veel zin om mijn familie en vrienden terug te zien en me op te laden met Belgische energie. Afspraak in Hôtel Amour. Dan drinken we samen zo’n lekker Belgisch biertje.

Zonnige groet!

Sara

Ronsenaars die in het buitenland wonen kunnen hun pennenvruchten kwijt in 'Weg van Ronse' via stef.vancaeneghem@skynet.be

DE NIEUWE RONSENAAR (78)

Wieties lanceren verkiezingsstrijd na Fiertel

Groot verkiezingsdebat op KSK


Wie dacht dat de Wieties als luizekes in het berenvel van elke Ronsese politicus niet meer ontwaakt geraken uit hun winterslaap kan het wel schudden.
Op vrijdag 16 juni, nadat elke Ronsenaar die zichzelf respeteert goed is uitgefierteld, organiseren de Wieties in de kantine van KSK hét grote verkiezingsdebat dat geen Ronsenaar missen wil. Het debat omvat vijf gesprekken van telkens twintig minuten en belooft ons aardige electorale duels tussen alle smaakmakers van de Ronsese politieke fauna en flora.



Vrolijke vrienden dat zijn wij

Burgemeester Luc Dupont (CD&V) gaat in gesprek met zijn huidige schepen van Jeugd en challenger voor Spa-GROEN Gunther Deriemaker. Eerste Schepen Rudi Boudringhien van de afgescheurde tweetalige lijst Gemeentebelangen en voormalig VLD lijstduwer krijgt de kans om zijn rekeningen te vereffenen met zijn ‘vriend’ André Deruyver. De comeback-man van de Ronsese liberalen speelt hier als KSK-voorzitter een thuismatch.
Het blauwe duel belooft even spannend te worden als dat van pakweg Barça tegen AC Milan. Wie er als de Ronaldinho van Ronse uitkomt, zal blijken na de match.

Even interessant belooft ons de tweestrijd te worden tussen de twee gewezen companen, nu bloedvijanden van Het Vlaams belang: Erik Tack en Joost Hijsselinckx. Deze laatste scheurde zich af en komt op met zijn eigen partij in beweging ‘In het Belang van Ronse’. Best ware de supporters in aparte... heu blokken te droppen, flink omkaderd door een paar stevige stewards van Wieties. Voor Wietie Gilles Vanderkerken als judoman en gewezen rechtvaardige Wietie-rechter gewis een kleine klus.

Er is tevens een debat gepland tussen een kandidaat van de Nieuwe Vlaamse Alliantie (misschien wel de door de CD&V zo verguisde afgezworen Blokker Stefaan Leyn) en een groene. Ook de drie voorzitters van de meerderheidspartijen Jan Foulon (CD&V), Tijl Bondue (Spa) en Patrick De Dobbeleer (VLD) krijgen het parool. De Wieties hebben voor hun grote verkiezingsmatch al de meeste toezeggingen binnen. Alle aangezochte deelnemers reageerden positief op het idee om met mekaar in de arena te treden.


Aanbod van de Gokchinees afgewimpeld

Het debat wordt gemodereerd door Koen Lauwereyns en Geert Desmijtere, ongetwijfeld de twee grootste Wieties uit de geschiedenis van Ronse.

Crépin de Beauregard, sWietie en Walter Ego waren eerder aangezocht om de debatten te leiden. Ze wimpelden het aanbod echter beleefd af omdat ze de KSK kantine van voorzitter André Deruyver volgens onze bron ‘geen neutrale plek’ vinden. Zelfs een aanbod van gokchinees Ye die kwam aandraven met een valies vol geld om het debat te laten vervalsen in het voordeel van de lijst ‘Tuupe voer Oudenoerde’ vermocht hen niet te overtuigen.

Het debat wordt opgesmukt door muziek van Skrin Vandewalle en sketches van een ‘k weet niet hoe grote wietie. Tavi en Benito van Martino worden verzocht om het publiek hiermee finaal naar huis te jagen na wat de luidruchtigste debatavond uit de petite histoire de Renaix dreigt te worden.

18 april 2006

DE SCHRIJFHEREN (10.2)

Roman

Lou De Cauwer zei ons dat zijn grote ervaring hem ertoe bracht zijn kennis over te dragen aan nieuwe generaties journalisten.

‘Ik ben een gepassioneerd bladenmaker.’
‘Ik ben er zo in gerold als hoofdredacteur.’
‘Ik ben uitgever geworden omdat ik alles zelf wou controleren.’
‘Ik als uitgeefdirecteur.’
‘Ik als hoofdaandeelhouder.’
‘Ik heb.’
‘Ik wil.’
‘Ik zal.’
‘Ik.’
‘Ik.
‘Ik.’

Maar eigenlijk, zei hij, was hij schatplichtig aan Godfried Bomans.

‘Hij heeft me de drive gegeven. Met zijn Kopstukken. Wou ik ook kunnen.’

‘Selfmade ben ik. All by myself .’
‘Wat ik zelf doe, doe ik beter.’
‘De grammage van het papier ?’
‘Ik voel dat.
‘De inkt’ ?’
‘Ik ruik ze.’
‘Het formaat ?’
‘Zit in mijn brein.’
‘De bladindeling ?’
‘Een spel.’
‘Deadlines ?’
‘Ik ken ze allemaal uit het hoofd.’’

Hij had al meer dan driehonderd journalisten aangeworven.

‘En ze allemaal weer buitengekegeld. Sans pardon.’

Hij was uniek. Hij had de marketing van alle bladen bedacht. Hij. Hij. Hij.

‘Spaarbonnekes.’.
‘Geschenkabonnementen.’
‘Ik ben de uitvinder ervan.’

Van hele persconcerns had hij het personeelsbeleid bepaald. Hij. Hij. Hij.

‘Ze noemen me de specialist van de zware fout.’
‘Ik pak ze waar ze het nooit verwachten.’
‘Ik bestudeer hun onkostennota’s.’
‘Ik onderschep hun e-mails.’
‘Ik.’
‘Ik.’
‘Ik.’

Hij beheerste systemen om mensen tot robots te kneden.

‘Ideologie is prehistorie. Journalistiek correcte motteballen.’

Journalisten dienden voortaan uitsluitend te werken voor de winst van de aandeelhouders en voor het marktaandeel van het medium. Punt gedaan en niet gezeverd. Doch nu daagde alweer een nieuw spook op.

‘Me-di-a-con-cen-tra-tie.’

Waren we stom of stekeblind, of wat ?

‘Uitgevers kopen zich overal in bij audiovisuele media.’
‘Televisiezenders en bladen zijn lief voor elkaar.’
‘Sterren van het scherm houden hun exclusiviteit voor allemaal bladen van hetzelfde grote mediaconcern.’
‘Raden van bestuur overlappen elkaar.’
‘Ons kent ons.’

Vervolgt.

Uit:‘De Schrijfheren.’ Roman. Copyright Stef Vancaeneghem

17 april 2006

EGOSTRIP (76)

Prettig weerzien met mijn goeie gabber Eddy Soetaert, gewezen rubriekleider sport van Het Volk en beroemd van Radio Twee West-Vlaanderen. Eddy smokkelde me in Verona dagelijks tot in het hart van de versterkte burcht der Rode Duivels. Zoiets vergeet je nooit.

Dat zat zo. Ik werd geacht achtergrondverhalen te schrijven over het gedoe rond het wk-voetbal en beschikte vanwege de late opdracht niet over de juiste accreditaties om tot in het heilige der heilige te geraken bij de duivels. Dat bleek ‘Villa Quaranta’: een luxehotel in Ospedaletto. Eddy verstopte me daarom elke ochtend achterin de zware Volvo van de krant onder een pak rommel, zwaaide bij het betreden van het domein van Villa Quaranta uitbundig met zijn toelatingsbewijzen en reed zo vollen bak als mogelijk door de controles. Eens binnen, liet iedereen me met rust, kon ik uitgebreid tot bij Onze Jongens aan het zwembad voor mijn verhalen.

Eddy vertelt me in deze zoveelste mooie lente van ons schrijvend bestaan dat collega sportjournalist Marc Dewinter er niet meer is.

Marcske maat, de genadelozen hebben je zachte ziel dan misschien wel gefnuikt, maar voor ons blijf je voor altijd die bescheiden grote meneer. Fijn mens, knap journalist. Te goed voor de brulboeien van de leeuwenkuil. Ik breng je het eresaluut van alle schrijfbroeders die je gekend hebben en die je tact, je intelligentie, je flegme, je stijl bijzonder waardeerden.

Verona. Dat balkonnetje van Romeo en Julia mag dan wel nep zijn maar het geluid van naaldhakken op de Piazza Bra: Sancta Lucia! Wie dat gehoord heeft, zal geen rust meer kennen. Ik zat me daar ’s avonds te vergapen op een terrasje aan de schoonheid der schepping in gezelschap van Jimmy Frey die toen net aan het bekomen was van een zware ziekte. Jimmy logeerde er in het nabijgelegen Hotel Academia, ik in het Montrésor. Niks te maken met de ragazza’s die me in hun langs razende piccolo Fiatjes toeschreeuwden Veni mon trésor plus het exacte bedrag van de paar honderdduizend lire die ze voor hun paradijs uit je zakken wilden schudden.

Met de jaren waren Jimmy en ik professionelerwijs maats geworden. Als tiener had ik ooit gelezen hoe Jimmy in zijn beginjaren (voor hij die rozen naar Sandra had gebracht) overleefde van enkele grammen filet américain in een minuscuul kamertje boven een Brusselse slager. Sa bohème, mijn jongensdroom. Gaandeweg, van goed gesprek tot beter gesprek leerde ik de gedreven entertainer kennen die me een paar jaren eerder in Jeugdclub Kobbe had leren slowen met ‘Zo mooi zo blond en zo alleen’. Hij toonde me zijn prachtig huis in Jabbeke dat hij snel weer doorverkocht, de dancing in Aalst waar hij eventjes fungeerde als trekpleister, zijn concert in het Casino van Middelkerke, zijn flat aan de Plaskielaan in Brussel, zijn fanmail en praatte over zijn strijd tegen de ziekte. Jimmy gaf heel veel mensen de courage om niet, om nooit op te geven. Zijn mooiste succes is het voorbeeld dat hij anderen gaf met zijn eigen optimisme. Daarover hadden we het dus zoal aan die Piazza Bra, onderwijl uitkijkend op gods wondere schepping. Ik tussen twee clandestiene bezoeken aan Villa Quaranta en voetbalmatches door.

Ach laat dat prachtige land vooral uit de greep blijven van de eikel die zijn politieke tegenstanders klootzakken noemt en de verkiezingen wil doen hertellen tot hij ze gewonnen heeft. Ga ervoor, Romano. Belet die operettekoning je prachtige land naar de coglioni te helpen.

EGOSTRIP (75)

‘Be yourself, no more no less. Dat heb ik als wapenspreuk gekozen toen ik baron werd. Ik had vijftig jaar geleden een zwart vriendinnetje. Ze zei me: Och, ik wil gewoon mezelf zijn. Dat ben ik nooit vergeten.’

‘Al de jongens met wie ik speelde, zijn al gestorven. Ik ben moe, maar ik ben dan ook bijna vierentachtig. Ik overleefde een hersenbloeding en een zware darmoperatie. Toch denk ik nog niet aan de dood. Soms ben ik wat somber. Dan denk ik dat ik in een auto- of treinongeluk zal omkomen. Op het toppunt van mijn carrière. Waarvan ik hoop dat dat nu nog niet is.'

‘Ik ben een heel gevoelig mens, een fragiel mens ook.’

‘Als ik op een podium kom, sluit ik mijn ogen en speel ik. In Carnegie Hall had ik echt stress. Vijf minuten voor de show zat ik in de kleedkamer van Leonard Bernstein. Ik schreef bijna op de muur: Toots was here. Toen kwamen ze me in het oor fluisteren dat de zaal uitverkocht was.'

‘Het grootste applaus kwam er toen ik Ne me quitte pas van Jacques Brel speelde. Ik heb het ook goed gespeeld. Daarna volgde Bluesette.’

‘Weet je wat er op mijn nachttafeltje ligt? Monsieur Croche, anti-dilettante, de muziekkritieken van Claude Debussy en Textes et chansons van Boris Vian.’

Fragmenten uit het interview van Karel Van Keymeulen met Toots Thielemans verschenen in De Standaard, Het Nieuwsblad en Het Volk.
De ‘Ne me quitte pas’- versie die u misschien hoorde in ‘De Gok van Hermes’ staat op ‘Toots 75 The Birthday Album.’
De nieuwste CD van Toots heet ‘One more for the road’. Universal/Verve.
Wie Toots live bezig wil horen en zien: hij speelt op 18 juli op het Blue Note Records Festival in Gent.

Zoekt u apropos niet verder voor me mee naar die selectie van Miles Davis, ik heb ze te pakken : Groovin’ His Finest Tunes. Miles Davis is ook te horen in een subliem postuum duet met Zucchero (‘Zucchero & Co, Universal Music Italia).