27 november 2008

BLOG NOTE

26 november 2008

BEAU MONDE

MERLIJN MET PELIKAN



Ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag publiceert Paul Van Caeneghem met ‘Splinters’ een handvol herinneringen aan zijn Vlaamse collegejaren te Ronse. Tevens biedt het werk een selectie aan van vijftien gedichten die eerder verschenen in het literair-kritisch tijdschrift ‘Kruispunt’.

‘Pol’ is mijn groot broerke. Lieve Merlijn, die me in onnavolgbaar mooi handschrift voordeed hoe je, met eindeloos schrappen heel misschien wat (leren) toveren kan met je Pelikan. Hierboven een fragment uit het manuscript van 'Splinters'.

‘Splinters’ kan worden besteld via storting van 15 euro op rek. 441-9019 571-77 van Paul Van Caeneghem, Tinnenpotstraat 10 B-9000 Gent.(vermeld ‘Splinters’).

DE BENIEUWDE RONSENAAR

FIETSERSBOND RONSE
ONDERZOEKT FIETSPADEN



BELANGRIJKSTE
CONCLUSIES


‘Stad op wieltjes’, de jaarlijkse promotie-actie van het stadsbestuur, werpt zichtbaar vruchten af. Fietsen wordt ook in Ronse steeds populairder. Daardoor stijgt ook de aandacht voor tekortkomingen van fietspaden.

De Fietsersbond afdeling Ronse onderzocht van september tot oktober dit jaar de kwaliteit van de fietspaden in Ronse. Sinds 2007 biedt zij haar afdelingen een meetfiets aan om de fietspaden de testen op schokken en trillingen. De resultaten van dit onderzoek worden bezorgd aan het Gemeentebestuur, de mobiliteitsambtenaar en alle andere betrokken diensten.

Hiermee krijgen Ronsese de beleidsverantwoordelijken een instrument om vernieuwingsplannen te toetsen. Alle fietspaden langs de gewest-, provincie-en gemeentewegen en enkele centraal gelegen fietsdoorsteken werden onderzocht. Naast het fietscomfort werden ook de breedte en de veiligheid van de fietspaden objectief gemeten. Dit project kwam tot stand op initiatief van de Fietsersbond Ronse en dankzij de medewerking van Marnix Dejonckere, leerkracht in de Wielerschool van KA-IPB Ronse, en van zijn leerling-wielrenners Sam Willems, Marik Engels, Robin Van Goethem en Xandro Meurissen.

De Benieuwde Ronsenaar geeft u hierna de blangrijkste conclusies.


Al behoorlijk geïnvesteerd

Het totaal aantal km fietspaden in Ronse nl. 38,882 km toont aan dat er in het verleden behoorlijk geïnvesteerd werd in de aanleg van fietspaden. Hierbij valt op dat de meeste toegangswegen naar Ronse voorzien zijn van fietspaden. De Ommegangstraat vormt hierop een spijtige uitzondering. Meer daarover verder.

Grote verschillen

Er zijn grote verschillen zowel wat de kwaliteit van het wegdek als de breedte en de buffer van de fietspaden betreft. De comfortscores zijn zeer uiteenlopend. Ze variëren van de beste score (Viermaartlaan, richting Doorniksesteenweg) tot de slechtste (Ninoofsesteenweg, richting Centrum).

Slecht wegdek

Uit de scores blijkt dat de staat van het wegdek op sommige plaatsen ronduit slecht is. Zoals bijvoordeeld: Snoecklaan , Ninoofsesteenweg, Ezzeelsesteenweg, Rozenaaksesteenweg en de Viermaartlaan. Een beter onderhoud en vernieuwing van verscheidene trajecten dringt zich dus op.

Nood aan vrijliggende fietspaden

Op bepaalde trajecten zoals in de druk bereden Zandstraat, die bovendien gebruikt wordt voor de omleiding van het zwaar vrachtvervoer, laat de veiligheid van de fietsers te wensen over. De bestaande plannen voor vrijliggende fietspaden moeten hoogdringend uitgevoerd worden.

Gevaarlijke op-en afritten

Het op-en afrijden is globaal genomen een ernstig probleem bij alle verhoogde fietspaden. Bij aanleg van nieuwe fietspaden is het aan te raden het tracé te laten doorlopen bij kruisingen met niet-prioritaire zijstraten.

Grote verschillen in afwerking

Nieuwe fietspaden scoren heel wat beter dan oude. Maar ook bij recent vernieuwde fietspaden bestaan er voor hetzelfde gebruikte materiaal (asfalt, cementbeton en klinkers) grote verschillen wat de technische afwerking betreft. Zo scoort de betonlaag van de Zonnestraat opvallend beter dan die van het nieuwe gedeelte van de Doorniksesteenweg.

Nood aan kwaliteitsstandaarden

Er is nood aan kwaliteitsstandaarden voor oppervlakte- afwerking. Zulke standaarden zijn nog niet opgenomen in “Het Vademecum voor Fietsvoorzieningen”. Verder technisch onderzoek om kwaliteitsstandaarden vast te leggen is dus dringend nodig.

Twee gemiste kansen

De Fietsersbond hoopt dat bij alle toekomstige wegenwerken de beschikbare ruimte maximaal gebruikt zal worden voor de aanleg of verbetering van fietspaden. Vanzelfsprekend wordt verwacht dat bij de vernieuwing van de rijweg tegelijkertijd het ernaast liggende fietspad aan bod komt. Spijtig genoeg gebeurde dat niet in de Viermaartlaan en de Ninoofsesteenweg.

Fietroute zonder fietspad

De Fiesersbond wijst er tenslotte nog op dat de kwaliteitsmeting slechts op de bestaande fietspaden gebeurde. De Ommegangstraat - een toeristische fietsroute zonder fietspad! -kwam dus niet aan bod. Deze smalle en drukke gewestweg vormt de grens tussen Maarkedal en Ronse.

In oktober 2008 werd door het stadsbestuur een studiebureau aangesteld als ontwerper voor de aanleg van fietspaden. Het gemeentebestuur van Ronse treedt hierbij op als opdrachtgevend bestuur. De Fietserbond Ronse hoopt op een snelle realisatie.

Meer info: Fietsersbond.ronse@hotmail.com

BLUE MOON













Hoofdstuk 43.

We zijn immens rijk nu. Voor wereldberoemde artiesten is dat geen cadeau op het niveau van de scheppende daad. Ons creatief vermogen wordt letterlijk verteerd door teveel weelde. Alle Snukkende Snaren wonen tot overmaat van ramp allemaal bijeen, op welgeteld een paar cols van elkaar. We leiden een ondraaglijk licht bestaan in de gebakken lucht van deze zwoele, immer onweerachtige Maritieme Alpen. We hangen in het luchtledige tussen mythe en werkelijkheid, vullen onze dagen met ledigheid.

Rod, onze nieuwe frontzanger, bezet met zijn hofhouding poezen in zijn eentje de hele bovenste étage van de Monte-Carlo Beach. Hij speelt er hele dagen met zijn gigantisch Märklin-treinnet dat hij telkens weer laat ontsporen tot immense treinrampen.

Ron, onze nieuwe gitarist, probeert in zijn privé-hotel bovenop de Turbie aan de lopende band Russische matroesjka’s te versieren.

Mick, een mislukt zanger die we van compassie bij ons hebben opgevangen, scheurt als een puber op zijn rollerblades over de Promenade des Anglais.

Bill, onze ex-basgitarist, komt alleen nog uit zijn arendsnest bovenop de Col d’Eze om onze strapatsen digitaal te strikken. Hij wil de geschiedenis van onze ondergang vereeuwigen, voor onze fans all over the world.

Marie-Lou en Jeannien, onze backing-vocals, verzwelgen traag maar zeker in hun wellness-blubber.

Daar bovenop zorgen tientallen groupies rondom ons voor de nodige turbulenties tussen de clans die de Snukkende Snaren tot strijdtoneel maken van elkaar bestrijdende aandeelhoudersgroepen. We lijken wel een grootbank. We zijn de inzet van vijandige overnames.

*

Zelf heb ik ver van dit alles een verborgen stek gevonden aan het water. Aan de westkust van de Cap Martin. Ik verblijf er in de laatste woning van William Butler Yeats. Nu de uit de hand gelopen muzikale grap met de Snukkende Snaren op haar eind loopt, wil ik me definitief terugtrekken in de anonimiteit.

Ik probeer hier nu een totaal onbekend schrijver te worden. Het lukt me maar niet. Ik heb een enorm imagoprobleem. Om van mijn ego nog te zwijgen. Als didgeridoospeler ben ik veel te wereldberoemd. Ik droom van een armoedig bestaan, in de anonimiteit van deze schrijfkamer die ooit die van Yeats was.

In werkelijkheid krijg ik hier alle welstellende en geslaagde aboriginals uit Down Under op bezoek die me beschouwen als een levende legende. Ik probeer hen uit te leggen dat ik er definitief mee gekapt ben. Ik toon hen de didgeridoo die ik bij wijze van een of ander verdrongen verlangen, boven mijn bed heb opgehangen. Ik probeer hen uit te leggen dat ik nu een onbekend schrijver ben.

Maar nee, ze geloven me niet. Ze willen me op de foto met mijn didgeridoo. Wat ik schrijf, mijn duizend gedichten, mijn tientallen filosofisch doorleefde reisverhalen (bijvoorbeeld mijn meesterwerk ‘Zen en de Kunst van het Vespa-onderhoud’), mijn grote Bildungroman van meer dan duizend vellen, mijn ‘Bootberichten’ uit New Foundland, het interesseert hen allemaal geen moer.

(Of ik toch maar dat streepje didgeridoo wil blazen waarmee de Snukkende Snaren zo wereldberoemd geworden zijn. Yesterday?)
*
Ik doe er nochtans alles voor om een authentiek, verguisd en onbekend schrijver te worden. Ik werk me daartoe doorheen alle praat van Bukowski, wroet me door de schrijfrollen van Kerouac, pijnig mezelf met John Dos Passos, slaap in bij Faulkner, kom op adem bij gevilde stierenkalveren van Annie Proulx, imiteer John Fante in zijn verraderlijke eenvoud, leg een hele collectie Moleskine-schriftjes aan om elke ingeving van het moment in te noteren.

Niks helpt: ik ben en blijf de beroemde didgeridoospeler van de Snukkende Snaren.

William Butler Yeats kreeg hem in 1923, de Nobelprijs. Deze plek heeft dus alles om er te schrijven. Yeats probeerde het en ging dood. Van verveling, ik zweer het je. Hij dacht dat hij hier rustig forever young zou kunnen blijven liggen. Met uitzicht op Monaco.

Zijn fans hebben hem gered. Ze hebben na tien jaar zijn stoffelijk overschot versast naar zijn ware bestemming in de parochie van zijn bompa die daar met de kleine Yeats altijd op een bank placht te zitten, naast het standeeld der gesneuvelden. Drumcliffe. County Sligo.

Oh Irish men
forget the past..
Wake up for
the diddle
of the di-doo-day…
*
Het valt niet mee om onbekend te willen blijven. Nochtans, er zijn er zovelen die het wél lukt. Maar nee, alles wat ik onderneem, staat hier meteen in de Nice-Matin en wordt ‘s anderendaags overgenomen door de wereldpers.

(Mijn privé-mails naar mijn vriendin Ségolène waarin ik haar aanraad van kapper te veranderen, de korte knip kijk naar Martine Aubry. Mijn etentje aan de havenkant van Fontvieille met Tom Boonen. Mijn vriendschap met Barbara Bach & Ringo Starr).

Het wordt allemaal meteen op tinternet en joetjoebe gesmeten.

Maar dat ik als onbekend auteur in stilte voort schrijf aan mijn Opus Magnum ‘La Veuve Clicquot’. Dat dit de verzamelde oeuvres van Proust, Balzac en Henry James zal doen verbleken. Om nog te zwijgen van dat stukske mysticus William Butler Yeats hier op dat plaatje aan mijn voordeur… Nee dat alles gaat er bij niemand in.

Het is of de wereld het mij niet gunt, om onbekend te zijn.


'Blue Moon’. Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright Stef Vancaeneghem.
(De personages zijn fictief, vertelpersonage incluis.)

25 november 2008

OVER LEVEN VOOR GEVORDERDEN


Een rapsong met doodsbedreigingen.
Een opname met terreurbedreigingen.
Haat alom.

Ik ga dichter bij de sterren zitten. Op de planeet van de tederheid en de vriendschap. Bij mijn oude vriend Antoine de Saint-Exupéry:

‘Niets zal de verloren kameraad vervangen. Je kan geen oude vrienden maken. Niets is te vergelijken met de schat van gemeenschappelijke herinneringen, na zoveel kwade uren die je gezamenlijk hebt doorleefd, met zoveel onenigheden, zoveel verzoeningen, zoveel ontroeringen. Zulke vriendschappen maak je niet opnieuw. Je moet niet denken dat als je een eik plant, je dan spoedig onder zijn bladeren zal schuilen.’


'Over Leven Voor Gevorderden'. 'Virtueel Blogboek.'
Copyright Stef Vancaeneghem.

24 november 2008

DE NALATENSCHAP

















Hoofdstuk 17.

Victor

De achterkant van Stube 3 in Block 7 is maar tien meter verwijderd van de prikkeldraad. Al weken graven we er een tunnel die moet uitkomen aan de oever van de rivier. De toegang tot de tunnel ligt onder de laatste bedden in de hoek. Twee Fransen slapen er. Zij willen het erop wagen, het risico dragen van verklikking of ontdekking. Een timmerman zaagt heel zorgvuldig en geduldig een plank uit de vloer die we vrijwel onmerkbaar kunnen terugleggen na het graven. Iedereen zorgt op zijn manier voor graafmateriaal. Zelf kan ik een olielampje ‘arrangeren’ in de fabriek.

We graven ’s nachts een paar uur door, in ploegen van twee. Dit komt bovenop het labeur overdag, de kou en de vreselijke honger. We geraken totaal uitgeput. Maar we geven niet op. Onze Blocks staan op palen, zo’n twintig centimeter bovengronds. We graven eerst een lange gracht, onder de barak door. Dan duwen we de aarde langs weerszijden onder de plankenvloer. Met de aarde uit de tunnel vullen we de gracht onder de Block.

We graven in onstabiele zavelgrond. Uit onze bedden onder de strozakken plukken we daarom plankjes van 60 centimeter, om de tunnel te stutten. Na weken graven is onze tunnel eindelijk af. Hoogtijd. We zijn totaal kapot. En er is een nijpend gebrek aan plankjes. Vooral zien dat we dit verborgen houden voor onze bewakers. Totnogtoe is het ons allemaal mooi gelukt. Het gat dat uitkomt op de rivier dekken we af met graszoden. Het is wachten nu, op het geschikte moment. Dan wagen we alles of niks. Blijven we hier, dan wacht ons een zekere dood.

*

‘Mützen ab!’

Verzamelen geschreeuwd, geduwd en gestampt aan de galg. Twee uur lang het roffelende geluid van onze houten zolen op de bevroren sneeuw. Als alle Kommando’s binnen zijn, verstomt de muziek abrupt. Duitse stem. Schor geschreeuw. Lange, toornige monoloog. We kennen het ritueel. De man die moet hangen, wordt ervan beschuldigd muiterij te hebben willen ontketenen in zijn Block. Allen horen we de kreet van de stervende.

‘Kameraden, ik ben de laatste. De Engelsen en de Russen naderen!’

We blijven daar met zijn allen staan. Krom, grauw, gebogen. We ontbloten het hoofd. Het valluik gaat open. Het lichaam schokt vreselijk na. De fanfare zet weer in. We marcheren in het gelid aan de laatste stuiptrekkingen van de stervende voorbij.

Aan de voet van de galg kijken de SS’ers met onverschillige blik toe hoe wij langs trekken. Hun werk is gedaan en goed. Er zijn geen mensen meer hier. De laatste hangt boven ons hoofd. De Russen of de Engelsen of de Amerikanen zullen niks meer vinden dan getemden en uitgeblusten. Van ons valt niks meer te vrezen. Geen muiterij. Geen sabotage. Geen opstand. Geen opstandige blik. We zijn al dood. Als we niet vluchten, zijn we al dood.

*

Maar we moeten en zullen het halen. We moeten overleven. Zelfs al ogen we steeds meer als skeletten, één ding pakken ze ons niet af: het vermogen om te weigeren beesten te worden. Daarom blijven we ons wassen zonder zeep, met vuil water. Daarom drogen we ons af met onze jas. Daarom proberen we toch elke dag onze schoenen te poetsen. Daarom blijven we rechtop lopen. Niet uit ontzag voor de nazidiscipline, maar om te blijven leven. Om niet te beginnen sterven.

De KB is de afkorting van Krankenbau, de ziekenbarakken. Het zijn er acht. Precies gelijk aan alle andere barakken maar ervan gescheiden door een hek. Weinig gevangenen blijven er langer dan twee weken, niemand langer dan twee maanden. Binnen die termijn zullen we doodgaan of beter worden. Wie de neiging vertoont om te herstellen, wordt in de Krankenbau behandeld. Wie achteruit boert, gaat naar de gaskamer.

*

Dezelfde droom. Steeds weer opnieuw. Ik ben weer thuis, in Ronse. Ik heb zoveel te vertellen. Maar de anderen luisteren niet.Wat ik te vertellen heb, laat hen zelfs totaal onverschillig. Ze praten door elkaar, doen alsof ik er niet ben. Mijn vader kijkt me aan zonder iets te zeggen, gaat weer voort. Ik vertel mijn droom hier aan Theo. Hij heeft ook al zoiets gedroomd zegt hij. En nog andere gevangenen ook. Misschien dromen wij hier allemaal hetzelfde. Waarom geloven ze ons niet? Omdat het zo onwaarschijnlijk is? Wat is de zin van het leven? Er bestaan hele boeken vol filosofie over. Voor ons ligt de vraag hier veel eenvoudiger. Hier en nu is de zin van ons leven: de lente te halen.

Bij zonsondergang gaat de Feierabend-sirene die het einde van het werk inluidt. Het betekent voor ons een paar uur wat minder honger lijden. Er wordt niet geruzied. Onze bewakers zien voor eventjes geen aanleiding om ons te slaan . Een paar uur kunnen we ongelukkig zijn op de manier van vrije mensen.

De SS’ers azen op onze gouden tanden die ze vroeg of laat uit onze levende of dode kaken gaan rukken. Smokkelwaar die recht vanuit onze mond in hun handen komt. Hun morgenstond heeft goud in onze mond.

Het regent nu dagen aan een stuk door. Buiten het kamp rijdt een boer met zijn kar over onze tunnel, zakt er met zijn wiel in weg. De twee Fransen die boven het gat naar de tunnel slapen worden naar de Bunker gesleept. s’Anderendaags verzamelen geschreeuwd geduwd en gestampt aan de galg voor het ritueel.

‘Mützen ab!’

Fanfare.

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording van de bronnen cfr.9.08.2008)

BEAU MONDE

KASTEEL PORTOIS WORDT PORTUS














‘Portus’ is de naam waarmee het voormalige ‘Kasteel Portois’ aan het Malanderplein vanaf vandaag een nieuw leven begint als Congrescentrum. Het gebouw, dat ooit toebehoorde aan advocaat Michel Portois, een telg uit de bekende textielfamilie die het ooit tot voorzitter van de Handelskamer schopte en in die hoedanigheid ook als een alom gewaardeerd getuige figureert in de stukken over het bewogen proces Vindevogel, is nu eigendom van Philippe Clarijsse (van de brouwerij ‘Felix’ uit Oudenaarde). Die verhuurt het gebouw op zijn beurt aan zakelijke duizendpoot Koen Lecluse uit Dilbeek. Lecluse is in één van zijn vele levens zaakvoerder van de rioolruimersmastodont Innovec en naar verluidt ‘een man van tien nieuwe ideeën per uur’ die zijn hart verpand heeft in en aan Ronse.

Hij leidde ons zaterdag rond in de totaal gerenoveerde patriciërswoning die nu is omgetoverd tot een parel van een Congrescentrum voor bedrijven en organisaties en voorzien werd van de meest moderne accomodaties. Tot en met airco en internetaansluitingen alom.

Aan de ‘sociale geschiedenis’ van het gebouw herinnert nu enkel nog dit ‘twijfelachtige’ opschrift boven de schouw in één van de salons waar op de gezondheid van de wevers bijwijlen oude Port werd gesavoureerd: ‘Arbeid verheft het volk’.

Althans: zolang fabriek of bank niet in vereffening gaan…

‘Portus’ is als idee en als realisatie een schitterende aanwinst voor Ronse. Een mooi stuk erfgoed krijgt een nieuwe interessante bestemming. Dat kan ons als Ronsenaars alleen maar verblijden. Succes gewenst. Directeur van Portus is Chantal Suys.

Info: 0800 11 422 en 055 300 226
info@portus-ronse.be en www.portus-ronse.be