13 december 2021

 BETOVERINGEN (33).

DIVIDE ET IMPERA.
MET RADICALISERING EN PRIVATISERING.

Als ik Jan De Lichte zie, verhalen lees van schrijfmeesters Boontje en Walter Den Broeck, hoeveel bloed zweet en tranen om de kloof te dichten tussen onzegbaar arm en schandalig rijk, schavot na schavot, staking na staking, hoe er in mijn prachtige groene stad op de grens van meer dan één ‘eigen volk eerst' vier jaar gewacht wordt om dan met peanuts tegen de armoede voor de proppen te komen met er bovenop de arrogante dreiging van nog meer ‘privatisering’ en verdere radicalisering, dan is wat ik voel plaatsvervangende schaamte om de diepe barre armoe die ik hier vandaag zie.
En vooral: waar ze vandaan blijft komen in een armoe bestendigend systeem dat ik ooit beschreven heb in de ‘Schietpoeldynastie’. Het verhaal van de paternalistische aandeelhouder met zijn schouderklopje en zijn alleenzaligmakende wet van vraag en aanbod. Hier en nu : aan de pomp en op je energierekening.
Mijn verhaal, in standpunten, romans, film, theater en op deze vaak zo a-sociale media, is dat van een vergeten verguisde unieke stad in het mooiste dal van Vlaanderen. Balancerend op menselijke meerwaarde vanuit de twee landsdelen. Mee bevolkt door nieuwe stadsgenoten uit alle windstreken. ‘Er kan ons heel wat afgenomen worden, maar niet onze herinneringen en verhalen,’ zegt de Ierse auteur McCann. ‘Dat is wat thuis betekent’. Zo ook voor mij. Hier, in Ronse.
*
Dan zie ik aan het College de limo weer komen voorschuiven, met erin mijn generatiegenoten, de erfgenamen van het grote machtige Utexbel.
Dan zie ik aan de Olifantstraat naast het klooster van de Arme Klaren Séraphin de magazijnier zijn coupons in rekken mikken.
Dan zie ik Cyriel Vanderkimpen met zijn kruiwagen over de kasseien van de fabriekskoer dokkeren.
Dan zie ik Georges Kongo met hete hangijzers bezig in de smidse.
Dan zie ik de wevers doende aan hun getouwen, de spinsters naar me knipogend, bezig aan hun ‘besogne’.
Dan zie ik mijn bompa in zijn glazen kooi bezig aan zijn tabellen en ik daartussen met mijn ‘devoir’ voor meester Dhaeze.
Dan zie ik me knikkeren met mijn beste maatje in de Cité Bara. Gaan we als twee Kleine Prinsjes naar de sterren kijken op de Kloef. Kleine Beer. Groot Zeer.
*
Tot ik uit mijn dagdroom gerukt word: in de wereld om me heen vandaag. Met dat oh behoudsgezind ‘armoedeplan’ van twee tot acht miljoen en in het rond dansende cijfers al naargelang de promopraatjes van mensen die net zomin als ik, bourgeoiszoon met niks dan geleerde turven in goud op snee om me heen, ooit echte armoede gekend hebben. De wereld zoals beschreven door Edouard Louis.
Een ‘armoedeplan’ als zoethouder. Schone schijn van een zelfverklaarde nieuwe elite die zich beter acht dan al de rest. Die zichzelf verheft tot de Orde van de Nouveau Beau Monde.
Een plan, gepresenteerd met stoere extreme praat, bol van radicalisering en dreigende totale privatisering. Maximale boter bij de vis voor zichzelf in vele vette mandaten. Wrevel, ongenoegen en minimale samenhorigheid bij het plebs dat voor hen morgen kiezen zal.
Divide et impera.