14 december 2007

BLUE MOON


6.

Solange trekt haar goddelijk lichaam op aan de tapkranen van de Silicon Valley.
Ze duikt met haar gezicht in de spoelbak, showt me haar nieuw rood kopke. Purperen zuigzoenen sieren haar hals. Solange is de dochter van Kitje, onze marraine. Zij heeft helaas geen geld voor Strelli ofschoon Olivier haar als gegoten zitten zou, zeker weten. Solange moet elke euro zelf verdienen. Ze krijgt het niet zomaar in de schoot gesmeten. Zoals bepaalde Truttes die zij noch ik hier noemen zullen. Ze trekt zich uit de slag met leuke afdankertjes van de Pakistani op de braderie. Een gespikkelde jeans van Pietro Antonio Locatelli. Een kanariegele sweater van Tomaso Albinoni. Navajoboots van Arcangelo Corelli. Solange is onze engel. Zij maakt ons leven als Snukkende Snaren draaglijk als de tsunami ons hart overspoelt met wilde golven van passie. Dan vindt Solange voor ons de simpele woorden van troost die ons verder helpen door de shit van het bestaan. Dat gisteren niet meer bestaat, fluistert ze ons dan toe met de stem van dat meisje in ‘Ecoute mon coeur qui craque craque craque’. Dat we er dan ook niet moeten over zagen. Dat morgen hoogst onzeker is. Wie zal het zeggen wat er ons nog allemaal te wachten staat? We kunnen dit weekend misschien al de Euromillions winnen. Als het haar overkomt, koopt ze een duplex met een jacuzzi in Almeria en een BMW X3 en zien we haar hier niet meer aan de pompbak. Of we kunnen de spierziekte krijgen. Dan kunnen we geen vlieg meer van onze neus slaan. Wat staan we hier dan te janken? We moeten pakken wat we kunnen.

Wij willen haar graag pakken, Solangeke. Doch haar moeder Nicole 'Kitje' waakt dus geen gedoe achterin het zaalke haar dochter is geen hoer ze is wel altijd vriendelijk met de klandizie MAAR DAAROM NOG GEEN HOER VERSTAAN WE HAAR GOED ZE GAAT HET ONS MAAR EEN KEER ZEGGEN.

De zon danst in Solange haar naam en in haar lichaam.

‘Oh soleil, soleil!’
‘Solange, Solange’

The Middle of the road to nowhere.

Soms reinig ik mijn didgeridoo van de restanten spaghetti op de tonen van dat lied en eren we aldus bij het stemmen van onze instrumenten Solange haar schoonheid. Ze is een engel, zoals haar naam het zegt. Een engel die zingt als een godin. Voorlopig wil ze de stap naar één van de drie micro’s bij onze Snukkende Snaren niet zetten. Onze chef heeft het haar al gevraagd. Dit op ons hardnekkig aandringen nochtans.

‘Zo’n kans mogen we niet laten liggen chef.’
‘Met de tamboerijn tegen elleboog en knie voor de ambiance chef.’
‘Een doebiedoewa hier een wow-wow-wow daar chef.’
‘Een aantrekkelijke support chef.’

Doch ze is nog niet klaar voor het grote werk. Na onze repetitie zijn we allemaal samen haar ontluikend zangtalent gaan scouten in een Karaokebar in Basècle voor een vreemd publiek dus incognito. Solange zong er Sunrise van Norah Jones en Steamy Window van Tante Tina.

‘PRACHTIG!’
‘ZINGT ONS NOG EENTSE’
‘WE WANT MORE!

Solange is zot van Tina Turner, van haar exempel als zangeres als sterke persoonlijkheid en als vrouw die het klappen van de zweep kent. De film van haar leven met Ike heeft ze wel al vijftien keer bekeken op haar draagbare DVD-speler van de Carrefour. Solange had zelf ook negresse willen zijn. Maar dan wel een Amerikaanse gelijk de gezusters Williams met oog voor de mode en niet gedrapeerd in van die groene tafellakens met bloemen erop. Ze is ons schatje, Solange. Alles zouden we haar vergeven zelfs dat vreselijk nieuwe kopke van haar.

‘Awel, wa zegt dat? ‘

Als duimspijkers op een trekijzer worden onze ogen aangezogen door de zilveren kruiskegod die als een hete bok de salsa danst over de hellingen van haar droomlandschap. Genieten middenin de glooiingen van Solange.

‘Terracotta van Casting.’
‘Crème Gloss.’
‘Verzorgende kleuring.’
‘Zonder ammoniak.’
‘Ge zegt niks.’

‘Helemaal Hale Berry maar dan wel in Sienarood’, probeer ik. Betrapt mijn blik afwendend van haar Hotel Paradiso.

‘Met iets indringends van Scarlett Johannson.’
‘The Girl with the Pearl Earring.’
‘Als in een schilderij van Johannes Vermeer.’
‘Ge lacht weer met mijn wezen, he?’
‘Nee, echt niet kindje.
'Ge zijt voor in te bijten.’
‘Er zijn er zo te zien nog die dat vinden.’

Trots om haar bewezen begeerlijkheid lacht ze de diamant tussen haar tanden bloot.

‘Wanneer zet ge nu eindelijk de stap naar onze groep?’
‘De anderen zeggen het ook.’
‘Solange kan zingen gelijk Amy Winehouse.’

(En zuipen ook, voegt de drummer er aan toe. En al de rest ook. Doch dit vertel ik haar niet. Waar is dat goed voor? Het leven is al zo kort. Gaan we mekaar nog een beetje gratuit gaan kwetsen ook, ja? Als Solange voortaan door het leven wil als de eerste de beste roste teef in de plaats van als de mooie Angelina Jolie van voorheen, dan moet zij dat zelf weten. Dan moeten we daar respect voor hebben. Wie zijn wij als Snukkende Snaren om daar iets tegen op te hebben? Het is niet omdat we gevierde rocksterren zijn dat we daarom moeten denken dat we meer zijn dan een ander.)

‘Blue Moon’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

13 december 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR






DE NETWERKEN VAN RONSE

Luc Dupont keek op naar de buste van Napoleon en riep André Bellinck tot zich.. ‘Beste vriend André we zijn hier to-taal- niet -goed bezig. Gij en ik.’ ‘Hoedadde Luc’, zei André. ‘Ik draai hier dag en nacht mijn kerstballen af en…’

‘Potverdorie onderbreek me niet!’ zei Luc Dupont die als godvrezend mens nooit Godverdorie! Zegt. ‘Kritiek. Kritiek. En nog eens kritiek! Ik kan mijn kop niet buiten steken of ik krijg zaging. Over de zwervende vuiligheid, de velopaden, de passerelle die staat te rosten, de Sint-Martens die een musee moet worden, de plassen op de parking aan statie, de files aan de Kloef en in de post. Neen, we zijn niet goed bezig gij en ik. We missen een netwerk om al die kritiek te counteren. Ik ben het beu beu en beu.’

Met zijn pochetje van Karl Lagerfeld blonk André Bellinck zijn speldeke van de Marnixring op, spoot dan een wolkje Paco Rabanne achter zijn tuitende oren en smeet zijn lichaam in één van de leunstoelen d’époque.

‘Kijk voilà. Zo moeten we dat doen. ’ Luc Dupont smeet de Knack op tafel waarin het gigantische Netwerk van De Croo helemaal uitgetekend werd. Allemaal mensen die hun leven zouden geven voor De Blauwe van Brakel. In ruil waarvoor De Croo hen de langste arm uit de geschiedenis van België garandeerde.

‘En wat heb ik als netwerk? Zuster Magdaleen? Kanunnik Dewolf? Gaat daarmee naar den oorlog! Samen mossels in ’t Sas van Gent en sigaren in Terneuzen. Is dàt netwerken ik vraag het aan.’

André Bellinck trok aan de Balmoral die hij van de kanunnik gekregen had na een vergadering over de nieuwe encycliek van de paus die zei dat leraren van het katholiek onderwijs op zondag weer naar de mis moeten en blies een aureooltje boven het hoofd van zijn vriend.

‘André, kijkt potverdorie toch eens rond hier op het stadhuis! We zijn hier vergeven van netwerken. Netwerk Gunther Deriemaker: alle mama’s van kinderkribben, op speelpleinen, op markten, op kermissen, alle papa’s van sporters, alle bommels jong en oud. Ronse is één gigantisch Gunther-netwerk.’

André wou wat zeggen maar Luc was hem voor en zei: ‘Potverdorie!’ ‘Netwerk Pol Kerckhove. Alle werklozen, heel de horeca, heel het uitgangsleven.’

André Bellinck wou wat zeggen over de socialisten van Charleroi maar Luc Dupont onderbrak hem en zei: ‘Potverdorie!’ Netwerk Jan Foulon: alle tsjeven van Brussel, alle judokats, alle Marnixers, alle Jonge Kamerders, heel de Klijpe, heel Wittentak, heel de toneelbond langs de kant van zijn vrouw, al de geassureerden, al de kanovaarders op de Ourthe. Netwerk Diederik Van Hamme. Alle dokters die voor niets willen parkeren, alle fans van Cyprianus de Rore alle..Potverdorie! Netwerk Leander De Cauter. Alle ketters, alle logebroeders, alle vrijdenkers alle….Potverdorie! Netwerk Tom De Putter. Alle sigarenrokers, alle Anderlechtsupporters, alle Potverdorie! Netwerk Suzy Arijs. Hare man. Hare man en hare man …‘

Kalmeert u toch een beetje Luc’, zei André. '’t Is geen avance van u zo op te jagen. Luister, ik zal eens bellen naar Benoît Wittamer van de Royal Renaix Hockey, José Béatse van de Châtons, Nadine Dekens van de Hospitaalvinken, Benito Saelens van de Seingevers, José Bellinck van de Trompetters, Jean-Claude Deblocq van De Kiloprutsers om een tour d’horizon te doen.’

‘Godverdomme, André’ ’t is nie mogelijk! zei Luc Dupont. Die daarmee definitief alle geloof in het netwerk van god liet varen en de avond zelf als meester werd opgenomen in het loge-atelier van De Morgenster.

Walter Ego.

Copyright Stef Vancaeneghem en Passe-Partout.

DE KONINKLIJKE RONSENAAR













Alles wat u altijd wilde weten
over het
Koninklijk Bommelspaar
en hun gevolg
(agenda, foto's, royaltyleven enz)
op de prachtige site:

www.koningspaar2008.be

11 december 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR














WERELDWINKEL IN RONSE: SAMEN KAN HET OOK

Sinds vrijdag heeft ook Ronse een Oxfam Wereldwinkel in de Wijnstraat 31. Dit project is opgezet door vrijwilligers van zowel de autochtone als allochtone gemeenschap mèt de steun van het stadsbestuur. Deze winkel voor het goede doel wordt uitgebaat op volledig vrijwillige basis.

‘We openen hier niet alleen een nieuwe wereldwinkel, we brengen ook een teken van hoop.’ Aldus gedelegeerd bestuurder van OXFAM Wereldwinkels Koen Van Bockstal.‘Onze winkel laat ook zien dat een verdraagzame en solidaire samenleving kan.’

Oxfam Fairtrade koopt producten van kleine of middelgrote producentengroepen in het Zuiden en betaalt hen daarvoor een eerlijke prijs die de producent een waardig inkomen garandeert.

10 december 2007

BLUE MOON



5.

Ik stap door de straten van de stad, hoor alle verhalen van opgekropte woede. De turnleraar is werkonbekwaam. In aanwezigheid van zijn leerlingen afgetroefd door een vader die vindt dat zijn dochter niet hoort te turnen in korte broek. Anoniem wordt me de origine van de gewelddadige vader meegegeven. Want een schrijver moet schrijven. Schrijf schrijver, schrijf.

Lezen en herlezen zal ik. De Pest van Albert Camus. De Vreemdeling. Reis naar het einde van de nacht van Louis-Ferdinand Céline. De Geruchten van Hugo Claus. Schaamte. Het Verdriet van België. De Helaasheid der Dingen van Dimitri Verhulst. En alle titels bijeen die mijn walging en vertwijfeling vertolken.

Ik stap door de straten van de stad, hoor hoe het laatste geduld onomkeerbaar om het kookpunt kantelt. Hoe, in withete bubbels van boosheid, de woede haar weg zoekt. Hoe de ontzetting zich nestelt in het hart van de mensen. Hoe de koleire om wat de ander overkomt, omslaat in diepe angst om wat morgen aan de bankcontactterminal wacht.

Ik zie ik voel ik hoor op mijn tochten door de stad hoe die woede overkookt, een kreet om zelfverdediging en vergelding wordt. Ik zie en voel en hoor hoe de eindejaarsshoppingpret donker kleurt, de dreiging van de duisternis induikt. Als een cadeau zonder geschenkverpakking.

De kerstman heeft zijn bivakmuts op. Herders is het geraden 's avonds thuis te blijven. Alle brave schaapjes binnen. Wie nog langer buiten rondhangt, wie nog kijken wil waar de sterre stille staat, doet dat voortaan op eigen risico.

De Drie Wijzen worden geacht neder te knielen en hun geschenken af te geven. Onder de koele loop van een colt. Knielen wij neder, voor de nieuwe god genaamd Mammon. De tijd van de waanzin is terug.

Een schrijver moet schrijven. Wie 'het' schrijft, wordt zelf geofferd op de slachtbank van de correcte schriftgeleerdheid.

Tombe la neige. Ik stap door de straten van mijn stad, droom van een witte kerst met sneeuw op de heuvelen. Ik zie de kinderen weer glijdend op de flanken. Ik droom van ongeschonden schoonheid.

Schrijven? Zeemzoet zal ik zijn. Naïef. Dromen zal ik.

Dream. Dream. Dream. Van liefde van vriendschap van kameraadschap van broederschap van vrede. Ik ontzeg elke laffe bivakmuts het recht om onze dromen te roven. Ons codewoord is alles wat noch gekocht noch geroofd kan worden.

Terug thuis haal ik de oude stal van stal. Ik ben een jongentje van tien nu. Ik ben Atréjoe in Het Oneindige Verhaal. Ik ben Mondo, in de mooiste story van J.M.G. Le Clézio. Ik schuif Balthazar voor de voeten van Gaspar. Ik ga aan de haal, tot ver voorbij de schapen en de kamelen en de hele caravanserail, met Melchior. Ik pluk steeltjes stro van het dakje. Dek er het kindje mee toe. Tegen de kilte van mijn stad in deze nacht zonder sterren.

Morgen ontwaak ik uit mijn nachtmerrie. Morgen is alles als voorheen. Het is niks. Een kwade droom. Meer niet. Morgen houden we met zijn allen weer van elkaar. Morgen is er weer nieuwe hoop en kan er ons niks meer gebeuren. Morgen kijken we samen naar slierten sterren. Duiken we de berg naar beneden op onze slee. Met de ogen dicht. Morgen turen we naar het vuurwerk, is het carnaval in ons heelal.

Niemand die onderwijl onze zakken leeghaalt.

‘Blue Moon’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.