16 januari 2009

JOURS DE FRANCE














On dirait le sud
le temps dure longtemps
et la vie sûrement
plus d’un million d’années
et toujours en été.

'Le Sud'. Nino Ferrer.


1.

Menton. Hôtel L’Aiglon. Ik ben vijftien en wil de Middellandse Zee in voor altijd. Onder de oude stadsvestingen, vlakbij het kerkhof waar de Russische prinsessen rusten, zal ik in het heldere azuurblauwe water stappen, van daar weg crawlen richting Cap Corse. Ik zal het doen lijken op verdrinking. Te sterke onderstroom. Opstekende Mistral. Ik zal me laten vermalen door de machtige schroeven van een Riva-speedboot met een dek van teak en erop Raquel Welch, glanzend van de Ambre Solaire. Voer zal ik zijn voor een school Saint-Pierre-vissen die naderhand opgevist als gegrilde lekkernij de veeleisende hotelgasten even tot onderbreking van hun oeverloos gemekker dwingen zullen. Aan wat de gluiperige murena’s en de messcherpe barracuda’s in het diepste blauw met de restanten van mijn lijf aanvangen zullen, wil ik even niet denken. De kustwacht zal me zoeken, nooit meer vinden.

Vijf regels in Nice-Matin en Var-Azur.

‘Jeune Belge disparu en mer.’

Mijn eerste kennismaking met de glinsterende leegte van buitensporige weelde onder de zuiderse zon zal aldus meteen mijn laatste zijn. De liefste tante van de familie en mama doen er nochtans alles aan om het me helemaal naar de zin te maken. Vanavond zijn er aan de havenkant optredens gepland op het grote podium van Radio Monte-Carlo, met Sheila en Nicoletta, Hervé Vilard en Ronnie Bird. Ik mag het diner overslaan, zo ik dat wil. Of dan zullen ze wel wat lekkers opzij doen houden voor mij. Ik voel me overmatig verwend. Volkomen verdwaald in de stijve vormelijkheid van een luxe-hotel waar de gasten in de palmentuin en in de salons lijken op de versteende figuren in de Cape Cod-strandhuizen van een Amerikaanse schilder tegen de muur van het ‘Salon Bonaparte’.

Ik heb er het raden naar waaraan ik het dank dat ze uitgerekend mij hebben meegenomen naar dit luxe-oord voor oude rijken. Kun je het dan van mij aflezen hoe schuldig ik me voel aan alles? Aan de dood van mijn vader kort na mijn geboorte. Aan de afschuwelijke doodsreutel van mijn beste vriend en grootvader vijf maanden geleden. Aan de roemloze stopzeting van de familiale textielfabriek. Aan de afdankingen en uitbetaling van wevers en bedienden. Aan de hautaine minachting, de gratuite schouderklopjes en de valse complimenten van mijn nonkels en tantes voor het loyale en fidele huispersoneel. Aan de geheime huilbuien van mama, aan de knagende eenzaamheid die ik soms lees in haar vermoeide blik. Aan de hersenvliesonsteking van mijn broer met indrukwekkende punctie na. Aan de arrestatie van de oudste na een betoging.

Vooral aan de afwijzing
door het mooiste meisje
in mijn ideale wereld.

Ik heb niet teveel bij haar aangedrongen. Voor mijn schoolmaats en de buitenwereld ben ik de gelukkigste jongen van de hele Grieks-Latijnse. Alles op wieltjes en succes alom. Behoorlijke schoolresultaten en thuis op mijn wenken bediend. In werkelijkheid weet ik me al geboren voor pech, mislukking, ondergang, miserie. Teer gekweekt. In de watten gelegd, een watje. Al te broos en al te kwetsbaar. Totaal niet gewapend voor het grote werk, laat staan het kleine. Alle konijnenpoten zijn al uitgedeeld aan anderen wanneer ik ter wereld kom. Ik zie mezelf in een neergaand verhaal van kommer en kwel. Dat alles denk ik. Niemand die het gelooft. Naar buiten etaleer ik zelfvertrouwen, betweterige bazigheid en lichtgeraakte arrogantie.

Vanaf de ponton duik ik de blauwe diepte in. Waterman voor goed.

‘Jours de France’. Roman.
(Alle personages zijn fictief, vertelpersonage incluis).
Illustratie: ‘On dirait le sud’.
Copyright tekst en illustratie: Stef Vancaeneghem.

15 januari 2009

OVER LEVEN VOOR GEVORDERDEN





‘Vanmorgen had ik geen zin om op te staan. Ik ben 61. In de schoot van twee vrouwen heb ik ooit mogen thuis-en klaarkomen. Na de vechtscheiding met de moeder van mijn kinderen was er mijn Licht. Het schijnt nog, zoals een lamp die door te flakkeren aangeeft dat ze het niet lang meer zal uitzingen. Mijn Licht slaapt in ons huis al een jaar lang een verdieping hoger. Ik heb twee hernia’s en slokdarmkanker gehad, maar nog geen depressie. Die zit er nu aan te komen. Ik weet dat er Deanxit bestaat om die te bestrijden. Toch ben ik opgestaan. In een vlaag van zelfoverschatting en zelfverdediging wil ik mezelf staande houden door te schrijven. Geen pillen, geen therapeuten. Maar wel elke dag opschrijven wat ik ervaar, noteren hoe ik ervoor sta, mij herinneren wie ik geweest ben. Schrijven om te overleven en als het even kan een jaar lang. Daarom die 365.’

Zo begint literatuurprof Joris Gerits zijn dagboek. Oprecht. Authentiek. Met erin alles wat een dagboek tot literatuur verheft. En, anders dan je zou denken helemaal niet deprimerend. Ik heb dit boek eerst een paar keer teruggelegd, dan meegenomen als 'voordeelboek' nu lees ik het met enige vertraging. Een intense leeservaring. Dit letterlijke 'koopje' heeft namelijk de grandeur van ‘Het Verkoolde Alfabet’(in de mooie reeks Privédomein. Arbeiderspers) van Paul Dewispelaere, ook al een literatuurprof.

Hopelijk blijft Gerits schrijven. Er is in de Vlaamse rekken hoge nood aan zoveel oprechtheid tussen al het thrillende snel rijk-maakwerk.

Walter van den Broeck over 365: ‘Ondanks de onvoorstelbare hoeveelheid ellende die erin voorkomt, laat 365 je niet gedeprimeerd achter. Integendeel. Na de laatste bladzijde lijkt het alsof alles opnieuw begint te glanzen.’

‘365’. Joris Gerits. Meulenhoff/Manteau.

'Over Leven Voor Gevorderden’.
‘Tetietatutes’. Virtueel Dagboek.
Copyright Stef Vancaeneghem.

14 januari 2009

BLOG NOTE


















(Klik door voor details).

13 januari 2009

DE BENIEUWDE RONSENAAR


















De Renaixance is geen droom maar een realiteit die dag na dag haar kracht puurt uit de liefde voor Ronse. Dat is zeker het geval met Den Belleman, een ‘ronsisch onafhankelijk blad’ dat je nu op strategische meeneemplekken in de stad gratis meegraaien kan.

Den Belleman is een initiatief van Yann Verhellen en Jonathan Jouret. Het blad oogt heel fraai, is met zorg uitgegeven op hoogwaardig ecologisch verantwoord recyclagepapier en bevat interessante leesvoer over cultuur, politiek, lifestyle en sport. Het diepe Ronsegevoel straalt van alle bladzijden en niet in het minst die van ‘den bommel’ en ‘buuntsies nuitsies’.

Het blad verdient het alleszins om een blijverd te worden. Alle succes gewenst!

12 januari 2009

DE BENIEUWDE RONSENAAR

TARMAC TEISTERT
ONGEREPT STUK FIERTEL!



















Brief van een
Fierteldrager


Beste Stef,

Als Bobo telefoneert op een onzalig uur, dan heeft hij zich vergist of dan is het ernstig. Bobo is een fijne gast met een groot hart dat klopt voor deze stad. Bobo belde dus. Hij wou een pintje drinken en een klapke doen in ’t Klepke. Aangezien hij vrij ernstig klonk, kon van afstel geen sprake zijn.

'Koud buiten, hé, zeg ik hem. Kwestie van het ernstige gesprek niet uit de weg te gaan. 'Mijn ma heeft mij gevoerd', antwoordt Bobo. Wie hem al een beetje kent, weet dat hij eigenlijk vraagt of je hem na het klapke in ’t Klepke wil terugvoeren richting ’t stad. Ik maak de afspraak dat ik hem zal naar ’t stad voeren. Over het tijdstip waarop, maken we geen afspraak. Bobo kijkt me recht in de ogen. Ik ontwaar emotie. Dit moet ernstig zijn.

'Ze hebben tarmac 'oop oes kariere’ gegoten', trilt zijn stem. So what, flitst het door mijn gedachten. Wie haalt het nu in zijn hoofd mij daarvoor uit mijn huis te halen op een bar koude dag? Meer concrete informatie van Bobo leert me echter meer over de plaats van het gebeuren. Ik ben sprakeloos. Dit kan niet. Dit is niet mogelijk!

Uitgerekend dààr waar de Fiertel één van zijn hoogtepunten kent, daar is het onheil gebeurd. Daar waar Ronse Kluisbergen probeert in te palmen, net nadat we de taalgrens zijn overgestoken richting Vlaanderen en de lastige Karnemelkbeekstraat hebben overwonnen met de belders, de dragers en de moedige Ronsenaars achter het schrijn daar begint één van de meest heroïsche stroken van de hele ommegang: Eynsdaele.

Zit het weer mee, dan brandt de zon er op de hoofden. Dan stuift het stof zo de monden binnen, kruipt het dwars door elke vezel textiel. Bij mindere weersomstandigheden duwt de wind op het schrijn, geselt de regen de lichamen van de Fiertelaars. De belder put er uit zijn laatste krachten om zonder onderbreken, het zweet in de handen, het traject in één stuk te bellen. Deze passage hoort al evenzeer bij de Fiertel als pruimen bij konijn. De 'kariere' vormt mee het keizerlijke erfgoed dat onze stad rijk is.

Wel, beste Stef. Die 'kariere is er niet meer. Er zijn mensen die beslist hebben om er tarmac over te gieten. Voor de koetsen van de notabelen? Voor de gourverneur die zijn domein wil inspecteren? God mag het weten. Het is echt geen zicht. De donkere, nietszeggende tarmac op dat baantje. De ramp zal compleet zijn indien zou blijken dat het fluisterasvalt is. Dan gaan we 'de beele' ook niet meer horen, vrees ik.

Nooit nog zal daar de Fiertel zijn wat hij daar altijd is geweest. Weg de heroïek. Weg de passie. Weg het stof en het gekraak van het grint onder de botienen. Weg de moordende kadans. Weg authenticiteit. Weg de plaats waar jonge belders werden opgeleid. Weg het gevoel dat je hier op een wegeltje loopt dat nooit veranderde in de loop der tijden.

Zij die dit hebben gedaan, zal ik nooit vergeven. We moeten reageren, beste Stef. Misschien gaan ze nu ook de los in Rozenaken nog asfalteren? En misschien ook het schitterend paadje in de kouter van Saint-Sauveur?

Ik vraag Bobo of hij een methode kent die me toelaat dit droevige nieuws heel voorzichtig mee te delen aan mijn vrienden dragers en belders op de statutaire vergadering van de 'Maatschappij der Dragers van het Reliek van Sint-Hermes'. Mijn gedachten gaan daarbij uit naar Willy en Romain. Echt oud gedienden. Monumenten, gebeeldhouwd om te dragen. Ze 'bougeren' niet onder ’t keerie. Ze dragen sinds jaar en dag. Daar. Op die passage. Niemand kan het beter dan zij. Weg hun heroïsch stukje Fiertel. Bobo suggereert plots: 'Schrijf nen brief naar Stef.' Bij deze.

Wim Vandevelde
Fierteldrager