13 december 2021

 BETOVERINGEN (29).

GEJAAGD DOOR DE PEN.

'Hun bevlogenheid degradeert de lieden die in Vlaanderen en België het klimaat- en het cultuurbeleid uitstippelen tot een deerniswekkend amateurgezelschap'.
Dat schrijft De Morgen over Stefan Hertmans en David Van Reybrouck 'die allebei tot literaire sterren en intellectuelen met internationaal bereik zijn uitgegroeid'. 'Hebben de Vlaamse ministers ooit al met een arme gepraat?' luidt de titel van het groot gesprek met hen, opgetekend door Danny Ilegems in de weekendbijlage Zeno.
Als voormalig auteur bij Angèle barones Manteau voel ik me voor alle duidelijkheid zelf helemaal niet 'gedegradeerd' horend bij al wie niét tot de besloten intellectuele bubbel der literaire sterren met internationaal bereik behoort. Schrijven is en blijft tot mijn laatste snik mijn grootste genoegen. Met of zonder Angèle Manteau. Met of zonder mijn lieve bewaarengel daar Myriam Libert. Met of zonder goed mens Lionel Deflo aan mijn zijde. Dan nog liever zonder mercantiele nieuwe aandeelhouder-uitgever dan zonder één van mijn fidele lezers. De weg erheen vind ik vandaag zelf wel. Met dank aan blogs en sociale media.
Bon. Dit moest ik even kwijt aan 'de sterren van het literaire firmament' die ik ver van alle poeha als lezer diep bewonder en die hun succes van Merelbeke tot Bonnieux regel na regel zelf dik verdiend hebben. Wat me bij al die ronkende quotes en terechte laudatio in De Morgen steekt, is iets totaal anders dat me veel dieper gaat.
De vraag namelijk of gewoon zomaar eens gaan praten met een arme dan wél de gigantische kloof dichten zou tussen pakweg een Breleske bourgeoisietelg van mijn slag in zijn warme cocon en wat ik lees in boeken van Edouard Louis ('En finir avec Eddy Bellegueule') of wat ik zie in films als 'Fils de personne'.
Als ik nu na schooltijd vanuit mijn schrijfstekje in de file om mijn kleinkinderen rij, hier in Ronse of all places (sorry: niet Amsterdam, Brussel of de Provence) en die slierten nieuwe Ronsenaartjes zie optrekken, opgelaten hangjongeren achter de bib, schichtige gelukszoekers op het wandelpad aan De Ververij en achter het station, dan denk ik dat zij noch ik, noch wie dan ook erom gevraagd hebben en het ook niet helpen kunnen dat de wereld vandaag dat dorp geworden is van en voor elke verloren mens van goede wil.
Dan denk ik dat we met zijn allen spijkervast genageld zitten in elk onze eigen onoverbrugbare bubbel. Dat noch die literaire sterren met hun lezingen, hun gezaghebbende stem en hun internationaal bereik het diep verdriet en gemis van Edouard Louis kunnen breken. Noch de Vlaamse ministers. Noch dat 'deerniswekkend amateurgezelschap'.
En dan schrijf ik hier gewoon voort in mijn eentje mét alle kommer en kwel om me heen.. Ik kan niks anders en weet nog altijd niet wat ik later worden wil.
Dag aan dag schrijf ik voort. Nacht na nacht. Al was het maar om mijn machteloze koleire om zoveel onrecht door de pen te jagen. Helpt het niemand verder, dan lucht het alvast op.
Iemand nieuw hier in de buurt vraagt me : 'Jij schrijft toch boeken?' 'Bezigheidstherapie', antwoord ik. Het is géén valse bescheidenheid. Het is simpelweg sterker dan mezelf. Het antwoord op de vraag én het schrijven. Pour un bon mot, je donnerais ma peau.