08 juni 2007

VADER DAG


174. Doden laten rusten in vrede. Zal ik onderwijl voortleven: in onvrede met je eeuwige vrede. Fais le mort, papa. J’ai ta mort dans l’âme.

Een Tumba zoals die hier van Pablo Neruda zag ik voor jou wel zitten. Jij met je povere Patagonische Geschriften omtrent het scheren van schapen.

Ik bedenk er een nieuw grafschrift bij, kerf het met kreten in de poreuze steen van herinneringen die er niet eens zijn:

DE MAN DIE DOOD WAS.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.

07 juni 2007

STERRENKIJKER


13.

‘De Held van het vaderland’, mijn vijfde roman, bezorgt me een hoop verrassingen die me weer eventjes zullen verzoenen met schrijven in de schaduw van de literaire sterren.

Het eerste geschenk krijg ik van Lionel Deflo, mijn dan alweer ex-uitgever bij Manteau. Deflo was de man die na dat Gentse Fnac-debat met Kristien Hemmerechts (dertien aanwezigen, twaalf voor Kristien) aansprak met de vraag of het me zinde om bij Manteau te publiceren. Een hartelijk mens die totaal achter zijn auteurs bleef staan. In alle omstandigheden. Ook als ze het wat minder goed deden aan de kassa en de raad van bestuur mopperde.

‘De Held van het vaderland’, zo schrijft Deflo (inmiddels dus weg bij Manteau) in zijn eigen literair blad Kreatief ‘had zowaar een verhaal van Cyriel Buysse kunnen zijn. Of van Guy de Maupassant…Maar wat deze korte roman dan toch een eigen timbre verleent, is zowel de structuur, de verhaaltechnische opbouw als het particuliere van de schriftuur.

Via wisselende verhaalstandpunten bouwen verschillende personages de figuur van Achilles Musche op. De auteur gebruikt daarvoor diverse verhaaltechnisch middelen zoals bijvoorbeeld de monologue intérieur, de inwendige dialoog, de brief, het dagboekfragment, zodat door de diversiteit in taal-en stijlregisters ook de entourage psychologisch wordt geportreteerd.

De roman leent zich overigens uitstekent tot dramatisering of luistertekst. De auteur heeft oog en oor voor het levendige detail, dat zonder explicitering het tijdsgebeuren oproept en samen met zijn ironisch realisme aan zijn romans dat aparte koloriet geeft.’

Lionel Deflo toont hiermee zijn consequente oprechtheid overheen de kronkels van het uitgeverijwereldje. Voor mij is hij het prototype van de gedreven échte schrijverscoach. Een begeleider die nog de tijd neemt en het geduld heeft om een oeuvre te laten groeien. Ook al is dat dan eventjes tegen de waan en de schreeuwers van het tijd in.

Lionel Deflo, man met meer dan 10.000 gelezen boeken achter de kiezen, zal zoals Roger Binnemans en vele anderen als authentieke literatuurliefhebber helaas moeten wijken voor de macht van de anonieme aandeelhouders in de steeds verder fusionerende zichzelf opvretende uitgeversconcerns. Diepe dankbaarheid voor zijn zeldzame loyauteit, dit vanwege één van zijn auteurs in de marge van het groot lawaai...

Het tweede geschenk komt er voor mij totaal onverwacht van Jos Boré, de immer minzame topcriticus van ‘De Morgen’. In zijn zevenkolommer onder de titel ‘Bitter Tegengif‘ legt Boré als eerste de rode draad bloot doorheen mijn hele schrijfwerk.

Eerlijk zoals de man zelf, haarfijn, vlijmscherp, zonder compromissen voor de excessen van mijn pen, weet Boré in dat stuk de onderliggende drijfveer te doorgronden.

‘Het uitgebluste geloof en de kreten van woede zijn overduidelijk die van de auteur zelf. Het brengt Bal Masqué in de herinnering over een jonge journalist die misselijk wordt van het gekonkel, de corruptie en het opportunisme dat hij gadeslaat in de coulissen van het politieke leven in Brussel.

Daar, zoals in De Held van het vaderland, wil de auteur met zijn cynisme, een bitter tegengif, de verontwaardiging intomen die bij het zien van een dergelijke holle machtshonger onstuitbaar in hem opborrelt.

Het is deze idealistische verontwaardiging die hem steeds terugvoert naar milieus waar de baronnen van de macht de dienst uitmaken. Een verontwaardiging zo heilig en zo authentiek dat ze hem siert, maar ook zo overheersend dat ze er hem in zijn boeken hier en daar toe brengt zich te vergalopperen.’

Mooier dan dàt kan het niet geschreven worden. Al heet volgens Mark Vlaeminck in Het Nieuwsblad dat cynisme veeleer milde ironie.

‘De rake stijl is atijd een mengsel van scherp realisme en milde ironie. Veel woorden heeft de auteur niet nodig om een hele leefwereld op te roepen.

Dank zij zijn fotografisch geheugen heeft hij aan een paar pittige details genoeg om een vergane époque op te roepen. Zijn romans lees je best bij het genot van een of ander ouderwets, maar degelijk likeurtje. Zoals een Elixir d’Anvers. Uit een geslepen glas van Val Saint-Lambert. Omdat dat, net zoals die romans zo delicieus is.’

‘De held van het vaderland was een held, voegt Jooris Van Hulle eraan toe in De Standaard der Letteren, ‘omdat hij geld had waarmee hij aanzien en prestige kon kopen. Maar onder het dunne laagje vernis dat succes nu eenmaal met zich meebrengt, gaat een ordinaire vent schuil. Hij is het type van de wolf in schaapsvacht. Door een weloverwogen situering in tijd en ruimte, maar ook door de wisselende invalshoeken van waaruit hij zijn verhaal opbouwt, tekent de auteur hier meteen ook een overtuigend psychologisch portret.’

Voor Luc Lannoy in Gazet van Antwerpen is de authentieke taal die de figuren in de mond wordt gelegd het sterkste punt van de roman.

‘Elk personage hanteert het taalpalet met eigen accenten. Of beter; de auteur heeft het taaleigen zo vast in de hand en weet het zodanig te manipuleren, in dialoog of innerlijke monoloog, dat het tegelijk zoveel meer zegt over wie aan het woord is.’

‘In tegenstelling tot de soms loodzware naturalistische romans’, schrijft Wim Van Rooy nog in Het Laatste Nieuws, ‘is De Held van het Vaderland’ niet zwaar op de hand.

Integendeel, de vrij korte roman is van een onvermoede lichtvoetigheid, gelardeerd met mooie taalvondsten en doorspekt met ironie. Hij laat zien hoe achter de façade van vele machtig rijke Vlaamse families drama’s schuilgaan die de vergelijking met Griekse noodlotdrama’s mooi kunnen doorstaan. Het is ook een roman over de hypocrisie van een bepaald Vlaams milieu waarin geld de enige norm is geworden.

De auteur heeft in zijn andere romans al getoond dat hij belangstelling heeft voor de vraag hoe het bij ons in Vlaanderen zo ver is kunnen komen. In zijn werk doet hij op zijn manier onderzoek naar wat ik reeds La Flandre Profonde noemde. En eerlijk gezegd, hij slaagt daar ten volle in.’

Een benadering die me normaal met het felle schaamrood van grote onbescheidenheid opzadelen zouden. Ware het niet dat ik inmiddels al weet dat het ‘Flandre Profonde’- label dat mijn werk van dan af als etiket nooit meer kwijt zal geraken, me in de postmoderne tijd die er zit aan te komen danig parten zal spelen. Me tenslotte zelfs even helemaal van het schrijftoneel en uit de boekenrekken duwen zal…

Omdat bescheidenheid in deze wereld van tafelspringers en egotrippers inmiddels beschouwd wordt als een ondeugd en me als auteur iets te vaak verweten is veel te weinig uit te pakken met mijn pennenvruchten, durf ik het aan om hier nu voor het eerst de bal terug te kaatsen en al die lovende kritieken hun rechtmatige stek te geven in mijn Sterrenkijker.

Desaliettemin. ‘Wie de zachte waarden hanteert, krijgt vroeg of laat klappen’ titelt Koen Lauwereyns paginavullend over de held in Het Volk.

‘De Held van het vaderland is de vuist van de auteur zelf,' beaamt Geert Desmijtere de benadering van Jos Boré in Weekblad Plus.

Het doet, toegegeven, al bij al lekker deugt om eens hoogst onbescheiden al deze lof te ondergaan en aldus naar de wens van je uitgevers eindelijk eens zelf ongegeneerd op te komen voor je eigen werk. Al weet ik al dat dergelijke lof een zware prijs heeft in dat wereldje van sterren en sterrenkijkers.

‘Eigen stoef stinkt’, zei mijn grootvader. In het benepen literaire wereldje had hij met zijn Wetten der Bescheidenheid als anti-held van het vaderland geen enkele kans meer gekregen. Maar of hij daarom ongelijk had?

Vlug op nu, naar een genadeloze recensie. Geen zorg: de afrekening komt er zo aan. Wie schrijft er nu ook nog Flandre Profonde romans in volle postmoderniteit? Ik.

‘Sterrenkijker’. Copyright Stef Vancaeneghem.

05 juni 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (139)

















KRONIEK VAN DE GEMEENTERAAD

VAN SCHOKBARAK TOT PRAATBARAK

HET KASSUCCES VAN DE RONSESE REDERIJKERS


In tijden van ‘Love Me Tender’ aan de autoscooter stond er op de kermis ook een schokbarak. Je kocht je ticket met een benepen hart. Je wist niet echt wat je te wachten stond. En of de smoutebollen wel al helemaal verteerd waren. Maar je ging ervoor. Je wou immers niet afgaan voor je schoolmaats.

Eens voorbij de passerelle van de schokbarak tolde je een paar keer ondersteboven. Je klampte je vast. Je gleed weer af. Je scheurde je bijna een breuk. Je maats bescheurden zichzelf. Je herpakte je. Bij wijze van service après vente kreeg je er nog een laatste schudding door je hele lijf bovenop.

Je stapte opgelucht weer buiten, als een alweer iets grotere jongen. De marteling had je sterker gemaakt. De loutering van het lijden, zoals dat in de hagiografie van heiligen lekker weglezen zou. Je was weer beter gewapend voor nieuwe avonturen en confrontaties.

Aan de autoscooter gooide je op de tonen van ‘Jailhouse Rock’ gezwind de rechterbil bovenop de rand van de ‘autoboks’. Het linkerbeen losjes bengelend over bakboord. De linkerhand nonchalant over het stuur. De rechter aan de vlaggemast, kanjer van fallussymbool voor de bakvisjes. Met, tussen duim en wijsvinger goed zichtbaar: je eerste Kent King Size. (De middenvinger nu en dan gestrekt: naar hufters in glimmend leder met Vince Taylor erop gebrodeerd in goud, die achter je meisje aanzaten).

Cool was je, al heette dat toen nog: stoer. Gehard door de schokbarak van het leven. Klaar voor de strijd. (En een peer op je bakkes, van Vince Taylor).

De zakken worden geschud

Ik dacht eraan terug gisteren, toen ik over de Markt van ons geliefd Ronse wandelde en deze eigentijdse Kermesse des Grands Frissons ruilde voor de lichtelijk van duiven en mensen bescheten besloten ruimte van de gemeenteraad.

Een schouwtoneel kan je zo’n raadszitting niet echt noemen. Dat ware antipolitiek en daar begeven we ons niet aan. Al mag er al eens gelachen worden.

Bij toneel betaal je een ticket. Dan zie je de vertoning. Wat er voorts op het podium moge verteld worden, één keer het doek valt, zit de Toneelvereniging achteraf niet meer in je zakken.

Bij zo’n gemeenteraad ligt dat iets anders. Als Ronsenaar betaal je niet alleen voor de vertoning zelf: ook na de opvoering worden je zakken leeggeschud.

Hoeveel en hoe vaak, hangt af van wat er tijdens de vertoning zoal gezegd wordt. Het is dus van belang dat De Benieuwde Ronsenaar weet wat er zowel op de planken als in de coulissen aan de hand is.

Met de glimlach

Stel je een ruimte voor waarin 28 raadsleden die de 27 andere geen kiezer gunnen, bijeen zitten om te zeggen wat hun fractie vindt dat ze moeten zeggen. En voor de rest doorgaans het omgekeerde bedoelen van wat ze zeggen.

Als bijvoorbeeld Erik Tack met de smile Nedia Gmati-Trabelsi aanspreekt met de melding dat hij best graag eens met haar de grote en kleine moskee wil bezoeken om er te gaan kijken wat er op die computers staat, leid je daar best géén plotse opstoot van multicultureel samenhorigheidsgevoel uit af.

Pers en profileringsdrang

Wie tegenover deze vertoning vanop de publieke banken massale toeloop van de ‘doorsneeburger’ verwacht, kan beter gaan voor een hamburger op de kermis.

Het stuk dat er wordt opgevoerd is doorgaans alles behalve een kassucces. De schaarse abonnees: een partijvoorzitter, de privésecretaris van de burgemeester, een of andere rechtstreeks belanghebbende die vooraf getipt is dat ‘zijn affaire’ voorkomt.

Wel voltallig aanwezig is de lokale pers. In de dagen en uren voor de raad al danig bestookt met geplande interpellaties en klachten vanuit de oppositie.
Want het moet een beetje leuk blijven en de kolommen moeten vol. Liefst met welgemikte egotrips. De profileringsdrang van de steracteurs is grenzeloos.

In die optiek is het blijkbaar minder wraakroepend dat onze politiemensen al vijf jaar zonder degelijke kazerne in het sukkelstraatje zitten, dan dat er een eindeloos feuilleton van verschijnt in de kranten, waarbij voor de toeschouwer het ongelijk van de ene mooi afgewisseld wordt door het gelijk van de andere.

Tack:‘Zie je wel, ik had gelijk’.
Dupont: ‘Je had ongelijk van gelijk te hebben’
Tack: ’t Is mij gelijk.’
Dupont:’Ge zegt gelijk wat’.
Tack: 'Gelijk dat ge zegt'.


Toneelstuk in vijf bedrijven van elk één jaar. De gardevil staat ondertussen buiten, in de kou.

Gelijk hebben of scoren

Als Leander De Cauter zoals gisterenavond zeer terecht een motie indient waarbij Ronse zich formeel verzet tegen dat asbestkankerstort op Ronsese bodem, krijgt de toeschouwer eerder een nummertje gevit over de procedures en het gemeentereglement inzake moties, liever dan, zoals hij zou kunnen verwachten, die ene unanieme kreet om de dreigende kanker in de longen van Ronsese kinderen tegen te houden.

Als Tom Deputter pertinente vragen opwerpt over verdoken taksen in de nieuw geplande huisvuilophaling, moet Luc Dupont schepen Agnes Van Crombrugge bijspringen die even ‘haar tekst kwijt is’, om het beleefd en in toneeltermen te zeggen.

Knappe regie, dat wel

En zo, door goed te kijken en aandachtig te luisteren, krijgt de Ronsese toeschouwer tenslotte zijn Inzicht in het stuk achter het stuk .

Ziet hij hoe elke speler twee rollen tegelijk speelt: de zijne voor zijn ego en die van zijn fractie voor zijn positie in de partij, zijn plaatske op de lijst en zijn mandaten in de intercommunales.

Er zijn er daarbij die uit hun rol vallen. Er zijn er die de rol naar zich toetrekken. Er zijn er die compleet improviseren. Er zijn er die hun stem kwijt zijn. Er zijn er die nauwelijks hoorbaar zijn.

Doch het geheel is, toegegeven, knap geregisseerd. Regie: Luc Dupont. Regie-assistente: Linda Vandekerkhove.

Soms wens je wel dat deze Rederijkerskamer van Ronse een groepsticket koopt voor de schokbarak. Zichzelf eens ferm schudt voor gebruik…

Maar wat dan, zo vraagt u zich af, met de teatercriticus die tekent voor dit stuk? Die deugt natuurlijk niet. Kent u één teaterkritiek die deugt?

04 juni 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (138)


BELGISCH KAMPIOENSCHAP WIELRENNEN RONSE
WORDT SPETTEREND GRATIS SPEKTAKEL

MICHEL WUYTS ONTFUTSELT
BEHEYT EN CRIQUIELION
SPRAAKMAKENDE VERKLARINGEN
OVER HUN BEWOGEN
RONSESE SPURT


‘Met controverse, drama en hektiek moet Ronse er weer staan op 1 juli’.

Dat zei vanmiddag in het Orphale Cruckestadion Vlaanderens meest bekende wielercommentator en pure wielervakman Michel Wuyts op de druk bijgewoonde nationale persvoorstelling van het Belgisch Kampioenschap Wielrennen.

Gesterkt door zijn puntgave professionele ervaring met het wereldkampioenschap ’88 slaagde Robert Hoebeke, persverantwoordelijke van de organiserende vzw Ronse Koerst, in aanwezigheid van de Ronsese burgemeester Luc Dupont en alle gezagsdragers van Ronse onder de bezielende leiding van initiatiefnemer Luc Van Den Abeele erin om met Johan Museeuw, Peter Van Petegem, Benoni Beheyt en Claudy Criquielion de grootste namen uit de recente wielerrennerij bijeen in Ronse te krijgen.

Meer had Michel Wuyts niet nodig om zowel Benoni Beheyt als Claudy Criquielion over hun legendarische spurten dingen te doen zeggen die je tot nogtoe nergens kon horen noch lezen en die een ongetwijfeld nieuw licht werpen op hun bewogen Ronsese sprints.


Van Looy een beetje geflikt

Benoni Beheyt, wereldkampioen ‘63, over zijn betwiste spurt tegen Van Looy aan de Glorieuxlaan:

‘Er was een afspraak dat Gilbert Desmet als eerste in het zicht van de aankomst zou demarreren. Hij heeft dat ook gedaan. Ik zat mee in zijn wiel. Gilbert heeft Rik echter kapot gereden met die demarrage.

Rik kwam daarna maar niet terug op Gilbert en ik ging er zo over. Ja, in die zin hebben we hem toch laat ons zeggen …een klein beetje geflikt. Hij kwam niet meer en ik ging erover.

Ik ben er niet rijk van geworden maar ik heb er toch van alles kunnen mee kopen. Een huis en een beetje van alles. Ronse is daardoor ferm in de belangstelling gekomen, maar een standbeeld van Ronse moet ik daarom niet, nee.’

Criquielion:'Bauer had me hoe dan ook neergelegd'

Claudy Criquielion, de bijna wereldkampioen over de elleboogstoot van de Candanees Bauer die hem zijn tweede wereldtitel ontzegde:

‘Cela me fait surtout mal que l’on ne me parle que de Renaix et jamais de mon titre de champion du monde à Montjuich, quatre ans plus tôt.

Heb ik in Ronse fouten gemaakt? Misschien hadden Maurizio Fondriest en ik in die laatste ontsnapping nooit Steve Bauer mogen laten terugkomen. Maar het gebeurt dus wel op vijf kilometer van de meet.

Heb ik in de spurt fouten gemaakt? Kijk, ik heb naderhand klacht ingediend tegen zijn elleboogstoot. Wel, elke meter van die spurt is geanalyseerd. Hij heeft wel degelijk ruim voldoende plaats om door te gaan zonder me neer te leggen. Ik denk dat de bedoeling om dat te doen gewoon in zijn hoofd zat.

L’intention était là, dans sa tête. Allicht was hij gefrustreerd omdat hij zag dat hij het niet halen zou. Ik had het voordeel van de ervaring van de Kruissens en reed op groot plateau, de twee anderen draaiden op klein. Ik zou het zeker halen.

Daarna ben ik in proces gegaan. In beroep leek het op de duur alsof ik het was die hem had belet van te winnen. De rollen werden dus al omgekeerd.

Luister, ga ik naar links dan legt hij me links neer.’

Voer voor geschiedschrijvers

Sterke verklaringen die ongetwijfeld alweer nieuwe duiding toevoegen voor een goed begrip van de wielerlegende.

Johan Museeuw beloofde van zijn kant samen met Luc Ronse goed zijn best te doen om als koersdirecteurs een goed koersverloop te garanderen. Hij tipte op de jeugd voor de Belgische titel zonder daarbij evenwel zijn kameraad Peter Van Petegem te vergeten als kandidaat-outsider.

Peter Van Petegem, zelf peter van het Kampioenschap, resumeerde dat in zijn gebruikelijke afgemeten bewoordingen mooi als volgt:

’Ik wil er die dag staan en niet alleen als peter.’

Spetterend gratis vertoon op komst

Het belooft een spetterend – volkomen gratis - vertoon te worden. Met start en vijftien doorgangen over Grote Markt en door het centrum en even veel keer de nieuwe Kwaremont en Hootond boven en Kruissens af.

Het geheel oogt als een zeer efficiënte organisatie.

Ons lijkt het een schitterend voorbeeld van wat private en publieke samenwerking in Ronse vermag.

De komende dagen en weken krijgt u hier van ons meer praktische info over dit nieuwe hoogtepunt in de Ronsese wielergeschiedenis.

Afspraak op de de Grote Markt van Ronse op 1 juli.

TUUPE ROND ROONSE






03 juni 2007

EEN FEILLOZE FIERTEL