30 maart 2007

BLOG NOTE




Koninklijke
Harmonie
Sint-Cecilia
huldigt
Roland
Cardon



Zijn eerste noten kraakte geboren Ronsenaar Roland Cardon (1929 – 2001) met zijn broer Denis. Nadien kwam hij onder de hoede van Maurice Flamant, de harmoniechef van de Volksbond. Die verwees hem naar Muziekacademie waar hij notenleer, fluit, cello en saxofoon studeerde.

Aan het Conservatorium van Gent behaalde Cardon eerste prijzen behaalde voor notenleer, fluit en kamermuziek en het hoger diploma fluit met grote onderscheiding. Aan het Conservatorium van Luik kreeg hij de Prijs Sylvain Dupuis voor harmonie en een eerste prijs voor contrapunt en fuga.

Kapelmeester

In 1954 was Roland Cardon fluitsolo in de muziekkapel van de 12de Brigade (Ardeense Jagers) in Aarlen. In 1957 werd hij als hoofdonderkapelmeester in de muziekkapel van de 4de Brigade in Luik. In 1963 werd hij kapelmeester van de muziekkapel van de Binnenlandse Strijdmachten in Aarlen en in 1972 officier-kapelmeester bij de muziekkapel van de Belgische Rijkswacht.

Conservatoriumdirecteur

Roland Cardon was muzieleraar in Aarlen, Vilvoorde en Etterbeek en werd in 1982 directeur van het Conservatorium van Oostende. Hij bleef het tot zijn pensioen in 1994. Als kapelmeester raakte hij vergroeid met de wereld van de harmonie-fanfare-brass band waarvoor hij het grootste deel van zijn oeuvre componeerde: veertig marsen, ouvertures, suites, een concerto voor klarinet, solowerken en werken voor beperkte bezetting. Heel wat hiervan werd internationaal uitgevoerd.

Het huldeconcert morgenavond is gratis en start om 18 uur in de Academie voor Artistieke Vorming.

DE BENIEUWDE RONSENAAR (110)


EEN VLAAMSE
IDENTITEIT(SKAART)
VOOR RONSE

VEUILLEZ
PRESENTER
VOS
PAPIERS…..

ERIK TACK BEZIT BEWIJZEN ONWETTELIJKE PRAKTIJKEN

BESTAAN ER JA DAN NEEN TAALREGISTERS TEN STADHUIZE?

HOOGSTE TIJD VOOR KLARE TAAL

BURGEMEESTER BELOOFT GRONDIG ONDERZOEK


Los van de soms hevig oplaaiende discussie over de manier waarop, kan geen enkele Ronsese Vlaming eraan twijfelen dat Vlaams parlementslid en Ronsies oppositieleider Erik Tack zeer consequent ijvert voor het Vlaams karakter van de stad.

Het meningsverschil omtrent de reductiebonnen voor L’Exploration du Monde( Zie DBR 107) mag ons hierbij als Vlamingen vooral niet afwenden van deze essentie: Ronse is een Vlaamse stad. Elk open of verdoken verfransingsmaneuver dient eendrachtig en hard te worden teruggefloten. Dit in het belang van àlle Ronsenaars van morgen.


Op domme, gemakzuchtige, kortzichtige manier bestendigen de hardnekkige fransdolheid en het oudbakken franskiljonisme alleen maar de Vlaamsonkundigheid en de navenante werkloosheid van de nieuwe Ronsenaars.

Al dan niet georganiseerd volgehouden Franstalig unilinguïsme zorgt alleen maar voor meer miserie en sociale achteruitstelling, voor een nog hogere Ronsese werkloosheidsgraad, voor een al te zware instroom van zowel Nederlandsonkundige allochtonen als van Waalse werklozen in deze stad. Het ijveren voor een volwaardig Vlaams Ronse heeft vandaag dan ook alles te maken met bestrijden van nieuwe armoede.

Veuillez présenter vos papiers...

Met zijn volgehouden bevordering van het Vlaams karakter van Ronse werkt Erik Tack volgens ons - wat dat betreft - ‘tuupe vuir Roonse’ mee aan de ‘Renaixance’ van een voluit Vlaams maar daarom niet minder gastvrij en taalhoffelijk Ronse.
Ook deze waarheid heeft haar rechten en we schrijven ze hier volmondig.

Het kan inderdaad totaal niet dat, zoals Erik Tack dit maandag, met spijkerhard bewijsmateriaal achter de hand, op de gemeenteraad naar voren bracht, er tot op vandaag, of toch tot zeer recent nog, vanuit het stadhuis nog steeds Franstalige uitnodigingen worden verstuurd voor de hernieuwing van de identiteitskaarten aan mensen die daar zelf niet om vragen. Dit is tegen alle wettelijke bepalingen terzake.

Burgemeester Luc Dupont beaamt dat. Hij beloofde in zijn antwoord aan Erik Tack dat hij de affaire grondig zou laten onderzoeken.

Luc Dupont:‘Het kan inderdaad niet. Het is in strijd met onze herhaaldelijke instructies terzake én het is inderdaad in strijd met de taalwetgeving’.

Burgemeester Dupont vroeg dan ook dat Erik Tack hem de betrokken bewijsgegevens zou doorspelen. Zo dat hij de betrokken ambtenaar daarover zou kunnen interpelleren. Mits het respect van de nodige privacy van de betrokkenen zegde Erik Tack dit te zullen doen.

Er wordt nu uitgekeken naar de resultaten van het onderzoek ten stadhuize van burgemeester Luc Dupont. Temeer dat Erik Tack zijn vragen ook richtte aan de bevoegde minister Marino Keulen. (Zie zijn brief van 28 maart 2007, hieronder).

Klare taal alstublieft

Dit voorval reikt inmiddels echter verder dan enkele geïsoleerde gevallen. De bewuste praktijken met Franstalige brieven doen Erik Tack immers vermoeden dat de stad Ronse op de één of andere manier toch over een soort talenregister beschikt, waaruit de informatie geput wordt om te bepalen of de oproeping voor hernieuwing van identiteitskaart in het Nederlands dan wel in het Frans gebeurt.

‘In elk geval laat de stad Ronse zich in deze leiden door de taal van de vroegere identiteitskaart of door de vroegere verblijfplaats. Het is duidelijk dat deze handelswijze niet strookt met de wettelijke bepalingen’, aldus Erik Tack in zijn brief aan Keulen..

We delen volkomen het vermoeden van Erik Tack omtrent een talenregister ten stadhuize. De recente verkiezingscampagne heeft ons vermoeden wat dat betreft alleen maar versterkt. Het wordt hoogtijd dat het bestuur hierover volledige duidelijkheid schept.

Bestaan er ja dan neen ten stadhuize taalregisters? Wie heeft en wie had daarover de beschikking? Wie heeft die registers het afgelopen jaar gebezigd, gekopieerd, opgevraagd? Met welke bedoeling? Welke reden is hiervoor opgegeven? Kan het dat verkiezingskandidaten op de één of andere manier de beschikking hadden over taalregisters van Ronsese bewoners? Werden deze registers gebezigd in de afgelopen verkiezingscampagne? Zo ja door wie? Langs welke weg?

DE BRIEF VAN ERIK TACK AAN MINISTER KEULEN


Vraag om uitleg van de Heer Erik Tack aan de Heer Marino Keulen, Vlaams Minister van Binnenlands bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering in verband met de toepassing van de omzendbrieven BA-97/22; WEL 98/01 en B 2005/03 betreffende het taalgebruik in de gemeente- en OCMW besturen en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden


De omzendbrieven BA-97/22; WEL 98/01 en B 2005/03 regelen het taalgebruik in de gemeente- en OCMW besturen en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.

Het uitgangspunt van de omzendbrief BA-97/22 is dat de bestuurstaal in de gemeenten van het Nederlands taalgebied het Nederlands is. Alleen voor de faciliteitengemeenten geldt de regel dat berichten en mededelingen die uitgaan van de gemeentelijke overheid en gericht zijn aan de inwoners van die gemeenten, tweetalig moeten zijn met voorrang voor het Nederlands. Alle andere individuele contacten met particulieren moeten in het Nederlands verlopen. Op eenvoudig verzoek kunnen de Franstalige inwoners van die gemeenten wel de voor hen bestemde documenten in het Frans verkrijgen. Ze moeten dat verzoek echter telkens opnieuw herhalen.

De Raad van State heeft in vijf arresten van 23 december 2004 de diverse vorderingen tot vernietiging van de omzendbrieven Peeters en Martens ongegrond verklaard. De wettelijkheid van deze omzendbrieven stond daarmee dus vast.

De vroeger toegepaste soepele interpretatie en praktijk waarbij besturen – aan de hand van een of andere vorm van registratie – bestendig het Frans gebruiken ten opzichte van bepaalde rechtsonderhorigen zonder dat voor het gebruik van die taal een uitdrukkelijk herhaald verzoek is uitgebracht, is dus onrechtmatig. Elke registratie van de taalvoorkeur van de inwoners via taalregistratie of bestanden met de bedoeling een automatische taalkeuze te maken, is dus ongrondwettelijk.

Deze omzendbrief wordt echter niet in alle gemeenten correct toegepast. Bij wijze van voorbeeld haal ik stad Ronse aan, waar een deel van de oproepingen voor de hernieuwing van de identiteitskaarten in het Frans verstuurd wordt en dat ondanks het feit dat de burgemeester er in het verleden telkens opnieuw herhaalde dat de faciliteiten correct worden toegepast in Ronse. In bijlage vindt u kopie van een drietal voorbeelden. Het is evident dat ik om reden van privacy de persoonlijke gegevens van deze personen onleesbaar heb gemaakt.

De voorbeelden van Franstalige uitnodiging voor hernieuwing van de identiteitskaarten, waarover ik beschik, betreffen een eerste oproeping en zeker niet een expliciete vraag van de betreffende inwoner voor een Franstalige versie van deze oproeping. Ze tonen aan dat de stad Ronse op een of andere manier haar inwoners wel catalogeert in een Nederlandstalige en een Franstalige groep.

De Franstalige oproepingen, waarover ik beschik, kunnen onderverdeeld worden in 2 categorieën.

Een eerste categorie betreft inwoners van de stad Ronse, waarvan de vorige identiteitskaart door de stad Ronse was uitgereikt in het Frans.

De tweede categorie betreft inwoners van de stad Ronse, die bij de oproeping voor een identiteitskaart nog niet beschikten over een identiteitskaart (en dus ook geen Franstalige) maar die zich door migratie vanuit Wallonië in Ronse hebben gevestigd.

Hieruit blijkt dat de stad Ronse op de één of andere manier toch over een soort talenregister beschikt, waaruit de informatie geput wordt om te bepalen of de oproeping voor hernieuwing van identiteitskaart in het Nederlands dan wel in het Frans gebeurt. In elk geval laat de stad Ronse zich in deze leiden door de taal van de vroegere identiteitskaart of door de vroegere verblijfplaats. Het is duidelijk dat deze handelswijze niet strookt met de wettelijke bepalingen.

Het is niet onmogelijk dat ook andere faciliteitengemeenten een dergelijke (onwettige) manier van werken toepassen.

Daarom volgende vragen:

1.Voert u steekproefsgewijs onderzoek naar de correcte toepassing van de taalwetgeving in de faciliteitengemeenten uit.

2.Zijn deze feiten uit Ronse u bekend?

3.Zijn u uit andere faciliteitengemeenten dergelijke praktijken bekend?

4.Zal u in dit concreet geval een onderzoek bevelen?

5.Welke sancties kan u hiertegen treffen?

Erik Tack

29 maart 2007

STERRENKIJKER

6.

Er bestaan simpeler klussen dan een filmscenario uit je roman te willen plukken. Het eindeloze herschrijven voert me heen en weer vanuit mijn fietsparadijsje in de Vlaamse Ardennen, waar de film zal gedraaid worden, naar het kille Kafkaiaanse labyrint aan de Reyerslaan, waar ik de herwerkte versies steeds weer opnieuw doorneem met mijn lieve bewaarengel, dramaturge Marga Neirynck.

Op momenten dat normale mensen de jaarwende vieren en zich bij de haard warmen aan een glaasje van plezier, bezoek ik met regisseur Marc Lybaert in de vrieskou nieuw alle mogelijke Ronsese locaties voor de opnamen die er nu snel zitten aan te komen.

Zo ook Cité Bara, waar Dees en zijn boezemvriend Cé eerst knikkeren, dan met hun eigen marbollen de wondere wereld van de meisjes exploreren. Gaandeweg merk ik hoe dicht ik met mijn hele geschrijf op een wereld zit die nog al te zeer samenvalt met de mijne.

Op dezelfde schoolbanken van het Sint-Antoniuscollege krijgen mijn kinderen nu les van dezelfde leraren. Hun schoolleven lang al worden ze bij elk schrijffoutje vastgepind op het beroep van hun vader. Nu komt daar nog dat hele filmgedoe bovenop. Ik besef pas ten volle wat ik hen aandoe als blijkt dat hun klasgenoten door regisseur Marc Lybaert nièt worden gecast voor de hoofdrol. Er is op dat college in de tunnel al voor minder geknokt.

Wanneer ik met Marc Lybaert weer over de fabriekskoer aan de Olifantstraat loop, knijpt de herinnering mijn keel dicht. Het lijkt erop of grootvader op elk moment weer uit zijn kantoor zal komen piepen om me naar mijn klasagenda te vragen. Dat ‘nonkel Louis’ me zijn briefje van twintig zal toeschuiven, voor de ovenverse editie van De Ronsenaar die ik hem elke vrijdag breng. Ik heb (l)etterlijk en figuurlijk iets op het getouw gezet en kan nu niet meer terug. ‘Wie zijn gat verbrandt, moet op de blaren zitten.’ Ik hoor het grootvader zo zeggen.

De eerste waarschuwing van wat me te wachten staat, komt er al met een paginavullend verhaal in Echo, het college-blad.

Néé dus. De hoofdrolspeler zal géén leerling zijn van ons college. Volgens de regisseur zoeken Ze iemand met een goed geheugen. Iemand die een grote rol uit het hoofd kan leren. En die hebben Ze bij ons blijkbaar niet kunnen vinden. Die zijn Ze elders moeten gaan zoeken. Alsof ons onderwijs niet deugt. Asof we onze leerlingen niet het beste bieden wat een schoolse opleiding te bieden heeft in dit land. De uitverkorene komt niét uit het college zelf nee. Hij komt, je gelooft je ogen en oren niet, uit de concurrerende Ge-méén-schaps-school Decroly!

De auteur, die hier nochtans zèlf twaalf jaar zijn broeken heeft versleten op het college, kon er dus niet eens voor zorgen dat…. Alsof hier bij ons geen leerlingen zitten met een groot geheugen, die een grote rol uit het hoofd kunnen leren. Alsof hier niet ‘Kabouters in de stad’ is opgevoerd. ‘De Koning van Kathoren’ en…

Het staat er natuurlijk niet met zovele woorden. Je kan het integendeel ook lezen als een goed bedoeld, mooi verhaal. Met foto van mezelf, plus het atomium. But I’ve heard it through the grapevine… En ik heb er zelf lang genoeg gezeten, in het Sint-Antonius van Padua-college, om al het zinderend ongenoegen tussen de regels te lezen, te voelen. Ik ben net geen verrader van het christelijk onderwijsnet. In elk geval ben ik : een afvallige.

Kenneth De Backer van de Decrolyschool zal het worst wezen. Of liever : friet. Bovenop zijn paasvakantie krijgt hij er drie weken extra vrij bovenop. Vijf draaiweken met op het filmsetmenu: spaghetti of frieten. Kenneth gaat voor friet. Het zal hem achteraf zeven uur jiu-jitsu per week kosten om het frietvet er weer af te trainen.‘De Schietspoeldynastie’ zal overigens zijn lotsbestemming bepalen. In de guitige blik mét knipoog van de volwassen cineast-cameraman Kenneth krijg ik vele jaren later een beetje van mijn broer Johan de filmman terug. Putain de vie Johan, Kenneth…

Het Ronsese middenveld zoals dat tegenwoordig heet , reageert enthousiast op de kroniek van de aangekondigde filmopname. Deken Flor Brondeel van het ancestrale Sint-Hermeskapittel verleent uitzonderlijk zijn toestemming om de relieken van Sint-Hermes buiten de parochiekerk te laten dragen voor de opnamen. Op een zaterdag in april wordt het reliekschrijn naar het Sint-Hermeshof in Rozenaken gebracht. Daar zullen belder en dragers van Sint-Hermes opstappen tijdens de opnamen.

Ondertussen hebben Vic Moeremans, alias grootvader Staf, en Kenneth De Backer, alias Dees, er al een wandeling in het groen van Broeke opzitten en overkomt me het ergste wat me als journalist kan overkomen.

Auteur Dirk Musschoot, fidele collega van jàren, heeft de opnamen bijgewoond voor Het Volk. In zijn goed bedoeld enthousiasme mikt hij me ’s anderendaags kolommenbreed op de één van de krant. Ik verslik me in mijn koffie, durf niet meer naar de redactie. Het wordt de langste dag uit mijn journalistiek bestaan. Met je zelfgenoegzame smikkel op de één van je eigen krant: totaal not done. Wat denk ik wel? Ik zal de te groene druifjes één na één door de strot geramd krijgen die dag. Wie zijn gat verbrandt, moet zure druiven eten.

De draaidag aan de Sint-Hermeshoeve wordt een ontgoochelende ervaring voor de Fierteldragers en voor bussen opgetrommelde acteurs van Voor Taal en Volk en ’t Podium. Katrien Devos, alias de meid Emilie, blijft maar wachten op haar lief. Wachten op de zon. Wachten op verkeersluwe stilte. Wachten tot de besloten wereld van het Sint-Hermeshof eindelijk zijn poorten op de real world eventjes wil open zetten. Wachten tot de laatste microfoon uit beeld is. Wachten, wachten, wachten. Wachten op een nep-Fiertel. Met honderdvijftig man, in slow motion.

Hermes sta me bij, ik wou dat ik de Onzichtbare Man was. Daar, aan die poort van het Hermeshof, leer ik tot mijn scha en schande hoe beperkend een camera de verbeelding van de romanlezer inblikt, herleidt, kneedt, vastpakt, in een filmdoosje stopt. Nooit zal de verbeelding in het hoofd van de lezer vastgelegd worden op pellicule. Maar het is te laat nu. Schrijven wil en zal ik, voortaan. En verder niks.

In het Weekblad Plus geeft één man perfect weer wat er nu zit aan te komen. Pierre Buysschaert, directeur van de Rijksmiddenschool, was in een vroeger leven acteur en VRT-presentator. Hij heeft een diploma van Studio Herman Teirlinck op zak en figureert zelf als één van de nonkels van Dees in ‘De Schietspoeldynastie’.

‘Een boek is geen film’, zegt hij. ‘Maar al bij al krijgt regisseur Marc Lybaert er toch ritmiek in en is de prent niet slecht. Rekening gehouden met het budget en de mogelijkheden waarover men bij de omroep beschikt’.

Rekening gehouden met het verdriet van Nini dat er nièt in zit. Vanwege te duur, zo'n spurt Van Looy-Beheyt. Rekening gehouden met een Fiertel van honderdvijftig bedevaarders. Rekening gehouden met alles wat een lezer leest en anders en mooier voor zichzelf bedenkt. Rekening gehouden met alles wat een televisiekijker zelfs met de beste regisseur ter wereld nooit te zien krijgt.

Ik muis er vanonder. Duizend keer liever stap ik langs deze Hermeshoeve op Drievuldigheidszondag achter het schrijn met mijn vrienden van en voor altijd.De film wordt gemonteerd. De uitzending ‘Made in Vlaanderen’ komt er nu snel aan. Kroniek van een aangekondigde ontgoocheling. Ik zoek een schuilkelder. Grootvader, help me. ‘Wie zijn gat verbrandt…’

‘Sterrenkijker’. Copyright Stef Vancaeneghem.

28 maart 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (109)


ERIK TACK
BEZORGT CYPRIANO
MAGISTRALE
COME BACK

MADRIGAAL
MET
TEGENSTEM

CYPRIAAN DE RORE
DRIJFT MEERDERHEID
TOT PIJNLIJKE POLYFONIE


Straf manneke, die Cypriaan De Rore. Pakweg vierhonderdtweeënveertig jaar na zijn dood in Parma, zorgt hij via een stevig agendapunt van Erik Tack voor een pijnlijke uitschuiver en zelfs een accidenteel breukske binnen de Ronsese bestuursmeerderheid van CD&V en Spa-Groen!... Cypriaan wie?

Geen paniek als u hem niet kent. Wat mijn ‘Lexicon van de Klassieke Muziek’ van hem vermeldt is dat hij vermoedelijk in 1516 (het kan ook een jaar eerder geweest zijn) geboren werd in Parma en 49 jaar later overleed in Parma.

Cypriaan, Cypriano voor de belladonna’s, verbleef vrijwel zijn gehele leven in Italië. Hij begon zijn loopbaan als zanger aan de San Marco in Venetië, werd een leerling van Adriaan Willaert en in 1547 kapelmeester aan het hof van Ferrara.

In 1560 werd hij kapelmeester aan het hof van Parma en drie jaar later, na de dood van zijn meester Willaert, werd hij kapelmeester van San Marco.

Cypriano wachtte niet op de gemeenteraad van Ronse maandag om werelroem te verwerven. Daar zorgden zijn 125 madrigalen voor: waarvan 30 op teksten van Petrarca. De Rore schreef ook 65 motetten, 5 missen, 8 psalm-en magnificatcomposities, 1 Johannespassie en de Madrigali Cromatici (een cyclus van 5 delen die hij schreef tussen 1545 en 1566).

De Deruuries

Wat heeft dit alles nu met Ronse te maken? Als ik naar mijn onnavolgbare gewezen Estheticaleraar Albert Cambier luister (en dat doe ik graag want zoals eenieder weet hij is een man die zelf een hele zelf opgegraven esplanade naar zijn naam verdient): zeer veel.

In een artikelenreeks voor het blad van het Davidsfonds ontrafelde Albert Cambier de herkomst van De Rore. En jawel, dàt opzoekingswerk leidde ertoe dat er met zekerheid kan worden gesteld dat de roots van de Rore hier in Ronse liggen.

Albert Cambier (in zijn besluit):

‘We kunnen besluiten dat het veelvuldig voorkomen van de naam Cypriaan De Rore in een Ronsische familie in de 15e - 16e eeuw, de dubbele terugkeer van de kunstenaar uit Italië op ogenblikken dat te Ronse dramatische gebeurtenissen de familie in erge zorgen brachten, welke vrij trouw in de correspondentie van de meester werden weergegeven, de overeenkomst van onze bevindingen over de naam van Cypriaans vader en de bevestiging ervan in een huurcontract van de kunstenaar in Parma, de dubbele verwantschap van de familie De Rore met het geslacht Payen, het rijke muzikale milieu aan onze collegiaal in die tijd en tenslotte de verbluffende gelijkenis van het familiemerk van de kunstenaar met dat van de Ronsische De Rores, de Ronsische afstamming van de grote componist boven elke twijfel verheffen.’

Ja maar…nee

Terecht stelde oppositieleider Erik Tack van Het Vlaams Belang de Ronsese gemeenteraad maandag dan ook voor om deze middeleeuwse componist met wereldfaam én duidelijke Ronsese roots hier een straatnaam te geven.

Daarnaast zou volgens de oppositieleider van Ronse een stuurgroep in samenwerking met de dienst cultuur ‘voorstellen kunnen uitwerken om Cypriano De Rore meer bekendheid te geven binnen en buiten Ronse, zijn Ronsese afkomst te beklemtonen, zijn belang in de muziekgeschiedenis te benadrukken en in het kader van het cultuurbeleid te Ronse op regelmatige basis zijn werken uit te voeren in onze stad.’

Dit - toegegeven terecht en knap - voorstel van Tack leidde merkwaardig genoeg tot de grootste verwarring en zelfs tot een tijdelijk breukske binnen de meerderheid. Ter stemming bleek dat de CD&V voor was en de Spa tegen…

De bestuursmeerderheid schrok zelfs achteraf zodanig van zijn eigen blunder dat zij….daarop een herstemming voorstelde.

Joris Vandenhoucke wees erop dat er eigenlijk al een Stuurgroep was opgericht,dat hoe dan ook alle initiatieven moesten komen opborrelen vanuit de Cultuurraad en niet vanuit de raad dienden te worden opgelegd aan de veldwerkers.

Luc Dupont verweet Tack de pluimen op De Rore's hoed tot de zijne te willen maken.

De Sp.a zei bij monde van Leander De Cauter tegen het voorstel van Erik tack te zijn omdat de Cultuurraad autonoom moet kunnen werken van onderuit, niet van bovenaf.

Waarop Erik Tack: ‘De meerderheid maakt er hier gewoon een lolleke van. Het doet me denken aan een voetbalmatch waarbij de regels tijdens de match zelf nog gewijzigd worden naar eigen goeddunken’.

Pijnlijk was hierbij vooral dat CD&V fractieleider Diederik Van Hamme zich duidelijk had vergaloppeerd met een zweverige ja-maar-nee stem. De wat warrige nuancering die hij bij zijn ja-stem had meegegeven kon de uitschuiver door de verdeelde stemming binnen de bestuursmeerderheid achteraf niet meer verzachten.

De bestuursmeerderheid ging hier eigenlijk af... als een pijnlijk klinkende polyfonie.

Meer dan 442 na zijn dood zorgt Cypriano aldus voor politieke beroering in de stad waar zijn origine ligt. Als comeback kan dat tellen. Erik Tack had allicht voor zijn voorstel geen beter madrigaal met tegenstem kunnen bedenken.

27 maart 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (108)

TOESPRAKEN VAN BURGEMEESTER LUC DUPONT

EN VAN STADSSECRETARIS LINDA VANDEKERKHOVE

NAAR AANLEIDING VAN HET BEZOEK VAN

PRINS FILIP EN PRINSES MATHILDE AAN RONSE VANOCHTEND



Monseigneur, Mevrouw,

Het is voor ons allen een bijzondere eer U hier vandaag te mogen verwelkomen in onze stad, gelegen in het hartje van de Vlaamse Ardennen, midden in de groene heuvels.
We beschouwen Uw bezoek als een blijk van waardering voor de inspanningen die onze stad de voorbije jaren heeft geleverd om uit het dal te klimmen waarin ze sedert het einde van de jaren 60, begin van de jaren 70 omwille van de teleurgang van de lokale textielnijverheid, was terecht gekomen.

Ronse kijkt nu volop vooruit. Op basis van een sterkte- zwakte analyse hebben we een strategisch plan opgesteld, dat heel breed wordt gedragen en dat aangeeft waar we met deze stad op middellange termijn naartoe willen.
Wonen, werken en vrije tijd zijn er de drie pijlers van.

Wat werken betreft is Ronse nog steeds goed voor 9000 arbeidsplaatsen ( voor 24.466 inwoners) waarmee we op de 10de plaats staan van alle Oost-Vlaamse steden en gemeenten.

Ronse is in het verleden groot geworden met zijn textiel en was, na Gent, de tweede textielstad van Oost-Vlaanderen. Onze traditionele textielindustrie heeft in de jaren 60 en 70 zware klappen gekregen, met alle negatieve gevolgen van- dien. De grote bedrijven die zich hebben gehandhaafd, zowel in textiel, tapijt als confectie zijn evenwel toonaangevend in hun sector. De textielnijverheid is op heden ook nog goed voor meer dan 2000 arbeidsplaatsen in onze stad.

Met de herbestemming van ons voormalig OCMW-ziekenhuis als incubatiecentrum voor textiel willen we de textiel in Ronse en ver daarbuiten
een nieuwe impuls geven.

Werken in Ronse is evenwel meer dan textiel alleen. Deze morgen hebt U zichzelf kunnen vergewissen van het feit dat ook in een kleine stad als de onze in een kleine dynamische KMO, geleid door een vader en zijn twee dochters, op hoogtechnologische manier een bijdrage wordt geleverd aan alle spitssectoren van onze economie, van de medische sector, over de automobiel- tot de ruimtevaartsector. Het bedrijf dat U deze morgen bezocht was daar trouwens maar één voorbeeld van.

Ronse is ook een stad op de taalgrens, een Vlaamse stad met faciliteiten voor de Franstaligen. Het bijzonder taalstatuut van onze stad veroorzaakt evenwel ook bijzondere problemen. De faciliteiten hebben er immers voor gezorgd dat Ronse niet kon fusioneren met andere gemeenten en dat we een aantrekkingspool zijn voor Franstaligen uit Wallonië en uit Brussel. Velen van de nieuwkomers maken niet het onderscheid tussen faciliteiten en tweetaligheid, waardoor het beeld ontstaat van een tweetalige stad, totdat men ontdekt dat men, om hier werk te vinden, wel degelijk het Nederlands moet machtig zijn.

Dit verklaart voor een groot deel onze te hoge werkloosheid, werklozen die voor het merendeel laaggeschoold, eentalig Frans of allochtoon zijn.
De stad levert dan ook bijzondere inspanningen om een onthaalbeleid te voeren naar de nieuwkomers en om iedereen die hier komt wonen in de mogelijkheid te stellen Nederlands te volgen.

In samenwerking met de VDAB worden bijzondere inspanningen geleverd om de jeugdwerkloosheid terug te dringen, en met succes.
De teloorgang van de textielindustrie en de beschikbaarheid (in vergelijking met de rest van Vlaanderen) van veel goedkope arbeiderswoningen heeft er ook voor gezorgd dat een aantal wijken van onze stad bijzondere aandacht vragen.

Drie aandachtsbuurten werden afgebakend waarin de stad, in samenwerking met Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen, investeert in buurt- en opbouwwerk.
Deze morgen hebt U de gelegenheid gehad om in een van die buurten het wijkcentrum te bezoeken. De bewoners en de medewerkers hebben Uw interesse en blijken van sympathie ten zeerste gewaardeerd. Het is voor ons allen een bijzondere aansporing om op die weg verder te gaan.

Monseigneur, Mevrouw,

De tijd is spijtig genoeg te kort om U ook de zovele andere boeiende aspecten van onze stad te leren kennen. Onze prachtige crypte, onze historische gebouwen en art-deco wijk, ons rijk industrieel patrimonium, onze Fiertel en Bommelfeesten, onze culturele- en sportinfrastructuur, onze prachtige natuur.

Weinigen weten trouwens dat de stad Ronse een van de bosrijkste gemeenten van Oost-Vlaanderen is.

In naam van alle Ronsenaars dank ik U van harte voor dit bezoek, dat voor altijd in de annalen van onze stad zal geboekstaafd blijven. Mag ik U dan ook vriendelijk verzoeken het Gulden Boek te ondertekenen, waarna wij U ook graag een klein aandenken aanbieden. Nadien nodig ik U allen uit om samen het glas te heffen op het Prinsenpaar.

Luc Dupont

Burgemeester


TOESPRAAK STADSSECRETARIS LINDA VANDEKERKHOVE

Monseigneur,
Mevrouw,

Ik wil u graag een korte toelichting geven betreffende het hoe en waarom van de huidige samenwerking tussen de stad Ronse en Samenlevingsopbouw.

Ronse is een provinciestad van 24000 inwoners gelegen aan de taalgrens. Alle andere taalgrensgemeenten zijn kleiner en landelijk van karakter. Ronse is een Vlaamse stad met taalfaciliteiten voor de Franstalige inwoners. Daardoor kenden we ook geen fusies.

Tot aan WOII was Ronse een bloeiend textielcentrum. Textiel zorgde voor tewerkstelling en welvaart. Het verschuiven van de textielindustrie naar de lage loonlanden trof Ronse dan ook heel sterk. De geografische ligging en het gebrek aan een goede verbinding over de weg trok ook weinig nieuwe industrie aan.

De samenstelling van de bevolking veranderde dan ook sterk in de laatste decennia. De stad kende twee grote migratiegolven.
In de jaren ’60 was er een grote instroom van mensen uit Tunesië. Het waren arbeidsmigranten in functie van de textielnijverheid. Veel van deze mensen leerden het Nederlands niet omdat zij oorspronkelijk van plan waren terug te keren naar hun land. Uiteindelijk bleven ze hier, omdat ze ondertussen een familie gesticht hadden. Ondertussen kenden we een uitstroom van jonge afgestudeerde Ronsenaars, die elders hun carrière uitbouwden en ook hun leven.

In de jaren ’80 – ’90 kwam de instroom vooral vanuit Brussel en Wallonië.
Het vinden van een goedkope woning en het feit dat zij dachten terecht te komen in een tweetalige stad, trok veel Marokkaanse gezinnen aan uit Brussel.

De stad oefende verder aantrekkingskracht uit op kansengroepen van over de taalgrens. Mensen op zoek naar werk en een betere toekomst voor hun gezin denken hun heil te kunnen vinden in het economisch sterker Vlaanderen, doch blijven in Ronse omwille van de taalfaciliteiten. Meestal zijn deze mensen slecht geïnformeerd en denken ze dat Ronse een tweetalige stad is, waar ze voor alles - zoals in Brussel – terecht kunnen in beide landstalen. Een voorbeeld hier is het Franstalig onderwijs, dat slechts kan gevolgd worden in Ronse tot 12 jaar en nadien zijn deze kinderen verplicht naar Wallonië uit te wijken om verder onderwijs te kunnen volgen. Hun kennis van het Nederlands blijft zeer beperkt . Het is nochtans noodzakelijk dat mensen in Ronse Nederlands kennen en liefst uiteraard de twee landstalen . Dit verhoogt nadien hun tewerkstellingskansen. In Ronse is de werkloosheid hoog en samengesteld uit 55 % anderstaligen , waarvan ongeveer 81 % laaggeschoold of ongeschoold.

Al deze kansengroepen vestigden zich voornamelijk in een aantal buurten van de stad. Buurten met ofwel veel kleine woningen zonder comfort ofwel waar er sociale huisvesting aanwezig was.
Deze wijken van Ronse werden opgenomen in 1990 in de ‘ Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel ‘ van Prof. Kesteloot. Deze wijken scoorden dan ook hoog voor bijna alle criteria opgenomen in het sociaal impulsfonds:
o.a.
- het aantal kinderen geboren in kansarme gezinnen
- het aantal vreemdelingen
- het aantal woningen zonder comfort
- het aantal mensen dat leeft van een vervangingsinkomen…

Om de achterstand en kansarmoede weg te werken en om deze buurten opnieuw leefbaar te maken zocht de stad Ronse halverwege de jaren 90 een partner, die genoeg expertise terzake had opgebouwd. We vonden het belangrijk een partner te vinden, die werkte op basis van het verhogen van zelfredzaamheid en participatie van kansengroepen zodat de vicieuze cirkel van generatiearmoede werd doorbroken. Deze partner werd gevonden bij RISO nu samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen.

Met middelen uit het sociaal impulsfonds, later met middelen uit het gemeentefonds, werd buurtwerk en buurtopbouwwerk opgezet en uitgebouwd in de drie kansenbuurten van de stad:

In het Noorden van de stad: De Prinskouter
In het zuiden van de stad : de Scheldekouter
In het centrum: Buurt Marijve –Ninovestraat waar wij nu te gast zijn.

Straks zullen de vertegenwoordigers van Samenlevingsopbouw verder ingaan op de door hen gebruikte methodiek en op de belangrijkste doelstellingen die ze beogen.
Nu 10 jaar later is er een sterke werking uitgebouwd. De samenwerking van de stad en samenlevingsopbouw leverde reeds mooie resultaten op. Wij zijn er niet natuurlijk nog niet maar toch op de goede weg.

Het is uiteraard zo, dat we als Stad zelf een aantal diensten hebben die samen met het OCMW actief zijn op het gebied van lokaal sociaal beleid en dat we naast Samenlevingsopbouw nog heel wat andere overeenkomsten met derden afgesloten hebben. In ons strategisch plan hechten we heel veel aandacht aan de sociaal zwakkeren . We willen elke Ronsenaar een menswaardig en kwaliteitsvol bestaan verzekeren. Dit is een hele opdracht, maar als we vb. naar de werking op het vlak van bestrijding van de jeugdwerkloosheid kijken, dan kunnen we stellen dat we zeer positieve resultaten boeken.

Hopelijk kunnen we de geboekte resultaten bestendigen.


Linda Vandekerkhove

Stadssecretaris

DE BENIEUWDE RONSENAAR (107)












TACK WIL DAT STADSBESTUUR

PASSE-PARTOUT BERISPT OM ADVERTENTIE

L’EXPLORATION DE L’IMMONDE

BOUDRINGHIEN VERSUS TACK: DIT IS RACISME


Het is gisteravond tot een bijzonder zware aanvaring gekomen tussen Erik Tack en Rudi Boudringhien in de gemeenteraad. Boudringhien verwijt Tack racisme tegenover een groot deel van de bevolking. In dit geval: de Ronsese Franstaligen.

Rudi Boudringhien: ‘Ik geloof hier mijn oren hier niet. We leven nog altijd in een democratie. Wat ge hier voorstelt, is buitenwettelijk. Ge doet mij denken aan de Kristalnacht. Dit is racisme op grote schaal.’

Aldus een ziedende Boudringhien, in zijn reactie op een bijkomend agendapunt van Erik Tack omtrent een Franstalige advertentie met reductiebonnen voor ‘L’Exploration du Monde’ in de Passe-Partout.

Erik Tack wou dat het bestuur een brief zou schrijven naar het alle-bussen-blad om Passe-Partout te berispen. Verwijzend naar het Vlaams karakter van de stad waarbij dergelijke Franstalige reclame volgens hem dan niet past.

Volgens de Voorzitter van de Raad Jan Foulon is het totaal not done en helemaal niet de taak van een gemeenteraad om zich te gaan bemoeien met betaalde advertenties in bladen. Diederik Van Hamme van CD&V vroeg een schorsing om te overleggen met zijn fractie.

Grondwettelijk recht: de drukpers is vrij

Het voorstel van het Vlaams Belang om Passe-Partout aan te schrijven, werd even later verworpen. Alleen Open VLD onthield zich. De partij die nochtans zegt op te komen voor openheid en vrijheid stemde - zeer opmerkelijk - nièt tegen deze poging tot fnuiken van de freedom of speech...

Alle andere partijen verwierpen wél radikaal het beklemmend idee van Erik Tack om de lokale media te gaan reprimanderen op hun inhoud. Artikel 18 van de Belgische grondwet indachtig: de drukpers is vrij.

Boudringhien schreeuwde Tack apart nog na dat hij zich hiermee gewoon smalletjes wil revancheren op Passe-Partout, omdat het blad in de voorbije verkiezingsstrijd geen advertenties wou plaatsen van het Vlaams Belang.

(Een beslissing die volgens ons inderdaad voor discussie vatbaar was. Voor zover de te plaatsen verkiezingsboodschap democratisch is en er geen mensen of bevolkingsgroepen worden geschoffeerd of uitgesloten moet zij - in het kader van diezelfde vrije meningsuiting - wél kunnen, vinden we. Dit kadert in het hele debat van het omstreden cordon sanitaire).

Horen, zien en schrijven.

Gewezen eerste schepen Boudringhien verliet na zijn uitval de gemeenteraad . Wit van woede. Erik Tack, zichtbaar geschrokken door Boudringhiens reactie:

‘Racisme? Dat zijn verschrikkelijke woorden die ge hier spreekt.’

Passe-Partout is een uitgave van Corelio, de voormalige Vlaamse Uitgeversmaatschappij (VUM). Die besliste om in àl haar kranten en bladen, ondermeer Het Nieuwsblad, De Standaard en Het Volk, geen advertenties van het Vlaams Belang te plaatsen. Deze algemene beleidsbeslissing werd ook in Ronse stipt opgevolgd.

Het is niet de eerste keer dat lokale politici de vrijheid van meningsuiting hier in Ronse menen te kunnen muilkorven. Het breekt hen zuur op. Ook electoraal.

De nationale verkiezingscampagne van het Vlaams Belang draait rond drie aapjes. Die staan voor de houding van de drie grote concurrerende partijen van christen-democraten, socialisten en liberalen.

In dit geval echter wordt het zogenaamd schuldig zwijgen, dat de andere partijen nationaal en campagnegewijs wordt aangewreven, merkwaardig genoeg in Ronse integendeel opgelegd aan een - deze keer Franstalig - deel van de Ronsese bevolking.

De pers heeft op deze poging tot fnuiken van het vrije woord maar één antwoord: horen, zien en schrijven.

26 maart 2007

DE ROYALE RONSENAAR

Mon Petit Prince,

Ik neme mijn schoonste penne ter hand om u te schrijven dezen brief. Grapje Fieliep jongen, grapje! Uw koninklijke eruditsie heeft mijn gesteven stijl al voorzekerst sebiet ontmaskerd als een schandelijk plagiaat uit Het Gezin van Paemel van Buysse. Maar neen, niet de coureur! Buysse, de schrijver van ‘Het Recht van de Sterkste’. Zoude gij toch moeten kennen.

Die Buysse is trouwens door één van uw voorvaderen op zijn sterfbed nog tot baron geslagen. Juust gelijk la Baronne de Vaughan. Zegt zij u ook al niets? Leopold II zijn maîtresse? In ‘permanente disponibiliteit’ op de Cap Ferrat, met een geheim gangske van haar villa naar ’t koninklijk paleis wat verderop? Ge moet uw Belgische geschiedenis een beetje kennen. Bon retournons à nos moutons. Laissons pisser les Mérinos.

Morgen gaat ge mij tijdens uw blitzbezoekske aan Ronse niet zien. Dat deze melding u als toekomstig vorst worst zal wezen, mag ik gaarne aannemen. Du saucisson de Ciernon. Maar ik ’n komme dus niet. Veuillez excuser mon absence. Ik heb de vereiste protocolaire paperassen om rond uw gat te mogen hangen dan ook bewust niet ingevuld.

In vaktermen: ik heb me niet laten accrediteren om morgen bij Stewall, aan het Spoor en in de lentefrisse trouwzaal van het stadhuis uw onderdanige onderdaan te spelen tussen de notabelen, de niet altijd zo respectabelen en de andere lokale bobo’s, altijd dezelfde honderd receptieschuimers.

Ge kent me niet? Zo zijn er wel meer. Pas grave. Zo houden. Onbekend Vlaming (OBV) zijn heeft namelijk niks dan voordelen. Tja, we zijn nu eenmaal uit een andere broek geschud, gij en ik. De ene broek is de andere niet. Vraag het maar aan Delphientje.

Begrijp me vooral niet verkeerd. Het is noch persoonlijk, noch ideologisch. Voor mij mag België nog lang uw eendrachtig koninkrijksken blijven. Ten eerste denk ik niet dat onze Waalse broeders beter af zijn als Frans Departement met Sarko of Ségo. Ten tweede heb ik als democratische Ronsenaar, Vlaming, Belg en Europeër ('t is veel tegelijk voor één mens) geen enkel vertrouwen in bepaalde onderlingende bedoelingen van sommige separatisten.

Neen voor mijn part, wordt gij dus maar schoon koning. Als ge een even sympathiek mens zijt gelijk uw papa, zitten we alweer voor jaren goed. Laat u vooral niet in een hoekske duwen door Astrid. Want achter uw zus staan de Habsburgers. En we kénnen de Habsburgers. Voor mij dan nog liever een schelleke Coburg.

Eer ik terzake kom, wil ik u nog wat anders kwijt nu ik toch de keure heb. Ge hebt daar onlangs in uw paleis eens goed van uw gat gegeven tegen die royalty watcher Pol Vandendriessche die nu overal pijnlijk probeert aan de bak te komen als politieker.

Wat diene mens u misdaan heeft, daarmee wil ik me niet moeien. Maar ik vind wel dat gij in uw eigen kot nog altijd het recht hebt om uw gedacht te zeggen. Grondwettelijk gesproken moogt gij bij mijn weten, zolang ge nog geen koning zijt en uw smikkel moet houden, voorlopig nog evengoed als Belg uw kleppe open trekken tegen gelijk wie. Ge zijt gij ook maar een mens. Freedom of speech for everybody. Never forget.

Als ze aan de ene kant constant met uw koninklijke onderdelen spelen in hun magazines of boekskes en aan de andere kant ten paleize met hun kopken scheef uw Chouette & Bandons Brut Impérial komen opdrinken, ik zou ‘k ik zelf ook…

Apropos, als ik u hier aanschrijf als ‘Petit Prince’ is dat niet om u te couilloneren. Zoals de royalisten onder mijn lezers ondertussen allicht al geschandaliseerd zitten te peinzen. Wel integendeel wel integendeel. Le Petit Prince is au contraire mijn ultiem literair idool.

Ik vergelijk u dan ook gaarne respectueus met de mooiste creatie van Saint-Exupéry. Waarom? Omdat gij hier, als een Prinske van de Prinskouter, morgen in Ronse komt landen als vanop een to-taal andere planeet. Bij Le Petit Prince was dat de asteroïde B 612. Bij u is dat de bescheten beslotenheid van de verre planeet Laken. Zijde mee?

Waarvoor ik u schrijf is ‘t volgende. Maak u nu al geen enkele illusie. Het echte diepe Ronse van de Ronsenaars krijgt ge hier morgen niet te zien. Daarvoor schermen die pipo’s van het protocol u veel te veel af.

Het Ronse van de steegskes, de koerkes, de wieties, de Gevuigoode Mandolienen, de Fierteldragers, de Bellemannen, de nachtwinkels, de nachtbrakers, de nachtkrakers, de dagjesmelkers, de kleine zelstandigen in hun verdoken miserie, de cafébazen, de carnavalgroepen, de zelfkant, de krap behuisde politie, het lege hospitaal, wat thuisverpleegsters meemaken bij mensen zonder juiste medische score om verder nog voldoende gesoigneerd te mogen worden, de vrienden van de Vrolijke Kring, de miljonairs gokkend op paarden en voetbalmatchen, de huisjesmelkers, de woekeraars, de madammen met Vuitton, de madammen met een Voile, de gelukszoekers, de kapotte ascenseurs van de Scheldekouter, de purple rain van de Muilebeike, het levensgevaar alom voor fietsers, de donderende camions door de binnenstad, het lawaai, de stank, het gevaar, de megatrucks aan de schoolpoorten. Stop ou encore?

Kijk waarvoor ik u schrijf nu komt het. Van alle Belgen zijn de Ronsenaars de dappersten. Al van in ’63 schuiven ze tussen de twee stoelen waarop uw troon wankelt. Al bijna een halve eeuw zaaien ze aldus naar de zak. Maar voor hen zijn alle Belgische zakken leeg gebleven. De Brusselse zak, de Vlaamse zak, de Waalse zak. De zakken werd namelijk overal elders over de steden van uw rijk uitgeschud.

Ziet ge die drie schoorstenen daar? In die lege kaalslagvlakte aan de Zonnestraat waar het Bedrijven Centrum komen moet? Neen, ge gaat ze niet zien morgen. Symbool nochtans voor het Ronse van nu. Het nieuwe Ronse van morgen op het geruïneerde Ronse van vandaag.

Wallonië heeft onze fabrieken gepakt. Als een Dieu hebben Spit en co onze fabrikanten gemest met Eurosbsidies: via een ommetje afkomstig van Vlaamse transfergelden.

Wallonië stuurt ons nu, bij wijze van bedanking, al haar sukkelbozen die geen Vlaams kunnen. Dus geen werk vinden. Dus de koopkracht kelderen. Dus het winkelaanbod omlaag duwen. Zijde mee?

Vlaanderen moet Ronse niet. Want, ge gaat het hier morgen misschien wel horen, er wordt hier een behoorlijk muilke Frans gebroebeld (enfin wat daar voor doorgaat). En nog wat andere talen ook.

Want in Brussel kennen ze Ronse dan weer alleen maar om er hun allochtonen naartoe te sturen. Met de instinker dat de huizen hier veel goedkoper zijn en er jawel Frans gesproken wordt. Dus kunnen ze geen Vlaams. Dus vinden ze geen werk. Dus kelderen ze de koopkracht. Dus gaat het winkelassortiment omlaag. Zijde weer mee?

Let wel, voor mij mogen al die mensen hier gerust komen wonen. Ik ben echt waar de eerste om het racisme hier te bestrijden. Maar, Mon Petit Prince, zo kan dat hier toch niet langer? De Ronsenaars werken zich nu al - alemoele tuupe - uit de naad voor de Renaixance. ’t Wordt echt tijd dat we hier 's die bretel van Vlaanderen naar Wallonië krijgen. De N60 had eigenlijk de N '63 moeten heten...

Want pas op hé kameraad, Ronse is de schoonste stad van geheel uw rijk. Middenin het mooiste dal van Vlaanderen. Ronse heeft een knap Strategisch Plan. Ronse wil gastvrij en hoffelijk samenwerken met de broeders van la Région des Collines. Ronse wil meedraaien in een grenzenoverstijgend Eurodistrict met Lille, Tournai en Kortrijk.

Als ge dus ooit uw papa opvolgt, ik wens het u oprecht toe, denk dan nog eens aan Ronse. De prijs die deze stad betaalt voor haar openheid, verdraagzaamheid, meertaligheid is al te hoog. Vertel uw gouverneur, uw adviseurs, al uw hofdienaren dat de Knack er ferm naast zit met die tendentieuze achterhaalde enquête van onze ‘vrienden’ in Louvain-La-Neuve.

Dat Ronse integendeel de laatste parel aan uw kroon is. Vertel het hen. En als ge morgen koning zijt, kom hier dan nog ne keer terug. Met uw magnifiek helikopterken. Land dan op onze Grote Markt. Gelijk de eerste koning der Bommels in den tijd. (Vraag het morgen maar aan uw hofdienaar Ignace van de Kadeitchiest, wat dat zijn Bommels. Hij kan het weten, hij wordt de nieuwe Bommelkoning. 't Hopen dat uw vader, zijn baas, dan ook eens langs komt.)

En dàn pas zult ge het echte diepe Ronse kennen, zal ik de eerste zijn om mijn protocolaire paperassen in te vullen. Om hier te schrijven dat ge bedankt zijt. Omdat ge, anders dan al die politiekers die uw paleis platlopen, Ronse niet laat stikken.

Droeg zuirge vaan oa kadeitsies!
En nen dieken bees aan oa Matielleke!
't Ees azuu 'n doolekie.


Tuupe vuir Roonse.

P.S. ‘k Zou u gaarne mijn romanbundel ‘Belgetude’ offreren, doch de stock is uitgeput. En ik ook. Van u dezen brief te schrijven. (Allez vooruit. Buysse lezen hé makker. Vergeet het niet!)