19 december 2008

DE NALATENSCHAP
















Hoofdstuk 21.

Victor.


Als de wind goed zit, hoor ik ondergronds gerommel. Het front nadert. Voor mij klinkt dit gedreun als de klokkengeluiden van Sint-Hermes op Pasen. Na de lange stilte van de vasten. Wanneer worden we bevrijd?

De elektrische centrale ligt stil. De methanoldistilleerkolommen bestaan niet meer. Drie van de vier acetyleengashouders zijn de lucht in gevlogen. Ons rantsoen vermindert nog. De Krankenbau puilt uit. Roodvonk. Difterie. Vlektyfus. De smeerlapperij zit overal in het kamp. De Polen werken nauwelijks nog. De Fransen lopen rond met opgeheven hoofd. De Engelsen maken stiekem het V-teken . Maar de nazi’s blijven doof en blind. Opgesloten in hun pantser van halsstarrigheid maken ze schuilkelders en loopgraven, herstellen ze de schade. Ze bouwen voort, vechten door, commanderen, organiseren, moorden.

Vorig jaar nog had ik een naam, een familie, een lenig gezond lichaam. De toekomst lachte me toe. Ik droomde van bergen, liefde, muziek, poëzie en op Drievuldigheidszondag een zonovergoten Fiertel. Van mijn leven en dromen schiet niks meer over. Ik heb niet eens de kracht meer om er zelf een eind aan te maken.

*

Aan en af met roodvonk naar de Krankenbau.

‘Infektionsabteilung’.

Twaalf met roodvonk. Drie met difterie. Twee met tyfus en eczeem. Hoge koorts. Niet langer bang voor de selecties. Buiten sneeuwt het. Ik krijg grote doses sulfonamidepreparaat. Hevige misselijkheid. Geen honger meer. Geen zin om te praten.

Theo , mijn onafscheidelijke vriend, haalt het niet meer. Ziet Ronse nooit meer terug. Ik weet het. Hij beseft het. We zeggen niks. Hij overhandigt me zijn krabbels op een paar stukjes karton. Mee gesmokkeld uit de fabriek.

‘Dagboek van Theo’.

De laatste armtierige kreten van een geknakt jong leven. Enkele vieze kantjes vol vrijwel onleesbaar geschrift. Her en der onafgewerkte zinnen. A cry for freedom. Alles hebben we gedeeld. Alle onze risico’s in en om Ronse. Bij Theo thuis in de Wijnstraat. Zijn donkere kamer. Onze verkenningen op de fiets. Onze foto’s van dat Duitse kamp.

Hij wou piloot worden. Bij de Royal Air Force. Met een Spitfire vliegen. Ons land en onze stad bevrijden van boven. Beter zijn dan de legendarische Red Baron..

Wie zal het ooit kunnen zeggen wie ons verklikt heeft? Samen zijn we door deze hel gegaan. Elke gram brood gedeeld die we buiten het rantsoen konden regelen. Nu komt voor hem het einde van de reis.

Vooral niks meer zeggen.
Dat hij het niet meer halen zal.
Dat hij doodgaat.
Al mijn woorden zijn op.

*

Ik strompel buiten. Het aantal kraaien neemt fel toe rond het kamp. Ik leef in een wereld van doden en schimmen. Het laatste spoor van beschaving om me heen is weg. Het werk van onze verdierlijking is voltooid. Ik zie overal holle blikken. In uitgeteerd gele lichamen. De overtuiging dat het leven zin heeft, zit in elke vezel van elke vrije mens. Hele boeken vol filosofie bestaan erover. Voor mij is de zin van het leven de lente te halen.

Wie hier overblijft? Dokters, kleermakers, schoenlappers, muzikanten, koks, homoseksuele jongens, vriendjes van een of andere kampoverste. Plus uitzonderlijk hardvochtige, levenskrachtige, onmenselijke individuen, door de SS’ers die over satanische mensenkennis beschikken benoemd tot toezichter, Kapo, Blockältester. Wie geen Organisator, Kombinator, Prominent weet te worden, is binnen de kortste keren een zwakke.

Alle zwakken die ik hier in de verbrandingsoven zie verdwijnen, hebben dezelfde geschiedenis. Of liever: geen geschiedenis. Ze beginnen in deze heksenketel pas iets van de wetten en verboden te onderscheiden als hun lichaam het al begeven heeft en niets hen nog kan redden van de nazi-selectie of de uitputtingsdood.

Zij vormen de geknakte ruggengraat van het kamp. Een naamloze, altijd andere en altijd eendere massa. Al die niet-mensen die hier in stilte marcheren en zwoegen. In wie de vonk is gedoofd. Al te uitgebust om nog te kunnen lijden. Ik aarzel om te zeggen dat ze nog leven. Ik aarzel om hun doodgaan al de dood te noemen.

Ze bevolken mijn nachtmerries met hun schimmige aanwezigheid. Als ik het kwaad van onze tijd in één beeld samenvatten kan, zie ik het als een uitgemergeld mens met hangend hoofd en kromme schouders in wiens ogen niks meer te lezen is van een gedachte.

*


De hoofdweg naar de overleving wordt bewandeld door de functionarissen van het kamp. Kapo. Lagerältester. Toezichter. Kok. Ziekebbroerder. Nachtwaker. Veger. Scheissminister. Bademeister. In hen werkt een door de eeuwen heen aangeleerde vijandigheid jegens vreemden om hen tot monsters van zelfzucht en gevoelloosheid te maken. Wanneer je, in een staat van slavernij, aan enkele individuen een bevoorrechte positie, een zeker comfort en een behoorlijke overlevingskans biedt in ruil voor het verraad van de natuurlijke solidariteit met de lotgenoten, zullen er altijd zijn die die kans grijpen.

Die komen dan boven de wet te staan. Ze worden onaantastbaar. Hoe groter de macht die hen wordt gegeven, des te gehater ze zich maken. Wordt zo iemand het commando over een handvol ongelukkigen toevertrouwd, dan zal hij wreed en tiranniek worden, omdat hij weet dat als hij dat niet is , een ander zijn plaats krijgt.

Als je geen ‘prominent’ bent en op eigen krachten wil vechten om te overleven, moet je je op elk moment schrap zetten tegen de afmatting, de honger, de kou en de neiging je te laten gaan. Je vijanden weerstaan. Geen medelijden hebben met je rivalen. Je geest scherpen. Je wapenen met geduld. Je wil stalen. Elk gevoel van waardigheid de nek omdraaien. Elk licht van het geweten doven. De strijd aanbinden als beest tegen andere beesten. Je verlaten op de ongekende onderaardse krachten die volksstammen en enkelingen in duistere tijden staande houden.

Talloos zijn hier de wegen die worden uitgedacht en gevolgd om niet te sterven. Evenveel als er verschillende karakters zijn. Alle betekenen ze een strijd van één tegen allen. Met zelfverraad en compromissen. Voor wie hier niet over sterke innerlijke vermogens beschikt, voor wie niet uit zichzelf de kracht kan putten om zich aan het leven vast te grijpen, is er geen andere weg dan die naar de geestelijke verwording en de bestialiteit. Alle andere wegen lopen dood.

*


Afscheid van Theo. Als een hongerig spook loop ik naar de dysenteriefdeling. De vloer is bedekt met bevroren drek. Niemand heeft nog de kracht om uit bed te komen. Doorligwonden. Gekreun. Gehuil. Geschreeuw. Longonsteking. Tuberculose. De eenzame dood. Ik hoor mijn vriend. Ik duik naar hem toe. Hij probeert recht te komen. Stijfgestrekt bovenlichaam en armen en witte ogen. Zijn dagboek. Wat daarvoor doorgaat. Hij haalt de kartonnetjes van onder zijn matras.

‘Verdorie, Theootje toch,’ zeg ik.
‘Verdorie Victor Victorie’, zegt hij.

Het V-teken.

De V van Vriendschap.
De V van Vervloeking.
De V van Vrijheid.

‘Vertel het hen’, zegt hij.

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording van de bronnen cfr.9.08.2008).

18 december 2008

250.000 VISITES LATER

TUUPE NIE PLUIJEN

Vanmiddag noteer ik het 250.000 ste bezoek. Bij het afsluiten van dit stuk exact 250.005, waarvan 171.601 uniques en 78.404 reloads. Met grote fideliteit en in snelgroeiend aantal klikken jullie deze blog aan vanuit Ronse maar ook vanuit 56 landen op alle continenten. Ook surfend of via de diverse zoekmachines. Waarvoor mijn diepe dank.

Er zijn ook lezers die via deze blog hun Ronsese roots willen terug vinden of hun missing link willen dichtrijden, zoals gisteren nog een modedame uit Antwerpen die hier gelezen had over het Textiel Incubatie Centrum en daar meer info over wou.

Jullie klikken soms vanuit landen waar ik zelf wel eens zou willen toeven. Cambodja, Maleisië, Nieuw-Zeeland, Argentinië, de Filippijnen, Zuid-Afrika…. Het spreekt tot de verbeelding hier op mijn schrijfzoldertje onder de toren van Sint-Hermes. Tijd voor een tussentijdse balans.


Parkeergarage voor pennenvruchten.

In Humo legt Pieter Aspe, welvarende schrijfbroeder bij mijn uitgever Manteau, uit hoe de meeste auteurs in Vlaanderen en Nederland met hun romans amper 1000 lezers vinden. (Hijzelf vond er met zijn thrillers inmiddels 1.500.000).

Wat Aspe vertelt, is helaas de waarheid. Auteurschap dat geen maakwerk wil zijn noch BV-stuntwerk wordt in Vlaanderen - tenzij het uitzonderlijk succesvol is zoals dat van Aspe - in Vlaanderen een hopeloze Sisyphusarbeid.

‘Mais il faut que l’oeuvre existe’, zei Flaubert die met zijn Madame Bovary om te beginnen al justitie op zijn dak kreeg omdat madame het met haar vrijer deed in een koets.

Zopas herlas ik ‘The Road to Los Angeles’ van John Fante. Pareltje met de kracht van de beste Salinger. Fante schreef dat echt schrijversboek in 1933. Het geraakte pas gepubliceerd …in 1986. Na zijn dood. Waar het op aankomt, is dat je fideel blijft aan je schrijfpassie zonder jezelf daarbij noch te verloochenen noch te verpatsen aan de waan van de tijd.

In die zin beschouw ik de massale respons op deze blog als een hemels geschenk in barre schrijftijden en een perfecte parkeergarage voor mijn pennenvruchten. Wie dat wil, kan hier aldus al mijn koppig volgehouden geschrijf volgen. Dag aan dag of erna via deze pdf-bestanden:

‘De Gok van Hermes’. ‘De Schrijfheren’ (roman over veertig jaar journalistiek). ‘Sterrenkijker’ (Short Story over Schrijven in Vlaanderen). ‘Vader Dag’ (Brievenroman naar dode papa). De romans in wording ‘De Nalatenschap’ en ‘Blue Moon’.

‘De Nalatenschap’ is daarbij onbetwistbaar het werk dat me het meest in de kleren gaat hangen. Altijd blij dat ik tegelijk ‘Blue Moon’ heb om me met alle gekheid uit mijn schrijfstokje weer los te wrikken uit die vreselijk donkere tijd van verzet en verraad.

Als verwoed lezer weet ik zelf wel best wel dat lezen op het web iets heeft van dansen met je zus. Maar het sterkt me bij het voort schrijvelen dat ik tenminste langs deze zijweg de lezers van mijn uitgegeven werk verder teken van schrijfleven kan geven.

Het grote Webnet

De massale respons op deze blog heeft natuurlijk alles te maken met mijn zeer vroege sprong naar het web nu drie jaar geleden. Ik bleek daarmee lokaal een grote vraag te beantwoorden op een heel andere lezersbehoefte in een totaal veranderde mediamarkt waarin printpers en audiovisuele media zich plotseling voorbij gesneld zagen door het internet.

Het heeft geholpen dat ik dit na jaren van verzuilde pers, vijftien hoofdredacteuren die het allemaal zoveel beter wisten en anonieme aandeelhouders wie het alleen om hun winst te doen was, eindelijk kon gaan schrijven zonder opdringerige opdrachtgevers noch oppermachtige broodheren, noch vaak bindende commerciële krijtlijntjes van krantenconcerns, noch morele druk van occulte al dan niet confessionele netwerken.

De gigantische mogelijkheden van internet ontdekte ik in het vroegste stadium ervan toen mijn jongste zoon Yannic zijn studie afwerkte in Schotland en Australië en het web via zijn aanmoediging ons enig communicatiemiddel werd. Als redactiechef had ik er op de krant naderhand aanvankelijk nogal wat moeite mee de nieuwsredactie te overtuigen van de gigantische mogelijkheden die er zaten aan te komen via dat web.

Tuupe vuir Roonse…

De onmiddellijke massale respons op de digitale lancering van 'De Nieuwe Ronsenaar’ (inmiddels herdoopt tot 'De Benieuwde Ronsenaar') bracht me op de idee om van deze blog samen met jullie tegelijk één van de hefbomen te maken bij onze pogingen als Ronsenaars van goede wil om allemaal samen onze geliefde stad eindelijk de echte Renaixance te geven waar ze zo’n grote nood aan heeft. Dit bovenop het Strategisch Plan en alle andere inspanningen van het stadsbestuur om Ronse uit het slop te helpen.

Tuupe vuir Ronse is in de eerste plaats niks meer dan een hartekreet. Zo naïef wil ik daarbij echter niet zijn, dat ik in dat enthousiasme blind zou blijven voor al wat mis gaat. Er zal hier altijd wel wat scheef zitten. Er gaat hier immers van alles grondig fout. Er zijn dan ook dagen van grote moedeloosheid. Maar ook andere van verblijding om wat wel lukt. Hoe mooi het sportcentrum Rosco is en nog wordt. Dat de renovatie van het oude stadscentrum er nu zit aan te komen. Omdat Steenbrugge en Zonnestraat een nieuw leven krijgen. Omdat de Nieuwe Leie een parel van een cultuurcentrum wordt.

La Vie en Ro(n)se

Verre van een afwijzing van de Franstalige Ronsenaars bij die verhoopte Renaixance is de faciliteitenbrief van burgemeester Dupont het signaal waarmee Ronse haar opgedrongen rol als no mans-land voor verloren gelopen gelukszoekers uit Wallonië en filières uit Brussels allochtonië definitief van zich afgooit.

Ronse wil daarbij een gastvrije, solidaire, taalhoffelijke Vlaamse taalgrensstad zijn. Elke vorm van onverdraagzaamheid zal ik hier blijven bekampen met de pen. Het Ronse van het (taal)fanatisme, de agressie, de brutale overvallen, het onveiligheidsgevoel, de onwil van echte inburgering. Het is niet simpel om schrijven. Want eer je het weet, zit je in het vaarwater van de populisten en extremisten.

In alle oprechtheid ben ik er echter van overtuigd dat het halfslachtige statuut Ronse klein houdt en achterop zet. Bovendien geloof ik echt dat al die nieuwe gelukszoekers hier in Ronse telkens weer in de armoedeval worden gelokt door de foute perceptie van tweetaligheid.

Tegelijk zal ik hier blijven pleiten voor de grootste taalhoffelijkheid naar de Francofone Ronsenaars en naar onze Waalse buren en klanten. Solidariteit moet daarbij ten allen tijde primeren. Maar die goed bedoelde solidariteit mag ons als tolerante en solidaire Ronsenaars niet marginaliseren. Anders krijgen we hier vroeg of laat een veel minder solidaire, veel minder taalhoffelijke 'extreem-populistische alliantie'...

Tuupe vuir Ronse? Ja maar dan wordt het de hoogste tijd voor de allochtone minderheidsgemeenschap(en) om de uitgestoken hand van de Ronsenaars niet langer te negeren door vanuit de gemakkelijke slachtofferrol verongelijkt te schermen met de eigen integriteit zonder daarbij rekening te houden met die van de Ronsenaars. De komende vier jaar moet daar hard aan gewerkt worden. Vorige maandag is het echte debat daarover in de gemeenteraad eindelijk op gang getrokken. Nu daarop doorgaan.

We gaan als Ronsenaars van goede wil niet plooien. Noch voor de agressie, noch voor het groepsegoïsme, noch voor de arrogantie, noch voor het elitarisme, noch voor de netwerken, noch voor het geld, noch voor de goedkope stunts, noch voor de verbale krachtpatserij, noch voor welke macht dan ook. Nooit. Jamais.

Aan mijn initiële hartekreet
Tuupe vuir Ronse
voeg ik er 250.000 clicks later
daarom deze tweede aan toe:
Tuupe Vuir Ronse. Nie Pluijen.

15 december 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR

KRONIEK VAN DE GEMEENTERAAD

VAN BULDERENDE KOEIEN EN NICOLAS SARKOZY.


Erik Van der Eedt (GBIC) is er vanavond in zijn eentje in geslaagd een te verwachten one man show van Erik Tack rond het Minderhedenbeleidsplan van schepen Nedia-Gmati Trabelsi kordaat te stoppen. Gaandeweg zelfs helemaal te doen ombuigen tot een echt publiek debat op niveau rond de oprechte poging van alle politieke fracties om hier vreedzaam samen te leven.

Met één kordate tussenkomst verduidelijkte Van Der Eedt dat ook andere raadsleden dan Erik Tack ook wel een mening hadden omtrent de problemen die overal in deze geglobaliseerde wereld en dus ook in Ronse bestaan wanneer mensen vanuit een verschillende achtergrond hun geluk proberen te vinden op dezelfde plek van de planeet. De gemeenteraad werd daardoor vanavond een schitterend politiek forum rond integratie. Of hoe je inburgering ook noemen wil, zonder oeverloos over woorden te gaan vitten.

Ze heeft het

Nedia Gmati-Trabelsi had voordien niemands hulp nodig gehad om in haar eentje heel sereen en bijzonder gevat alle pogingen van Erik Tack te pareren die haar probeerde vast te rijden in zijn vrij voorspelbare oudbakken retoriek.

De oppositieleider slaagde er maar niet in haar ook maar één keer vast te prikken met zijn nogal schoolmeesterachtige seriële strikvragentactiek omtrent de meerwaarde van de multiculturele samenleving. Zelfs een steuntje van Dirk Deschaumes aan De Grote Leider kon niet meer verhinderen dat het echte debat ten gronde eindelijk op gang kwam.

Daartoe had schepen Suzy Arijs eerst een mooie aanzet gegeven door Tack te vragen om, als het niet geeft, alstublieft ook een keer te willen kijken naar de positieve dingen die hier in Ronse rond integratie of inburgering of diversiteit wél werken.

Erik Tack (tot schepen Suzy Arijs):‘Ik weet dat ge me niet gaarne ziet. Ge geeft mij zelfs geen hand.’
Schepen Nedia Gmati-Trabelsi (tot Tack): ‘Het gaat er hier niet om hoe graag we mekaar zien. Het gaat om respect.’

De Drie Zwitsers

Erik Tack was even van zijn melk, zoals ze dat in keurig Nederlands zeggen. Ging tenslotte helemaal naar af met een vraag of het niet goed zou zijn dat de allochtonen voortaan allemaal naar de VRT zouden kijken in plaats van naar al die vreemde zenders op hun schotelantennes. Eerder op de avond had deze soms bizarre man de goegemeente al verbaasd met zijn vraag om de subsidiëring van handelspanden voortaan afhankelijk te maken van… een verplichte Nederlandstalige winkelbenaming.

Verbijstering alom. Meer bepaald van Rudi Boudringhien.

‘Meneer Tack, we leven hier in Ronse nog altijd niet in een totalitair regime!

Inderdaad. Hierna misschien een paar suggesties voor subsidiëring door het Handelspandenfonds.

Les Trois Suisses: De Drie Zatte Zwitsers.
Le Furet du Nord: De fret van het Noorden.
La Vache Qui Rit. De Bulderende Koe.
Tartine & Chocolat: Nen Bauterham mei Chooco.
Galeries Lafayette: Galerij Failliet.


Tuupe is meer dan een hartekreet

Volgde daarop een debat waarbij alle pertinente vragen werden gesteld die elke Ronsenaar zich terecht stelt over de manier waarop we hier als één echte en hechte gemeenschap de komende jaren in vrede en wederzijds respect kunnen samenleven. Een debat waaruit vooral bleek dat de hele gemeenteraad van Ronse de tweedeling tussen Ronsenaars verwerpt om TUUPE te zoeken naar peis en vree.

Een debat dat er altijd al had moeten komen en dat er nu eindelijk op de valreep van 2008 ook echt kwam. Con brio verdedigde een ontspannen Nedia Gmati Trabelsi in optima forma haar beleid dat in deze fase in eerste instantie gebaseerd is op onderwijs, tewerkstelling en opleiding maar dat gaandeweg veel verder moet reiken dan dat.

Ze kreeg daarbij ook begrip voor het feit dat de Integratiedienst ten stadhuize de afgelopen jaren nogal wat personeelswissels moest dichtrijden. Door die tussenkomst van Erik Van der Eedt kwam dan het echte debat op gang waarbij ook Tom Deputter van VLD zijn bedenkingen formuleerde. Het gaf mooie momenten.

Pol & Tom: twee allochtonen?

‘Mijn vader komt van Oostende. Mijn moeder van Bergen. Ben ik een allochtoon of een Ronsenaar?’ vroeg Pol Kerckhove zich af, nu helemaal weer wakker door zoveel onzin over zogeheten 'etnische minderheden'.

‘Het komt me voor dat het woord allochtoon altijd gebezigd wordt voor mensen van Arabische afkomst. Is Sarkozy een allochtoon? En Di Rupo? Hoeveel generaties moet je er over doen om hier aanvaard te worden als je Mohammed heet?’

Schuune, wried schuune.

Tom Deputter zat met dezelfde vraag rond zijn identiteit: ‘Als kind van twee Oostendse ouders’.

En heu... ben je een echte Ronsenaar als je vier generaties eerder eigenlijk via Wortegem en Kwaremont van Kanegem komt en tot overmaat van ramp in Gent bent geboren?

Le mot de la fin kwam van Luc Dupont. De burgervader van alle Ronsenaars resumeerde de algehele goede wil om er Tuupe uit te komen.

Luc Dupont: We werken meer dan ooit aan de inburgering wat hetzelfde is als integratie. De goede wil moet daarbij van twee kanten komen. We pleiten voor meer openheid van beide zijden. Het is niet rechtvaardig om alle schuld aan één kant te leggen.’
*

Hij zei er niet bij welke kant. En dàt gaf zijn woorden nu net helemaal de kracht van de oprechte zoektocht naar wederzijds respect. Het was een mooi debat. De polarisatie tussen de Ronsenaars is doeltreffend teruggefloten door àlle raadsleden. Overheen de partijen. Tuupe vuir Ronse was vanavond méér dan een hartekreet. Mooi. Heel mooi.

DE NALATENSCHAP












Hoofdstuk 20.

Fox.

Het is enkel aan de perfecte compartimentering van onze werking te danken dat we onze strijd hier kunnen voortzetten. Dit ondanks de zware verliezen van de jongste maanden. Het is doodsgevaarlijk geworden nu. Hoe meer onze groep uitbreiding neemt, ondanks de vele recente tegenslagen, hoe groter de risico’s. Na drie jaar volkomen ondergrondse werking spant de Gestapo haar netten in en om Ronse almaar strakker aan.

De collaborateurs zitten overal in de stad. Kleine profijtjes. Grote winsten. De ene doet het om af te zijn van de opgelegde burgerwacht na de aanslagen op Vogel. De andere doet het voor het gemakkelijke geld. Nog een andere doet het vanuit oude veten.

De textielbaron, die doet het zogezegd om zijn fabriek draaiende en het volk van Ronse aan het werk houden. Wordt ondertussen snel smoorrijk van de gestreepte grijze stoffen die hij weven doet voor de gevangenispakken van onze jongens in de kampen. Werkt aldus voor de nazi’s. Steunt zogezegd stiekem het verzet. Wint altijd. De kleine man van Ronse geraakt geplet in het verraderlijke lied der oude getouwen. Samen met de wol die hij weeft.

De kleine man is de sigaar van de baas.

Wij van het verzet merken alvast weinig van enige geldelijke steun van de baronnen. Het steungeld voor de werkweigeraars halen we zelf wel uit onze bankovervallen. Nu en dan zetten we zo’n ‘textilien’ eens zwaar onder druk. Dat werkt.

En dan zijn er de persoonlijke afrekeningen van zwart versus wit. De oude en nieuwe rancunes. Lang verdrongen rivaliteiten in de liefde die nu hun weg vinden naar listig revanchisme. Oude schoolmakkers worden vrienden voor het leven in het verzet. Of dan bloedvijanden voor generaties.

De dood is zo goedkoop tegenwoordig. Eén anonieme brief naar de Gestapo. Eén smerige hint naar de vriendjes van de nazi’s in hun salons. Ronse was altijd al een stad van de hevigste wrijvingen. Zelfs in vredestijd. De draaideur tussen Wallonië en Vlaanderen. Twee werelden door één deur. Een stad waar er altijd elektriciteit is.

*

Georges Vanherpe, onze gewestleider van Oudenaarde (codenaam ‘Michel’) moet onderduiken in Oudenaarde. Zijn opvolger Achille Vanhecke (codenaam ‘Barbotin’) kan maar op het nippertje ontkomen aan één van de vele razzia’s in de stad. Karel Van Wambeke, onze gewestleider van Zottegem, wordt door de nazi’s dood geschoten in zijn huis. De Gestapo dringt brutaal binnen in mijn eigen thuis bovenaan de Wijnstraat. Alle ouderlijke woningen van onze belangrijkste leden worden doorzocht. Overal in de stad, op elk moment van de dag en de nacht , valt de Gestapo ergens binnen in alle straten van Ronse.

De thuis van Léon Fouquet wordt ondersteboven gehaald. Dat van Albert Bauwens. Van Achilles Van Coppenolle, Marcel De Buyscher, André Gheux, Michel Detandt, Gaston Snoeck, Cyrille Vanreckem, Julien Debodt, Gaston Bridou…

Met zijn allen duiken we in de eerste uren onder op de hoeve van Antoine Cantraine in Saint-Sauveur. Daarna leven we ondergedoken als illegalen. We zitten verspreid in diverse hoeven en schuren. Ieder van ons zit nu veilig verborgen. We zetten de strijd verder. Voor onze stad. Voor onze stadsgenoten die wegkwijnen in de kampen. Nooit zullen we onze strijd opgeven. Nooit.

*

De Gestapo zet hopen geld in om kwetsbare stadsgenoten om te kopen met geld en voordelen allerhande. De nazi’s zoeken uit wie hun sympathieën deelt. Ze pikken er mensen uit van wie ze weten dat ze in geldnood zitten, die hun broer en zus zouden aangeven. Voor dertig zilverlingen.

Op onze beurt krijgen we de verraders van Ronse steeds beter in kaart. Een welbepaald adres in de Kruisstraat. Een handelsreiziger uit de periferie van de kerkelijke overheid van de Sint-Martinusparochie. Een advocaat. Een doktoor. We weten wie er overal rondgaat in de huizen. We weten wie daar naar ons informeert.

Ronse is een stad van extremen. Extreme armoede. Extreme weelde. Extreme tegenstellingen. Extreme overtuigingen. Het sluimerend ongenoegen vindt vandaag zijn weg naar de verklikking. Met zijn vierkant karakter en zijn scherpe pen heeft nep-burgemeester Vogel de doos van Pandora opengetrokken.

Al het chagrijn komt boven. Er zijn er die snel rijk willen worden. Er zijn er die zich willen wreken op de vermeende ondergang van het avondland. Er zijn er die dromen van een zogenaamde Nieuwe Orde waar zij het dan als de nieuwe elite voor het zeggen zullen hebben. Altijd hetzelfde verhaal. De ene mens die zich verheffen wil boven de andere, ten koste van die andere. Met de macht van wapens. Van ras. Van taal. Van geld. Van wat grijze hersencellen meer.

Er zijn er die de oude frontfrustraties uit ‘De Groote Oorlog’ willen wreken. Er zijn er die al dromen van een Vlaamse gouw, in de Groot-Germaanse natte droom van Adolf Hitler. Er zijn er die de Führer volgen in de waan van een wereldrijk dat groter moet worden dan dat van Rome en dat van Alexander de Grote. Er zijn er die de joden alle schuld geven, de zigeuners, de Franssprekenden, de rijken. Er zijn er die hun hoge hoed naar al die nazi-windbuilen zetten. Er zijn er die meegaan in de megalomane droom van Speer, Goebbels, Goering en co. Er zijn vrouwen die in de koffer duiken met nazi-officieren, zo netjes in het pak, in glimmende laarzen. Die vallen voor de aantrekking van de macht. De donkere charme van het gladgestreken uniform, het gladgeschoren gezicht, het glas Cognac, muziek van Wagner. Er zijn er die zelf het zwarte uniform van de vijand aantrekken. Die met de handen op de gouden gesp trots door de straten van onze stad paraderen.

God aan onze kant
God bij de hand.

Er zijn er die vanop de kansel en in de katholieke scholen onze jongens opzwepen. Die hen schaamteloos meeslepen in de nazi-oorlog tegen de Bolsjewieken aan het Oostfront. Want God wordt bedreigd.

God staat aan de kant van de fascisten.
Samen met God tegen de communisten.

De nieuwe Kruistocht. Zelf blijven ze ondertussen buiten schot. Tellen ze de knopen van hun soutane. Buigen ze minzaam het hoofd voor de Allerhoogste. Blazen ze een restantje hostie van hun habijt. Sleuren ze de jonge mensen van Ronse ongegeneerd mee in de waanzin van het ene totalitarisme tegen het andere.

Hogere clerus bespookt gewone jongens.
Het goede doel heiligt de middelen.

*

En wij? Tegenover de waanzin van dit alles strijden we voor in stilte. De grootste voorzichtigheid is ons nu geboden. We weten nooit meer wie we kunnen vertrouwen. Eén keer pech, één verklikking, één controle, één anoniem schrijven en er wachten ons ondervraging, marteling, uithongering, verbranding.

Maar we laten Maurice, Theo, Roger, Marcel, Oscar, Noël, Robert, Herman, Julien, Alberic, Michel in de kampen ginder niet in de steek. Zij hebben het nog veel moeilijker dan wij. Als ze dan in leven zijn, zijn ze vast meer dood dan levend. We weten hun gecensureerde brieven wel perfect in te schatten. Meer nog dan wij, werd hen hun menselijke waardigheid bestolen. Niets menselijks is hen nog gegund. De nazi’s hebben hongerige werktuigen van hen gemaakt. Bedelend om wat geringeld vlees. Een laatste pakje sigaretten. De nazi’s hebben de mechanistische mensvisie van Thomas Hobbes, de Machine-Mens van Julien Offray de la Mettrie geperverteerd en naar hun hand gezet. De mens als gereedschap voor de wording van hun Derde Rijk.

Er rest ons geen andere keuze dan de nieuwe verknechting, de nieuwe onderwerping door het zogenaamde Herrenvolk te verwerpen en voort te vechten. Noem ons partizanen. Patriotten. Verzetstrijders. Noem ons Geheim Leger. Noem ons Nationale Beweging. Noem ons Eenheidsfront. Noem ons vrije Ronsenaars. Noem ons gesneuvelden. Noem ons oorlogsslachtoffers. Noem ons vooral bij onze namen en bij onze voornamen. En vergeet ons nooit. Nu niet en later niet.

Laat ons verzet en de dood van onze strijdbroeders onze nalatenschap zijn.

*

Ik schrijf dit alles op en ik geef het vanuit mijn schuilplek in verzekerde bewaring aan Jacqueline Roos. Dank zij haar, dank zij Lucien Geenens en Frans Testelin slagen we er hier vanuit het maquis beetje bij beetje in om het contact met het diepe ware Vrije Ronse alweer te herstellen. Nooit krijgen de nazi’s ons weg. Nog met alle goudschatten uit de bunkers van Berlijn niet.

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording van de bronnen cfr.9.08.2008).