24 maart 2021

 BETOVERINGEN 20

EEN ONGRIJPBAAR

VERLANGEN NAAR

VOORTREFFELIJKHEID.




Je lichaam is als een kolkende stroom.
Je ziel zit vol verlangens.
Als in bloedgeile droom.
Je leven is een strijd.
Je schrijft je Overpeinzingen als een vreemdeling in een onbekend land. Heel jong al kom je in contact met de filosofie van de Stoa. Die van de Griek Zeno van Citium, de stichter van de school. Sobere consequente levenswandel. Verwerping van alle metafysische hersenspinsels.
Je leermeester Zeno construeert een eigen systeem waarin natuurfilosofie, ethiek en kennisleer elkaar beïnvloeden en vooronderstellen. De betrouwbaarheid van elke indruk is zeer afhankelijk van onze eigen instemming. Dezelfde stoa is het als die van de vrijgelaten Griekse slaaf Epekitetos die je zo graag citeert in je eigen Meditaties, waarde Marcus Aurelius.
Epiktetos uit Hiërapolis, Phrygië (Zuid-Turkije): slaaf in het huis van Epaphroditus, vermogende Romein en particulier secretaris van Nero. Epiktetos, kreupele vrijgelaten slaaf die in de leer gaat bij de stoïcijnse wijsgeer Gaius Musonius Rufus, zijn eigen filosofieschool begint in Rome, verbannen wordt door keizer Domitianus, verhuist naar Nikopolis (Noord-Griekenland), er een nieuwe filosofieschool opent.
Van heinde en verre komen ze de happy few, zonen van hooggeplaatste Romeinen zoals jij om er zijn ‘diatriben’ bij te wonen. Onder hen Flavius Arrianus die ze op schrift stelt. Want net als Socrates met zijn wetend niet-weten zet Epiktetos zelf geen letter neer.
Uit die Diatriben plukt Arrianus een selectie van 53 adviezen genaamd Encheiridon dat de eeuwigheid trotseren zal als handig stoïcijns ‘Zakboekje’. Een idee dat je zelf oppikt voor je Overpeinzingen.
Met Epiktetos als leermeester vertoef je in uitstekend gezelschap. Ook keizer Hadrianus toont zich een vriend van de vrijgelaten slaaf. Net als de vroege kerkvaders zoals Gregorius van Nianze, Johannes Chrysostomos en Augustinus. Origines plaatst hem zelfs boven Plato. Het is maar hoe je het bekijkt.
Epiktetos’ Zakboekje is een inspiratiebron voor de ‘Regel van Benedictus’ en het kluizenaarsbestaan van de heremieten op de Sinai. In de zeventiende eeuw wordt het bewerkt voor de kartuizerorde, als leidraad om zielenrust te verwerven. Tot op vandaag blijft het als zakboekje zeer gegeerd. Niet te verwonderen als we weten dat de lectuur van Blaise Pascal (voor zover het niet christelijke boeken betreft ) bijna uitsluitend uit het Zakboekje van Epiktetos en de Essais van die andere tovenaar met woorden Montaigne bestaat. Descartes, Spinoza, Kant allen hebben ze wat met de kreupele Griekse stoïcijn. Om nog te zwijgen van Frederik De Grote, de Italiaanse dichter Giacomo Leopardi.
Je weet dus best waar je je mosterd halen moet. Schatplichttig ben je voor je stoïcijnse overpeinzingen bovendien ook aan Seneca, de deerlijk mislukte leermeester van Nero: door zijn discipel de tiran tot zelfdoding gedwongen. Al die wijze praat heeft deze keer niet mogen helpen.
De kracht van het stoïcisme dat jij aan de hand van Zeno, Epiktetos en Seneca op je beurt beschrijft als soldaat-keizer in je legertent aan de Donau komt van een levensbeschouwing die zowel slaaf als keizer bijeenbrengt wat je helemaal ligt. Voor echte stoïcijnen volstaat het niet de juiste woorden te kennen, maar hoe je zelf echt ook naar die woorden leeft. Anders is het niet veel meer dan intellectuele arrogantie. Praat voor de vaak. Pronken met eruditie.
Een leven zonder bezinning is het niet waard geleefd te worden, weet Socrates al veel langer. ‘Ken u zelf’ is niet zomaar een toeristische slogan op de tempel van het orakel in Delphi. En ook volgens Aristoteles bestuderen we de ethica niet om te weten wat goedheid is, maar om goed te kunnen worden.
De kern van je filosofie is redelijkheid. Voor jou zijn hartstochten excessieve driften en verlangens die zich meester maken van het denkvermogen, verontrusting van de ziel veroorzaken, je balans verstoren, je uit je evenwicht halen.
‘Je bent oud. Het is tijd dat je geest ophoudt zich als een slaaf te gedragen, als een marionet aan de touwtjes van zelfzuchtige begeerten. De deugd beloont zichzelf.’
De rede als universeel principe bevindt zich in de natuur en in alle scheppingen in onze persoonlijke geaardheden. Dus ook in onze georganiseerde gemeenschappen. Het is een uitvloeisel van de universele rede, zoals onze innerlijke geest een uitvloeisel is van de universele geest.
Bij het woord rede denk jij aan een ecologische opvatting van heelal en schepping. De wereld is een plek waar alle dingen met elkaar verbonden zijn. Een plek waar samenwerking en integratie tussen de menselijke dierlijke en plantaardige wereld hun oorsprong vinden in het principe dat de hele kosmos van rede vervuld is. Wij allen delen die universele rede.
Op zichzelf wordt die rede gezien als de innerlijke ziel, de geest, de intelligentie, het verstand. Géén gereduceerde beperkte vorm van wat we denken noemen, maar een holistische kosmische kijk op de natuur en de scheppende kracht van de rede.
Uit je geschriften blijkt dat je aanvankelijk een driftkikker bent, een opvliegend karakter hebt. Een aantal van je overpeinzingen betreffen het omgaan met boosheid. Je weet dat het verkeerd is je boosheid te uiten omdat het resultaat daarvan je meer schaden zal dan degene op wie je woede gericht was. En je woede opkroppen zal je alleen nog meer frustreren. Je oplossing:
‘Wanneer je door een gebeurtenis van streek raakt en je je kalmte verliest, kom dan weer snel tot jezelf en blijf niet langer opgewonden dan de tijd die de gebeurtenis duurt. Je zult meer innerlijke harmonie kennen als je telkens tot jezelf komt.’
Dat lucht op. Want de boosheid alom:
het blijft tot op vandaag wachten op een veilig vaccin ertegen.
*
Bij wijze van afsluiter van alle Betoveringen op mijn eigen levenswandelroute pluk ik hier zelf uit al je overpeinzingen wat opstekers mee voor de rest van de route.
Wat rest van de route?
Een oudere man, onderweg naar zijn tachtigste neemt me op zijn feest even apart, houdt de wijsvingers voor zich naast elkaar op een afstand van naar schatting een meter en zegt me:
‘Kijk Stef, stel je voor dat dit een meter is. Honderd centimeter. Eén voor elk levensjaar. Dan zit ik hier. Er rest er me dus dat kleine stukje te leven. Een paar centimeter. Want zeg me, wie haalt de honderd?’
Nu de meter zich ook voor mij in ijltempo uitrolt, heb ik deze levenswandelroute aangevat, hopeloos op zoek naar zo ongrijpbare voortreffelijkheid.
Aan het eind ervan kom ik weer terecht bij dat jongentje van tien ooit op de zomerkermis. De voortreffelijkheid danst hem op de draaimolen als een floche boven het kopje. Hij krijgt ze maar niet te pakken.
Na lang proberen die ene enkele keer wel. Hij mag de rit gratis overdoen. Een nieuwe kans om de voortreffelijkheid weer voor het grijpen te krijgen.
Maar die tweede kans komt er niet. De kermis vertrekt. Het leven gaat zijn gewone gang. Vol hartstocht, diepmenselijke verlangens en dagdagelijkse kommer en kwel.
Voortreffelijkheid laat zich zomaar niet pakken.
Ze blijft een ideaal, een verre droom.
Een te hoog gegrepen illusie. Voor mij toch.
Ik moet het dan maar doen met hier en daar een vonk ervan in boeken van oude Grieken en Romeinen die niemand nog leest.
Oude boeken vol Betoveringen.
Zoals deze van jou, beste Marcus Aurelius.
'Stop met praten over de kenmerken van een goed mens, en wees er een.
Niet wat hij voelt, maar wat hij doet verandert een redelijk mens ten goede of ten kwade.
De beste wraak is niet te worden als je vijand.
Iemands karakter wordt weerspiegeld in zijn ogen, zoals de beminde alles leest in de blik van zijn geliefde.
Oprechtheid en goedheid zouden hun eigen specifieke geur moeten hebben, zodat iedereen die in de buurt komt ze onmiddellijk herkent.
Niets is gevaarlijker dan de valse vriendschap van de wolf, en die moet vermeden worden.
Je hebt drie relaties. De eerste is die met je lichaam dat je omhult. De tweede is die met de goddelijke bron waaruit alles voortkomt. De derde die met de mensen om je heen.
Uit al je woorden zou jouw eenvoud en vriendelijkheid moeten blijken. Dat je een sociaal mens bent die zich niet bezighoudt met competitie, naijver of achterdocht.
Als het niet juist is, doe het dan niet.
Als het niet waar is, zeg het dan niet.
Je kunt alleen gelukkig zijn als je onberispelijk bent. En onberispelijk zijn is je medemensen vriendelijk behandelen, je zinnelijke lusten meester weten te blijven, de schijnwereld weten te doorprikken, de natuur en het universum proberen te doorgronden.
Zonder de geest die ze in beweging zet en in bedwang houdt zijn je ledematen net zo levenloos als de draaisteen van de pottenbakker, de bijl van de timmerman of de pen van de schrijver’.
Betoveringen 20.
Levenswandelroute.

 BETOVERINGEN 19.


DIE HAARDOS, DIE SNOR

LEVENDE RELATIVITEIT

ZO LIJKT HET WEL


'

Het is moeilijker een vooroordeel te kraken dan een atoom'. Het is maar één van de talloze geniale - ogenschijnlijk evidente - wijze woorden waarmee je me op tijd en stond komt verblijden in tal van quotes tot op de sociale media toe.

Bij het lezen over jou ook nog terloops vernemen dat je in je fantastische speurtocht geïnspireerd was door Spinoza, het verbaast me niks. Het maakt me blij als een Kleine Prins op de schoot van Assepoester.
‘Deus sive natura’.
‘God dobbelt niet’.
Twee uitspraken. Van twee wijzen die het bestaan razend boeiend maken, elke weer dag opnieuw. Het mijne toch.
Met je relativiteitstheorie zorg je voor een onomkeerbare omwenteling. Sinds jij op deze planeet kwam, kunnen we ruimte en tijd niet langer los van elkaar zien.
‘Je moet het denkbeeld aanvaarden dat subjectieve tijd, met zijn nadruk op het nu, geen objectieve betekenis heeft. Het onderscheid tussen verleden, heden en toekomst is slechts een illusie. Zij het een hardnekkige.’
Hoe heerlijk mysterieus is dat. Als ik hier zo het verhaal van mijn Betoveringen zit te beschrijven, met jou als noodzakelijke meester-tovenaar op mijn weg, krijg ik zelf al schrijvend steeds vaker het gevoel dat ik eigenlijk in die teletijdmachine van professor Barrabas zit.
Rondkijkend, speurend, schrijvend, beschrijvend, bewonderend. Tikkend van vroeger naar nu, van gisteren naar vandaag, van vandaag naar morgen.
‘De meest fundamentele ideeën van wetenschap zijn in wezen eenvoudig. Ze kunnen in de regel worden uitgedrukt in een taal die voor iedereen te begrijpen is.’
De sterrenhemel weze geprezen hiervoor. Wiskunde was nooit echt mijn ding. Ik zag er toen helaas het wonder niet van. Meetkunde, algebra.
Anders dan mijn jonge nazaten had ik ook aan fysica al helemaal een broertje de dood. Ook daar miste ik de magie, de kick, de klik.
Of was het, anders dan bij mijn gedreven leraren Nederlands en Frans de ontbrekende begeestering van een wiskundeleraar in grijze stofjas die zich altijd zo dodelijk vermoeid naar het bord scheen te slepen.
Toch is er iets dat me vandaag verbouwereerd en vol verwondering vallen doet voor jouw verhaal dat je, door je revolutionaire ontdekkingen, tot het onze hebt gemaakt.
Wat me daarbij bijzonder boeit is dat zo totaal atypische van je personage als vorser en wetenschapper.
Grappig. To the point. De juiste wijze woorden. Als het levend bewijs van je eigen relativiteitstheorie.
Die snor. Die lockdown haardos.
Zoals je je ook voluit en volgaarne bezig houdt met ethische kwesties. Wat er in het leven van elke dag voor mensen écht toe doet: ver van de deeltjes waaruit ze bestaan.
Zoals je valt voor de Ethica van mijn maat Spinoza. Hoe je zijn huis bezoekt in Rijnsburg. Hoe je tussen al je geleerde berekeningen door…een gedicht over hem schrijft. Zo eventjes tussen je ‘Evolution of physics’ en je ‘Ideas and opinions’ door.
Ik zie het zo voor me. E is gelijk aan mc2 ...en dan nu een poëemke voor Baruch Bento Spinoza. Zalig toch?
Aanvankelijk zit het studeren je niet echt mee, als geboren dagdromer. Eén keer moet je zelfs zittenblijven.
Het is eigenlijk pas wanneer je bij een patentbureau aanvragen voor octrooien moet beoordelen, dat je je echt gaat verdiepen in de natuurkunde.
Amper zesentwintig ben je als je in je topjaar 1905 al je beroemde kernartikelen schrijft. Daarmee mik je jezelf tot bij de wieg van de moderne fysica.
Bovendien duik je met de ontdekking van de energiekwanta en je relativiteitstheorie tegelijk de wereld van de filosofie in.
Kennis zal voortaan nooit nog op dezelfde manier kunnen. Tijd zal nooit meer zijn wat hij voordien was.
Over de kwantumtheorie ben je eerst wild enthousiast, later sceptisch. Je onthoudt je van elk definitief oordeel erover: vanwege teveel waarschijnlijkheden die niet waargenomen of getest kunnen worden.
‘Hij dobbelt niet’, schrijf je.
Met Hij bedoel je God.
Want je steekt je geloof niet weg.
‘Ik wil Zijn gedachten kennen, de rest zijn details’.
Van details gesproken, je publiceert verschillende wetenschappelijke artikelen waarvan er volgens kenners tenminste vier elk op zich een Nobelprijs waard zijn.
In een eerste, over het licht (hoe kan het anders onderweg naar verlichting) beweer je dat licht niet helemaal uit golven bestaat, zoals dat dan wordt aangenomen maar uit deeltjes die je energiekwanta noemt, vandaag fotonen genoemd. Deze basisdiscussie tussen golven en deeltjes leidt tot de kwantumtheorie.
In een tweede artikel werk je door op een ontdekking van Robert Brown die met zijn microscoop gezien heeft dat de kleinste deeltjes van een stof, moleculen onder invloed van warmte onregelmatig beginnen te bewegen, op elk moment alle richtingen kunnen uitschieten. Je slaagt erin dit fenomeen te verklaren en levert hiermee het bewijs voor het bestaan van atomen.
In een derde artikel formuleer je de speciale relativiteitstheorie waarmee je de geschiedenis van het denken in stapt. Met je relativiteitstheorie slaag je erin zowel mechanische als elektromagnetische fenomenen te verenigen. Daaruit blijkt dat lichtsnelheid en afstand relatief zijn omdat men die steeds vanuit een bepaald referentiekader moet zien.
(Waarom denk ik nu aan één van mijn tovenaars hier, Thomas Kuhn, met zijn paradigmawissels?)
Je theorie voert je recht tot in het hart van de filosofie. Want de conclusie van je bevindingen is dat tijd noch ruimte absoluut zijn.
Boeiender hoeft het voor mij niet te worden. Dit is toptovenarij. Ik waan me in een of andere futuristische startrek.
Je gaat voor je ontdekkingen terug op Galilei, herneemt het huiswerk van Hendrik Antoon Lorentz, brengt ons één theorie voor zowel mechanische als elektromagnetische fenomenen.
Aan de hand van je gedachtenexperimenten toon je hierbij aan dat lichtsnelheid niet absoluut maar steeds relatief is omdat je die dus vanuit een bepaald referentiekader moet zien.
En nu komt het wonderlijke: hetzelfde geldt voor afstand. Die ene grote conclusie dringt zich dan op. Noch tijd noch ruimte zijn absoluut, wat al sinds Newton voor waar was aangenomen.
In een vierde artikel waag je je aan een verband tussen energie en massa wat rechtstreeks volgt uit je speciale relativiteitstheorie die je in 1916 uitbreidt tot je algemene relativiteitstheorie.
Je bent een tovenaar. Je diepe bescheidenheid staat in omgekeerde verhouding tot je immens talent…dat je zelf zeer relativerend herleidt tot grote nieuwsgierigheid.
Magisch machtig vind ik dat. Diepe buiging, verwondering, bewondering.
BETOVERINGEN 19.
Levenswandelroute.

22 maart 2021

 BETOVERINGEN 18.

PLAATSVERVANGENDE SCHAAMTE


Met jou heb ik echt te doen Met je oprecht rotsvast geloof in één universele waarheid en de verklarende kracht van mathematica en natuurkunde. Ook in de verantwoordelijkheid van het autonome individu. Iets waarmee je me onvermijdelijk aan Albert Camus, een van mijn tovenaars met de pen denken doet.
Met je terecht nieuwe visie heb ik te doen over het ontstaan, de ontwikkeling en de structuur van de kosmologie. Met het pantheïsme waarmee je me bij Spinoza brengt, die andere magiër van mijn Betoveringen.
En bovenop dit alles met je ‘brandend actuele’ dramatische ‘verhouding’ tot het oppermachtig zelfverklaard ‘onfeilbaar’ kerkelijk instituut van je tijd.
Jij bent de man die dapper doorzet, tot op de bot gaat, Giordano Bruno. Met alle desastreuze gevolgen van dien voor je eigen vege lijf. Jij bent het die de consequenties van je vrije denken onder ogen durft zien. Jij bent het die aan Copernicus’ denken de meest ingrijpende conclusies durft te verbinden.
Dat het universum oneindig gigantisch is. Dat er van onze zon, sterren en planeten nog talloze varianten zijn, in talloze andere wereldstelsels met talloze melkwegen.
Dat alle afzonderlijke dingen zowel veranderlijk als vergankelijk zijn, iets waar Darwin later con brio op doorbomen zal.
Dat het universum door niets is voortgebracht, niet af- noch toenemen kan, eeuwig en onvergankelijk is.
Jij bent het die een komaf maakt met de zeer hypothetische hersenspinsels van de 'geopenbaarde' metafysische transcendentie.
Jij bent het die ze vervangen durft door de rationele immanentie van ‘hic et nunc’.
Jij bent het die zeggen en schrijven durft dat er niets buiten of boven deze wereld staat, maar alles in de wereld zelf zit.
Hoor ik daar het ‘deus sive natura’ van Spinoza al dagen? Zal iemand het nog verbazen dat weinig van je tijdgenoten geneigd zijn mee te gaan in al je gewaagde stellingnamen?
Wanneer de mens immers zelf in een directe relatie tot de natuur komt te staan en dus tot immanente godheid bevorderd is, wordt zijn eigen verantwoordelijkheid als die van de hemel boven Asterix en Obelix die, als hij er niet mee uitkijkt, vroeg of laat op zijn eigen kop terecht komt.
*
In Napels sluit je eerst (nog veilig) aan bij de orde der dominicanen waar later ook Pico della Mirandola zal schuilen voor het bloeddorstige oppergezag van Rome.
In 1572 word je tot priester gewijd. Vier jaar later al vlucht je uit het klooster omdat je een klacht verwacht wegens ketterij. Je reist Europa rond, verblijft ondermeer in Londen en Genève.
Een Venetiaans edelman lokt je naar de Dogenstad om er door jou te worden onderwezen in de donkere kunst. Maar gauw hierin door jou teleurgesteld (zwarte magie is totaal je ding niet, integendeel je zoekt het licht, verlichting) verraadt hij je aan de inquisitie.
Rome ruikt bloed. In 1592 word je gearresteerd en, na acht jaar opsluiting, verbrand voor je filosofische overtuiging die je tot op het laatst dapper weigert te herroepen.
Was het woord martelaar niet al eeuwen volkomen geperverteerd door de beulen van de inquisitie, we zouden je horen te vieren als martelaar van het vrije denken.
*
Je belangrijkste werkgebied is de natuurfilosofie. Hiermee verzet je je uitdrukkelijk tegen de aristotelische traditie, kom je op voor de nieuwe kosmologische ideeën van Copernicus. Je bewondert de grootsheid van de natuur, voor jou een ‘universo’, een oneindige kosmos met oneindig veel ‘mondi’. Je kosmos grenst aan het pantheïsme. De natuur is de goddelijke kracht zelf. De wereldziel dient te worden opgevat als één groot organisme, waarvan de delen zélf gehelen op zich zijn.
Hoe speel je dat toch klaar, jij met de zeer beperkte middelen van je tijd en bovenop je kop een denken dat het omgekeerde verkondigt?
Pas eeuwen later zal Fritjof Capra in zijn ‘The Tao of Physics’ haarfijn beschrijven wat er gebeurt als, zoals bij de voorlaatste eeuwwisseling, de verzamelde atoomfysici eindelijk in staat zijn dieper in het atoom door te dringen. Volkomen verbijsterd zijn ze als blijkt dat die atomen niet zomaar hard en compact zijn zoals altijd was aangenomen, maar integendeel zelf weer bestaan uit ruimtes waarin zich met enorme snelheid uiterst kleine deeltjes, elektronen genoemd, rond een kern bewegen.
En dan komt je grote gelijk, Giordano Bruno. Dat atoom bezit immers een vreemde, heel onverwachte werkelijkheid.
Want als de moderne fysici dan ook die elektronen nader onderzoeken, lijken ze in het geheel niet op compacte objecten. Afhankelijk van de manier waarop ze worden geobserveerd, doen ze zich nu eens voor als deeltjes (materie), dan weer als golven (straling).
Dat leidt tot het besef dat de materie in wezen veeleer een gecompliceerde verzameling is van betrekkingen tussen het universum. Dit betekent ook dat het universum inderdaad een fundamentele eenheid bezit, waar alles deel heeft aan dit tweedelige deeltje/golf aspect van materie.
Binnen een atoom is massa/energie voortdurend in beweging. Dezelfde ene energie die de oude Heraclitus al had verondersteld. Deze energie is dus de schakel tussen ons als individuen en het universum. We zijn als coherente, zichzelf organiserende levende systemen onderling verbonden, door de energie in onze atomen.
Hoe je ertoe komt, hoe je het klaarspeelt, hoe je ook al uitpakt met het ‘monadebegrip’ zoals dit later vooral door Leibniz zal worden opgepikt als ‘kleinste eenheid, waarin de wereld te verdelen is maar tegelijk de wereld in zijn geheel is'.
Ik heb er het raden naar. Diepe buiging voor je knappe denkwerk. Je betoverende avant-garde denken. Totaal buiten je vastgeklonken eigen tijdskaders. Ik vind dit waarlijk begeesterend groots en prachtig. Moedig en sterk.
‘Zoals de natuur afdaalt van het grootste geheel tot in haar kleinste delen, zo moet de filosoof dezelfde weg afleggen met behulp van de rede. De grote samenhang zal hem dan duidelijk worden. Zo dat hij het hele wereldgebeuren herleiden kan tot twee principes, namelijk vorm en materie waartussen een voortdurende wisselwerking plaatsvindt.’
Wie wil vandaag voor zoveel waarheid en wijsheid niet tekenen? En dat je daarvoor op de brandstapel moet. Plaatsvervangende postume schaamte is wat ik voel.
Niet de liefde
tussen mensen
is zonde,
je dood
op de brandstapel
om je vrije mening
is dat.
Je schrijft je voornaamste werken in dialoogvorm. Dat is iets wat ik best begrijpen kan. Wie anders en beter dan jij ervaart je bekrompen wereld immers als een dodelijk beklemmend schouwtoneel?
Je enorme invloed op je latere broeders van het denken is er echter niet minder om. Van de al genoemde Spinoza en Leibniz tot Schelling.
Deze laatste zal op zijn beurt de dialoogvorm hanteren in zijn ‘Das göttliche und natürliche Prinzip der Dinge’ die hij de veelzeggende titel ‘Bruno’ meegeeft.
Het is behalve een verdiend postuum eerbetoon, een erkenning van je verguisd, gefnuikt, vruchteloos verbrand glashelder denkwerk.

BETOVERINGEN 18
Levenswandelroute.

BETOVERINGEN 17.


 DE GLAZEN BOL

VAN PICO

DELLA MIRANDOLA



Je betovert me, Pico della Mirandola. Ik droom met je weg naar al die parels van de Renaissance. Als ik vandaag mijn oogappel Julie vraag wat voor haar de mooiste reis was die ze ooit als tiener met haar ouders deed, voert ze me prompt zonder aarzeling terug naar je mooie land. Je naam danst me in de oren als een vrolijke tarantella.
Het is de joviale Gentse liberale staatsman burggraaf Willy De Clercq die me, in zijn riante woning aan het zogeheten ‘miljoenenkwartier’ van mijn geboortestad voor het eerst naar jou verwijst, wanneer ik als journalist hengel naar zijn historische mentoren, op dat bijzonder positief parcours van hem.
Jij dus Pico, met je ‘Conclusiones’ over geloof, filosofie en magie. Jij als renaissancefilosoof, een van de eerste Europese humanisten. Jij die de wijsheid uit diverse filosofische en religieuze bronnen als eclecticus met elkaar verbindt.
Net als Montaigne, die andere magiër met woorden van het vrije doordenken, studeer je al vanaf je veertiende rechten, in Bologna. Herhaaldelijk verblijf je daarbij in Florence. In 1486 wil je in Rome je 900 stellingen gaan verdedigen. Daarvoor stel je je beroemde Oratio op, een inleidende rede die voortaan zal genoemd worden naar de eerste helft ervan: ‘De Dignitate hominis’.
Je mag ze echter in Rome niet eens gaan uitspreken. Zijne Heiligheid vindt immers zeven van je stellingen onorthodox, zes stellingen dubieus. Hij doet ze af als ‘ketters’.
De zelfverklaarde ‘zonde’ is een obsessie, daar in Rome. Wie zondigt, wie niet. Wie het van de ander beweren mag, wie niet. Wie de andere kant uitkijken mag, wie niet. Wie de andere bloeden doet, zelf doet of zijn neus bloedt.
Je verweert je dapper in een verdedigingsschrift. Waarop Zijne Heiligheid niks wijzer weet te bedenken dan prompt àl je stellingen te veroordelen. Wat rest je tegenover zoveel kwade trouw anders dan je biezen te pakken naar Frankrijk… waar je op pauselijk bevel toch wordt gearresteerd, naar Italië en het land van de almachtigheden en onfeilbaarheden wordt teruggebracht.
Een tijd word je opgesloten, dan weer vrijgelaten. Want de vertegenwoordiger van God op aarde ’n slaat niet, of hij zalft. Je mag je in Florence vestigen waar je uitvoerig contact hebt met de nieuwe Platoonse Academie en met de alom gevreesde Savonarola. Die brengt je ertoe tot de dominicanenorde toe te treden. Je sterft er 31 jaar oud. Jong ja, maar wel met de nalatenschap van een enorm onvoltooid oeuvre.
‘Over de waardigheid van de mens’ wordt tot op vandaag beschouwd als één van de basiswerken van het humanisme in Europa. Opdracht volbracht. Cum laude en met pracht. Daarin formuleer je immers de bevrijdende gedachte van de mens als zijn eigen schepper. Ter wereld geworpen met de vrijheid te worden wat hij wil, zo dat hij zijn eigen lot in handen neemt. Door middel van zijn eigen zoektocht vormt die mens gaandeweg zichzelf, in plaats van zomaar goedgelovig en blindelings een traditioneel of religieus voorschrift en parcours te volgen.
Religie, je roots, de gemeenschap om je heen en je familie kunnen dan wel tijdelijk het decorum bepalen waarin je ter wereld wordt gebracht en opgroeit: het draaibroek voor je leven schrijf je zelf.
‘Als vrij en soeverein kunstenaar moet je als het ware je eigen beeldhouwer zijn en jezelf uitbeelden in de vorm die je verkiest.’
De mens beschikt voor jou volkomen over de vrijheid om zelf iets van zijn of haar leven te maken. Hij of zij ziet het zelf wel. Als mens ben je aan geen enkele beperking onderworpen.
'Je zult voor jezelf
je natuur bepalen,
naar je eigen vrije wil'.
'Je eigen natuur’. Zo schrijf je het neer. Actueler kan je niet klinken. Het lijkt er wel op of je vijf eeuwen verder kijkt, Pico.
Alle boosheid en al het diepe verdriet van pakweg een welmenende monseigneur uit Antwerpen anno 2021 heb je al in je 'ketterse' glazen bol zitten. Alsof je de inquisitie dan al vervangen weet door een oppermachtige Romeinse Curie.
Vanuit je vrije wil probeer je nochtans moedig alle het goede, al de betere ideeën uit diverse godsdiensten, uit het zogenaamde ‘heidendom’ en het hellenisme met elkaar te verzoenen. Om zo te komen tot een soort universele kennis en de werkelijke waardigheid van de mens écht gestalte te geven. Je etaleert daarbij een voor die tijd bijzonder grote mate van openheid en verdraagzaamheid ten aanzien van andersdenkenden.
Je grijpt voor je Oratio terug naar de teksten van Plato en Aristoteles en anderen onder wie nogal wat wiskundigen. Geen enkel obstakel ga je daarbij uit de weg. Je vindt het jammer dat al die geschriften dreigen te verdwijnen in de nevelen van de geschiedenis. Vandaag, zo schrijf je dan al vanuit je vijftiende eeuw, zijn de geschriften van de oudheid evenals andere mooie en goede dingen zo in de vergetelheid geraakt, dat er nauwelijks nog sporen van terug te vinden zijn. Waarom heb ik ook nu weer een déjà-vu gevoel, waarde Pico?
In 1486 word je voor je prachtige tot op vandaag zeer actuele denkbeelden schaamteloos veroordeeld en opgesloten door Paus Innocentius VIII (nomen est omen). Hetzelfde heerschap dat met zijn bul ‘Summis desiderius affectibus’ ook al de vervolging en verbranding van zogenaamde ‘heksen’ mogelijk maakt.
Voor jou loopt het finaal iets beter af dan in de likkende vlammen. Anders dan Bruno Giordano, ontkom je aan de brandstapel. In 1493 treed je immers leep toe tot de orde van de Dominicanen, gun je Rome je asse niet.
Je Oratio zal de eeuwigheid trotseren, bejubeld worden door Desiderius Erasmus en Thomas More. Waardig, zo waardig.
Betoveringen 17.
Levenswandelroute.