25 mei 2007

VADER DAG







169. Het linkerhandpalmpje plooit hij als een vers gevonden zeeschelp boven het hoofd. De rechterhand klemt hij, strak in het pak als een paradepompier op de Ommegang, tegen de dij. Zo tolt hij hier rond door mijn schrijfkamer, als was hij de jongste aanwinst van onze Fanfare van Honger en Dorst. Honger naar zijn nog nieuw leventje. Dorst naar alle vragen die hij me stelt. Waarom vanochtend de sterren alweer weg zijn, het vogeltje dood ligt in de goot.

Hij probeert een stepdans op Johnny B Goode, toetert met handgemaakte trompet op Yellow Submarine. Nu en dan perst hij een noot uit de minuscule Hohner ‘Little Lady’ die ik op mijn schrijftafel voor hem klaarhou. Heel even is de wereld van ons tweeën. Dan blazen we onszelf, in de hoge tonen van tederheid, buiten de tijd.

170. ‘Schrijver-zijn betekent voor mij stilstaan bij de verborgen wonden die we met ons meedragen. Dat we die wonden en pijn maken tot een onderdeel van onze teksten en identiteit.’

De Turkse schrijver Orhan Pamuk kreeg van zijn vader een valies vol schrijfsels. Ik moet het hier stellen met je povere Patagonische Geschriften. Met wat nagekrabbelde gedichten uit de tijd van krinklende winklende waterdingen. In ‘Het valies van mijn vader’ schrijft Pamuk over die wonden en die pijn. Ik hier over jou. Maar pijn geeft altijd hoop op beterschap. Eldorado wacht op ons, achter de horizon.

‘Een schrijver die zich opsluit op een kamer en jarenlang een universum probeert te construeren, begint bij zijn verborgen wonden en schenkt daarmee, bewust of onbewust, de mensheid ook een diep vertrouwen. Alle ware literatuur is gebaseerd op een kinderlijk en optimistisch vertrouwen dat alle mensen op elkaar lijken.’

171. Muziek heelt alle wonden. Je achterkleinzoon op zijn ‘Little Lady’. Ik op mijn Toots' Hard Bopper. Het 'Eldorado’ van Stephan Eicher laat zich alvast niet zomaar blazen.

‘Que faut-il qu’on fasse pour être en face d’Eldorado? vraagt Eicher zich af. ‘Des confettis’ antwoordt zijn vaste tekstschrijver Philippe Djian.

Je te la laisse
Je te la laisse
Ta place au paradis
Je te la laisse
Je te la laisse
Fais-en des confettis


Zit jij in Eldorado, dode vader?
Je te la laisse, ta place au paradis.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.

24 mei 2007

STERRENKIJKER


12.

Met verering spreekt ze me van meester Alfred. In haar ogen lees ik de verrukking van intens theatergenot. Met trots vertelt ze me andermaal dat ze zowel Genoveva van Brabant heeft gespeeld, als ’t Woaf van Guti. Want een rol is een rol. Theater Voor Taal en Volk is haar biotoop Het is haar nest, het zijn haar vrienden, het is haar lang leven. Haar liefde voor het gesproken woord, voor dictie, voor declamatie, voor vocalises probeert ze me geduldig over te brengen. Tussen haar duizend dagtaken door.

Doch het is mijn ding niet echt. Ik krijg het maar niet gezegd. Ik kan het maar niet zingen zoals ze het wil. De Paso Doble die ze met mij uitprobeert op het visgraatparket eindigt tegen de pianovleugel van haar dochter. Als geïmproviseerde Gymnopedie van Satie.

Ze zingt me 'Vier Weverkes' voor. Ze marcheert ‘Par les monts et par les plaines’. Ze legt me oeverloos geduldig uit hoe ik mijn stem moet plaatsen. Door berg en dal, zoals in het liedje. Dansend op de notenbalk, van het leven dat me toelacht. Ik haar jongste van vijf. Haar keutel. Pain in the ass voor de ouderen, vanwege de vermeende biezondere hoge bescherming die ze ten onrechte van haar voor mij vermoeden, vrezen. Ik ben haar tere jongen zegt ze. Zij mijn sterke mama en dode papa tegelijk.

Samen kijken we naar de oude foto’s van opvoeringen. Aandachtig bestudeert ze de rolverdelingen, zie ik ze weg zweven in haar herinneringen. Die oude Moerenhout toch. Een echte populaire ster op de planken. En Roger Cnockaert. En Roger Schoelinck. Ik heb de indruk dat alle Rogers in haar hart een streepje voor liggen. Sinds de dood van de hare.

Vaak wordt me, na de publicatie van mijn roman ‘Madame Valentine of de tederheid’ gevraagd in hoeverre het allemaal autobiografisch is. Het beste wat ik daarover aan mijn jonge vriend en latere schrijfbroeder Koen Lauwereyns in een interview kan bedenken, is dat het autobiografische dan alvast behoorlijk gelogen is. En dat het al een even grote leugen ware om te ontkennen dat er bij het schrijven niet heel veel van de ene Madame door de poort van leven en dood naar de andere is overgegaan.

Bij de creatie van het toneelstuk ‘Madame Valentine’, gebaseerd op die bijna gelijknamige roman schrijft Elie Saegeman een heel mooie brief naar die bijna fictieve ‘Madame Valentine’.

Saegeman is de man die voor mij de wondere wereld van filosofie opentrekt: een boeiende zoektocht naar de kern van het bestaan die nooit meer stoppen zal. De man ook die me toont hoe leven en dood, wijsbegeerte en kunst door dezelfde poort gaan.

‘Gek dat mensen aan beide kanten van die grote poort nog van gedachte kunnen wisselen’, schrijft hij in zijn Brief naar Madame Valentine. ‘Dat komt doordat we aan deze kant van de poort niet graag hebben dat iets voorbij is, of weg. Daar maken we hier liedjes over, of feuilletons, of grote beelden en schilderijen, opera’s of toneelstukken. Kunst is de mooiste leugen die er bestaat. Velen zullen Madame Valentine als een monument voor alle moeders ervaren. Een efemeer gebeuren, tussen licht en donker.’

Zo ziet ook Paul Breekveldt dat, in het Nederlandse magazine ‘Nouveau’.

‘In hun relatie tot moeder gaan de bij allen de harten open en dat maakt Madame Valentine tot een journaal van menselijke warmte’.

Samen met Roger Bolders aan wie ik al de beste herinneringen bewaar sinds ‘De Schietspoeldynastie’ beleef ik aan de opvoeringen van ‘Madame Valentine’ een onbeschrijflijke mix van intense gemengde gevoelens. Ik balanceer daarbij tussen de blijdschap om de warmste herinneringen en de bittere bijsmaak van wat alweer voorgoed weg is.

Het publiek van ’t Podium in Ronse, van Theater Retorica in Zele, van de Rederijkerskamer De Loofblomme in Sint-Denijs-Westrem waar Roger Bolders het stuk brengt, projecteert zelf die warmte van de moederfiguur naar de eigen gevoelswereld.

Jef Nijs, één van de vijftien latere hoofdredacteuren in mijn journalistiek bestaan verwoordt dat op zijn mooist.

‘Het gaat om de confrontatie met de spiegel van het eigen leven: het afwegen van waarden, het zoeken naar de zin der dingen, het luisteren naar de ziel. Eeuwigheidswaarden gebeiteld in de taal van onszelf.’

Ik koester ‘Madame Valentine’ in mijn hart. Ik zie ze voor me. Ik hoor ze zingen. Met haar dans ik de Paso Doble. Zwierig dartelen we doorheen de grote poort van de ruimte die ons scheidt en de tijd die ons voor altijd samenhoudt.

‘Sterrenkijker’. Copyright Stef Vancaeneghem.

23 mei 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (133)













WEG MET DIE KANKERSMEERLAPPERIJ

GEEN ASBEST IN DE VLAAMSE ARDENNEN

MINISTER PEETERS: HOU DIT TEGEN


Asbest is kankerverwekkend. Geen sprake van dat die rommel terecht komt in de grond van de Vlaamse Ardennen. Geen sprake van dat die smeerlapperij voor grof geldgewin zomaar terecht komt op een stort in Louise-Marie, op de grens van Maarkedal en Ronse. Geen sprake van dat dit sluipend gif de gezondheid van onze kinderen en kleinkinderen komt kapot maken.'De Nieuwe Ronsenaar' steunt bij deze voor de volle honderd percent het protest van het buurtcomité, van de stad Ronse,van de gemeente Maarkedal tegen de milieuvergunning van de Bestendige Deputatie.



We willen het niet horen ‘dat de kanker in luchtdichte zakken onder onze grond zal worden gestopt’. Dit is te gek voor woorden. Pakken ze de mensen van de Vlaamse Ardennen voor wieties?

Asbest is kanker: al dan niet in luchtdichte zakken. Alle sussende uitleg daarover is gebakken lucht van kortzichtige op geld beluste zakken.

Parapluzever

Het interesseert ons geen ene moer, mevrouw de gedeputeerde Carina Van Cauter, ‘dat Ronse niet vertegenwoordigd was in de provinciale commissies’ en al die politieke parapluzever.

Ge vertelt in de gazet vandaag 'dat ge uw verantwoordelijkheid opneemt na onderzoek van alle adviezen.’

Wij vinden dat een perversie van het algemeen belang. Ik zou me schamen in uw plaats. Gebakken lucht of liever, gebakken gif in luchtdichte zakken. Hou me tegen of ik bedenk nog een andere woordspeling om politiekers van uw slag....de zak te geven.

Van verantwoordelijkheid gesproken, wij nemen de onze op. Niet voor kiezers, niet voor een vetbetaald postje op het provinciaal gouvernement. Maar namens alvast 110.000 clicks op deze blog. En we zeggen u klaar en duidelijk : neen. Ge moogt zijn wie ge wilt en de gazettenpraat verkondigen die ge wilt. Géén smeerlapperij in de grond van de Vlaamse Ardennen.

Tuupe wierkt

We zeggen hier néén tegen kanker in onze grond. Samen met Luc Dupont, burgemeester van Ronse. Samen met Peter Thienpont, burgemeester van Maarkedal. Samen met Jan Foulon, Gemeenteraadsvoorzitter van Ronse. Samen met Erik Tack, oppositieleider van Ronse die hier zeer terecht oproept tot verzet over de partijgrenzen heen.

We zeggen néén: samen met alle omwonenden. Samen met alle bewoners van nu en de kinderen van de Vlaamse Ardennen die nu nog te klein zijn om zelf te zeggen dat ze uw kanker uit luchtdichte zakken in de grond niet moeten, vies en smerig vinden.

We vragen bij deze dat minister van Leefmilieu Kris Peeters (onze foto) toont wie hij is. Dat hij ons zonder uitstel bewijst dat die slogan van Yves Leterme en van zijn partij echt gemeend is en dat ‘Samen Werkt.’

'Tuupe wierkt', in 't Ronsies. (Mijn maat Donaat moet me op zijn 'Nukerke Feest' dan maar vertellen hoe dat klinkt in het 'Nuikierks' en het 'Moerkedoost').

We vragen Kris Peeters dat hij sneller dan vlug zijn njet uitspreekt tegen deze vreselijke aanslag op de longen en de gezondheid van onze kinderen en kleinkinderen.

Geen kanker in ons grondwater. Wie één keer een terminale kankerpatiënt heeft zien doodgaan, weet waarom.

22 mei 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (132)















SCHALKSE RUITERS KRIJGEN CONCURRENTIE

Geen gedoe met tapijten noch met wegglijdende paarden op de Grote Markt dit jaar na de Ommegang. Het schepencollege heeft gisteravond beslist de traditie van dragers en consorten te redden. De ruiters zullen dan wel een ommetje langs de Post maken. Ze worden hierbij begeleid door vier ruiters van de - echte - Federale politie.

Voor de rest blijft alles bij het oude. Zoals voor de schalkse ruiters van de Fiertel op onze foto, in hun leuk gendarmentenue uit de nostalgische tijd van barrikaden en in het rond vliegende kinderkopkes
.

21 mei 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (131)


















Beste Stef,

Op het ogenblik dat ik jou deze brief schrijf, is het nog 13 keren slapen. Dan is het Fiertel. ‘k Heb het net geteld in mijn agenda. Nog 13 keren slapen en dé hoogdag is weer aangebroken. ’t Bloed begint te stromen. Bij jou ook?

Maar, beste Stef, deze mens is bezorgd. Op 3 juni gaan we op stap. Met z’n allen. Ieder volgens zijn eigen inzichten. Ver voor het schrijn. Of, de hele tijd rond het schrijn. Doet er niet echt toe. Die dag voelen alle Ronsenaars hetzelfde. De verbondenheid en de fierheid Ronsenaar te mogen zijn. Iedereen gelijk voor de wet. Die van onze patroonheilige: afzien om te genezen. Het is nu eenmaal ons lot.

Ik zei dus dat ik bezorgd ben. Want, één week later staan er federale verkiezingen voor de deur. Ze hebben ons dat al eens gelapt. Toen ook stonden ze er.

De politici.

Enkele jaren geleden haalden De Croo en De Gucht het in hun hoofd hun ontbijt te komen nuttigen bij enkele fans. Op de Ommegangstraat. Net een passage waar onze ploeg de eerste keer moet dragen. Hebben ze even geluk gehad. Die twee heren. ‘k Wou Sint-Hermes niet in de steek laten. Maar had het even gekund, dan liet ik de bellen zwijgen en zou ik toch een poging hebben gedaan om aan die twee heerschappen uit te leggen dat we ze even niet hoeven die dag.
Dat zou echter teveel eer geweest zijn. De Fiertel doen zwijgen voor de heren die hun eigen ijdelheid niet kunnen wegstoppen. Zelfs al moeten ze daarvoor bijna provocatief hun croissant en koffie nuttigen terwijl dragers en belders voorbij komen met de echte Fiertelaars in hun kielzog.
Het was duidelijk dat de excellenties zichzelf een paar uurtjes “in the picture” wouden plaatsen. We kijken daar dwars door. Hun pokerface verraadde toch enig onbegrip voor zoveel authenticiteit. Stond daar trouwens geen Ronsenaar uit de liberale familie bij? Zou die man het hen niet uitgelegd hebben? Zal wel niet. Hoe laag kan je vallen als Ronsenaar? Enfin, ze waren gezien en daar was het hen om te doen. Zij gelukkig, wij veel minder.

Zouden ze het opnieuw doen? Kan iemand van de lokale politici aan die heren meedelen dat ze van harte welkom zijn? Maar dan wel om met ons op stap te gaan. Niet om op “le gazon m’as-tu vu?” te paraderen ter ere van het kiesvlees.
Tijdens de Fiertel hebben wij geen campagne nodig. Zouden ze het vatten? Ik denk het wel. Ze zijn verstandig genoeg. Maar kunnen ze hun ijdelheid die dag in bedwang houden?

Je weet dat de Fiertel me zeer diep naar het hart gaat, beste Stef. Maar, ben je ook zo bezorgd over het feit dat “oeze fietol” zo af en toe misbruikt wordt? Maak ik me zorgen om niets? Of, ken je iemand die aan die heren politici, eigenlijk aan alle politici, kan duidelijk maken dat ze die dag geen campagne moeten voeren. Ze krijgen zomaar een rustdag van hun kiezers. Kiezers kunnen mild zijn.
Dat ze ons gerust laten. Wij alleen met iedereen. En met Sint-Hermes.

Ronse op zijn best.

Genegen groeten,


Wim Vandevelde

Fierteldrager