VADER DAG
159.
In de kleurensliert bovenop de Oude Kwaremont zoek ik met je achterkleinzoontje naar jou, tussen honderd renners van De Ronde. Glimmende glitter. Krakende knoken. Blikken van beton. Jij, die hier je hart in de b(r)euk reed.
Jij die altijd weer naar dat onwezenlijk mooie zomerhuis van grootvader fietste, verderop boven de berg. De Magnolia staat er ver uitgebloeid. Duizend blaadjes sieren het gras en de perkjes errond. Beelden alom, bloemen en bomen in lentebloei. Mooier dan ooit. Ronde van Vlaanderenstraat. Dood lopende straat zonder jou. Dat beeld van Karel Van Wynendaele: jij.
De helden van het tandwiel worden omhoog geschreeuwd. Niemand die mijn kreet hoort. Je stopt je weer eens mooi weg in het peloton. Onzichtbaar als steeds. Straks haal je de meet net niet, verlies je de eindspurt. Dan zeg ik, zoals de net-niet winnaar vandaag: ‘fuck’, ‘nondedju’, ‘ongelooflijk’. Maar (jou) daarom opgeven? Nooit. Waarheen gaat je rit, papa? Naar de Muur, tussen jou en mij?
Mijn twee jongens, mijn kleinzoon, je nazaten. Met zijn allen hier bij jou, bovenop de Kwaremont. Misschien zie je ze, is het leven slechts zichtbaar in één richting. Levenden die hun doden niet meer zien, maar omgekeerd wel. Als we samen zijn, voelen we ons al goed. Veel hoeven we niet te zeggen. Gewoon bijeen.
Konden jij en ik dat maar. Eén keer. Samen op de fiets, deze Oude Kwaremont boven. Zonder schreeuwende gekken. Zonder helikopterwieken net boven onze kop. Zonder honderd motoren over onze rechtervoet. Jij en ik. Kassei per kassei de Oude Kwaremont boven.
Het mag ook de Eikenberg zijn, ik zal er op je wachten. Ik zal rekening houden met het leeftijdsverschil. Anders dan de goedlachse kerel, geboren klimmerstype, die dra met mijn oogappel je kleindochter trouwt. Op de flanken van de Kruissens rijdt hij me met zijn kanarigele Bianchi fluitend uit het wiel, zie ik hem niet meer terug.
Anders dan jij. Je bent er nooit, toch zie ik je overal. Welk spel speel je, dode vader van altijd? Stop daa’mee! Zoals je achterkleinzoontje schaterlachen zou.
‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.
In de kleurensliert bovenop de Oude Kwaremont zoek ik met je achterkleinzoontje naar jou, tussen honderd renners van De Ronde. Glimmende glitter. Krakende knoken. Blikken van beton. Jij, die hier je hart in de b(r)euk reed.
Jij die altijd weer naar dat onwezenlijk mooie zomerhuis van grootvader fietste, verderop boven de berg. De Magnolia staat er ver uitgebloeid. Duizend blaadjes sieren het gras en de perkjes errond. Beelden alom, bloemen en bomen in lentebloei. Mooier dan ooit. Ronde van Vlaanderenstraat. Dood lopende straat zonder jou. Dat beeld van Karel Van Wynendaele: jij.
De helden van het tandwiel worden omhoog geschreeuwd. Niemand die mijn kreet hoort. Je stopt je weer eens mooi weg in het peloton. Onzichtbaar als steeds. Straks haal je de meet net niet, verlies je de eindspurt. Dan zeg ik, zoals de net-niet winnaar vandaag: ‘fuck’, ‘nondedju’, ‘ongelooflijk’. Maar (jou) daarom opgeven? Nooit. Waarheen gaat je rit, papa? Naar de Muur, tussen jou en mij?
Mijn twee jongens, mijn kleinzoon, je nazaten. Met zijn allen hier bij jou, bovenop de Kwaremont. Misschien zie je ze, is het leven slechts zichtbaar in één richting. Levenden die hun doden niet meer zien, maar omgekeerd wel. Als we samen zijn, voelen we ons al goed. Veel hoeven we niet te zeggen. Gewoon bijeen.
Konden jij en ik dat maar. Eén keer. Samen op de fiets, deze Oude Kwaremont boven. Zonder schreeuwende gekken. Zonder helikopterwieken net boven onze kop. Zonder honderd motoren over onze rechtervoet. Jij en ik. Kassei per kassei de Oude Kwaremont boven.
Het mag ook de Eikenberg zijn, ik zal er op je wachten. Ik zal rekening houden met het leeftijdsverschil. Anders dan de goedlachse kerel, geboren klimmerstype, die dra met mijn oogappel je kleindochter trouwt. Op de flanken van de Kruissens rijdt hij me met zijn kanarigele Bianchi fluitend uit het wiel, zie ik hem niet meer terug.
Anders dan jij. Je bent er nooit, toch zie ik je overal. Welk spel speel je, dode vader van altijd? Stop daa’mee! Zoals je achterkleinzoontje schaterlachen zou.
‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.