15 juni 2007

VADER DAG


175.Richard Rorty, één van de papa’s die ik voor mezelf tot vervangvader had benoemd, is de weg van alle vlees gegaan. Hij vond dat het geen zin heeft naar het licht van absolute waarheden te zoeken. Zoals Plato die meende te vinden achter de schaduwen in zijn grot.

Niet dat mijn vervangvander alle waarheden van de vorige twintig eeuwen zomaar onderuit haalde zonder er wat in de plaats voor te stellen. Integendeel zocht hij naar andere, nieuwe vormen van moreel handelen. Ver van de opgelegde Geboden. Ver van de Categorische Imperatieven.

Als we ons fatsoenlijk gedragen doen we dat omdat we gewoon meevoelen met de miserie van anderen, zei hij. We hebben daar geen zogeheten Openbaringen, Heilige Teksten, Kantiaanse regels voor nodig. Wat ons daarbij rest is ironie. Omdat we weten dat we niet weten. Jean Gabin. Op tekst van Socrates.

Socrates had het al door. Zijn leerling zou het feestje echter voor vijfentwintig eeuwen verknallen. Ons opzadelen met De Waarheid. De Ziel. Het Ene. Plato’s voetnoot bij Socrates zou van de geschiedenis van de filosofie een voetnoot bij Plato maken. Ons komen beklemmen met de gekste hersenspinsels, concepten, verhalen, verhaaltjes. Tot de Filosoof met de Hamer de mens terug tot rede en redelijkheid bracht. Al werd hij daar dan zelf gek van.

Noch de grote opgelegde mythes en openbaringen noch de filosofische concepten kunnen ons redden. Wat dan wél? Literaire verbeelding, vond mijn vervangvader Rorty. Verhalen waarmee we ons proberen in te leven in de gevoelens van de ander. Romanpersonages waarmee we in de huid van de ander kruipen. Die ons terugbrengen naar de oude traditie waarin literatuur weer haar rechtmatige plaats krijgt.

De ironie is vooral dat Richard Rorty die grote voor waar vertelde verhalen van weleer vervangt…door verhalen zonder andere prententie dan dat ze de wereld trachten tonen zoals hij is. Ver van de illusies en de schone schijn. Zal ik je nog een tekening maken waarom ik zo’n man prompt bevorderd heb tot één van je plaatsvervangers op aarde? Beter zo’n grapjas dan die griezel uit Rome.

176. Achter de Boulevard de La Madeleine voel ik me verloren als een Moody Blues, na een optreden in de Olympia. Met je achterneven en nichtjes vieren we bij fijne spijzen en bubbels onze onvergankelijke familiebanden en het gaan der jaren.

Parijs in de lente doet me verlangen naar één rit met jou door deze bruisende lichtstad in je zwarte Citroën Traction. Ik wring me over de Place de la Concorde naar Saint-Germain. Dan met jou, als mijn innerlijke GPS naar de Montparnasse. En weer helemaal terug over de Seine naar Montmartre.

Chez Jeannette. Op de bovenverdieping praat ik er met Nieuw-Zeelanders ‘On French Tour’. Met Parigots. Met wie al niet? Met jou niet.

Herinneringen van de Parijse neven en nichtjes. Hoe goed we het hier hadden samen. Jardin des Tuileries. Jardin du Luxembourg. Petit Palais. Grand Palais. L’Obélisque: volé. Parc Monceau. Place des Vosges. Vauban. Zelfs ten tijde van de dreigende aanslagen van de Organisation de l’Armée Secrète hadden we lol onder de lakens.

‘OAS Vaincra.’

Alle verhalen van Georges, die als enige Parijzenaar Rik Van Looy verkoos boven Jacques Anquetil. Want Van Looy, dat was Vlaanderen. En door zijn aderen stroomde Vlaams bloed. Jouw bloed. Van Looy won, de laatste rit in het Parc des Princes. Veuve Clicquot Brut. Chansons comiques.

176.‘Edelsteen’ heet de juwelenzaak van je achterkleinnichtje, hartje Parijs. Ze wou een Vlaamse naam, belde me voor suggesties, viel voor Edelsteen.‘Solitaire’ ware redelijker stelde ik haar nog voor. Maar ze wou haar roots erin.

Hoe dood ben je eigenlijk? Je komt altijd en overal weer bovendrijven.

177.Ik verlaat het feestgedruis en ‘La Nuit de Jeannette', wandel langs Richelieu-Drouot naar de Bourse des Valeurs. Welke waarden?

Drouot Jean-Claude was mijn jeugdheld. Thierry La Fronde. Ik zag jou bezig in hem, het kwade bestrijdend met de degen. Ik droomde mezelf weg bij jou.

‘Eet nog een pannenkoekske, dromerken’, zei tante Zulma.
‘Die Drouot is apropos verre familie. Langs de kant van de Droewootsies.’

Haar verhaal was waar, werd achteraf bevestigd alom. Ik kon mijn oren niet geloven. In mijn held Thierry La Fronde zat bloed van jou! Was dan liever blijven leven. In plaats van me overal te achtervolgen met herinneringen aan jou.

Tot in L’Escure, bij mijn maat, de Limousin.
‘De grand-père en petit-fils depuis 1919.’
Net als jij en ik. Scribes, de grand-père en petit-fils.
Jij je Patagonische Geschriften. Ik deze notities, vanuit de Rue de Mondovi.

178.

Nights in white satin.
Never reaching the end,
Letters I've written,
Never meaning to send.


‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.

14 juni 2007

STERRENKIJKER












14.

Halverwege de jaren negentig ben ik, na meer dan dertig jaar journalistiek, uitgekeken op het theatrale wereldje van mediatieke bekenden. Op dat eindeloze legioen van schouwtoneelspelers met wie je als journalist steeds weer geconfronteerd wordt.

In ‘La Dolce Vita’, mijn zesde roman, wil ik het dan hebben over levens van gewone mensen die helemaal haaks staan op dat dagdagelijks opgeblazen gedoe van bekenden.

Ik wil levens beschrijven die ontdaan zijn van elke mediatieke glans. Op zichzelf aangewezen mensen. Verloren, middenin de verwarring van het fin de siècle waar niemand nog omziet en luistert. De Laatste Notities wil ik nemen van deze hulpeloze en hopeloze stukjes leven. De scherven van de tijd oprapen. Net voor het kantelen der eeuw. De scribent zijn van een tijd waarin de grote verhalen van voorheen vervangen zijn door versplinterde waarheden.

‘De Laatste Notities’ is dan ook de rake titel boven de halve pagina die Jos Boré in De Morgen uittrekt voor zijn recensie van ‘La Dolce Vita.

Boré komt terug op het ‘Bitter tegengif’ dat hij eerder al ontwaard heeft als een rode draad doorheen al mijn vorige romans. Hij gaat nu nog een stap verder. In een tijd van weg glijdende waarden, op de kanteling der eeuwen, wordt het idealisme nu een ‘idealistisch onrealisme.’ De boekhouding van de moderniteit, zoals hij het noemt wordt aldus mee vermalen met de rest van de grote verhalen. Fin de siècle, helemaal.
Ik heb wat ik wou. Niets hoort overeind te blijven. Het boek weggooien met de boekhouding? Net niet. Voor Jos Boré toch niet.

Jos Boré: ‘Zoals de meeste van zijn romans is La Dolce Vita geladen met een zeer sterk, in deze tijd onrealistisch idealistisch rechtvaardigheidsgevoel. Zijn uitgesproken ethische norm is geïnspireerd door de aanblik van al het verwerpelijke dat maar niet opgeruimd raakt in deze maatschappij, gaande van het verschrikkelijke dédain en de vermeende maatschappelijke superioriteit van de betere klassen over valse schijn en hypocrisie tot cynisch machtsmisbruik en de schijnbare onaantastbaarheid van de gevestigde machten.’

Terwijl Jeroen Overstijns, de nieuwe zelfgenoegzame Letterenmandarijn van ‘De Standaard’ dat ‘verschrikkelijke dédain van de zogeheten betere klasse’ zelf illustreert door brutaal in zijn haatrecensie de man te spelen en het zogeheten ‘onmodern en anachronistisch idealisme’ van de auteur paginavullend te banaliseren, erger de oprechtheid ervan te ridikuliseren, stoot de integere recensent Boré vakkundig door tot de kern..

Jos Boré: ‘De auteur gaat recht op zijn doel af. Hij beoogt de totale ontluistering van de schone schijn, het demasqué van de hypocrisie. Anders dan in zijn vorige boeken stelt hij zich nu echter niet op als een potentiële wereldverbeteraar die zijn cynisme maar net in toom kan houden. Hij zet nu een stap verder. Hoofdpersonage Valentin Vansteenbrugge is er in zijn onderzoek op uit de Grote Lijnen van het leven bloot te leggen en concludeert dat er naast negentig procent alledaagse vulling tien procent harde kern overblijft. Dan gaat het om liefde, haat, verlangen, tederheid, vriendschap, afscheid, gemis, gevoel, herinnering, weemoed, eenzaamheid.’.

‘La Dolce Vita is opgezet als een proeve van bekwaam schrijven maar ook als een constructie die een levensbalans, een saldo van ervaringen moet torsen. Waar de ontbrekende verbittering wat ruimte heeft geschapen en de overheersende ironie niet in de richting van de groteteske wijst, ademt de tekst een berustende melancholie, bijna defaitisme, dat aan het einde de pas wordt afgesneden door een nieuw credo in de akte van Vansteenbrugge, wie weet de spreekbuis van de auteur zelf.’


Zo. Eerlijk kan het dus ook. De humor van La Dolce Vita is Luc Lanoy in Lees Idee daarbij gelukkig niet ontgaan.

‘De anekdotisch gestoffeerde en overwegend fragmentaire verhalen van Vansteenbrugges clientèle worden door de auteur met verve ingekleurd met veel oog voor couleur locale – onder meer via de taal en de uitdrukkingen die hem in de mond worden gelegd. Elk relaas is overigens doordrenkt van een flinke dosis ironie, die de vele clichés doorprikt en de tragiek achter wat gezegd wordt pas goed doet uitkomen. Het levert in vele gevallen amusante situaties en coïncidenties op, die de in wezen donkere ondertoon van het verhaalde en van de roman in zijn geheel op authentieke manier zowel relativeren als verlevendigen en ondersteunen. Tenslotte is hoofdpersonage Vansteenbrugge medehoofdfiguur in een verhaal over het universele verlangen naar geloof, hoop en liefde. In een verhaal ook over vervreemding, leegte en eenzaamheid.’

‘Hoewel het geheel zich afspeelt in een gefingeerde werkelijkheid, zijn er voortdurend knipoogjes naar bestaande feiten, personen en gebeurtenissen. Niet alleen met betrekking tot de wielersport, maar ook referenties aan de politieke actualiteit. De maatschappijkritische dimensie van de roman is trouwens opmerkelijk. Eigenlijk voert de auteur ook constant een zeer herkenbaar en sterk ironisch spel op tussen fictie en realiteit, tussen roman en werkelijkheid.’

‘Verhaal-en verteltempo liggen bijzonder hoog. Dat effect wordt in de eerste plaats bereikt door de vaak uitgesproken elliptische stijl en door de diverse (pseudo-) monologen waarmee het geheel is gecomponeerd. Ook het functioneel aanwenden van herhalingen, het procédé van de litanie, het parodiëren van bestaande teksten tot en met intertekstuele verwijzingen getuigen van métier. Bovenal is het een onderhoudende en zeer leesbare roman.’

‘Je hoort de personages spreken’, schrijft Geert Swaenepoel over ‘La Dolce Vita’ in zijn recensie voor ‘In en om de Kunst. De auteur geeft hen een eigen stem waarin dialect en spreektaal doorklinken. Door de ironische ondertoon vermijdt hij dat zo’n roman ontaardt tot klucht. Het wisselen van de personages en de flitsende taal geeft vaart aan het boek. La Dolce Vita is een bitterzoete tragikomedie rond eenzaamheid en onvermogen tot communcatie, twee kenmerken van deze tijd.’

‘La Dolce Vita’ is een ode aan het leven, schrijft Pïet de Moor in Knack. ‘En vandaar een impliciete kritiek op de tradities en instellingen die het leven van de mens soms beknellen en bezuren: de bourgeoisie, de kerk, de media, de psychiatrie, en, in onze tijd, gewoon Internet’.

‘Al de personages hebben gemeen dat ze op zoek zijn naar zekerheid, tederheid en geborgenheid. Tegenover Valentin die hun vertrouwen wint, laten ze hun masker vallen. En van die openhartigheid worden ze alleen maar beter.’

Piet de Moor:‘Valentins notities over de monologen van zijn bezoekers vormen de ruggensteun van de roman waarvan de structuur nerveus en de stijl direct is. De auteur beweegt zich in La Dolce vita als een bokser in de ring die zijn sarcastische meppen dansend uitdeelt. Zijn korte zinnen slaan vonken. Hij verstaat de kunst om zijn personages tot leven te wekken door ze gewoon hun idioom te laten spreken.’

Als een bokser in de ring. Die moet ik onthouden.

‘Sterrenkijker‘. Copyright Stef Vancaeneghem.

13 juni 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (144)

OMER PEVENAEGE LAAT ALLE REMMEN LOS

Volgend veeleer verontrustend proza bereikte ons heden van onze correspondent Pevenaege Omer.We laten hierna alles ongeremd - en ongecensureerd als steeds - op u(w)los. Pakt ne stoel en al uwen tijd het zal nodig zijn om onze vriend te volgen. En...Heilige Hermes, bid voor Omer.

Zijn brief:

Geachte Heer Vancaeneghem Stephane,

Niet zonder dwingende reden neem ik heden met enige schroom het heft van mijn pen weder in de handen teneinde Uw noch eens rechtstreeks aan te schrijven. Zoals Uw het weet laat ik het publicieren van mijn opstellen liever over aan de heer C. Deheijt. Die mens heeft per slot van rekening gestudeerd. En niet aan de Universiteit van het Leven, zoals de bescheiden beenhouwer die ik tenslotte ben geweest tijdens mijn actieve carriere aan het Spillegrem.
Enige dagen geleden stuurde ik hem derhalve als naar de gewoonte bijgaand relaas van mijn wedervaren de vorige Zondag tijdens de Fiertel. Tot mijn verbijstering weigerde hij mijn verhaal, waarvoor ik van de kwestie van het waarheidsgehalte mijn erewoord in de schaal durf te werpen, aan Uw door te sturen. Ik kreeg een beleefd briefje terug dat mijn verhandeling onvoldoende getuigde van respect voor de Plaatselijke Tradities alsmede de verzuring in de Politiek en andere een tandje bij zou steken en door Uw bij gevolg met eenparigheid van stemmen zou worden verworpen.
Omdat ik sinds jaar en dag, noch voor het spijtige heengaan van mijn Germaine zaliger, behoor tot U fanatiekste lezers kan ik het niet geloven dat wijlen de ex-¬reporter van de Plus en andere zou toelaten dat er in zijn virtuoze gazet willekeurige of andere censuur zou worden beoefend.
Laat dit mijn demarche bij Uw persoonlijk verklaren, alsmede de belofte dat ik in de toekomst geen misbruik daarvan maken zal. Echter vond ik dat Uw van zijn machts misbruik op de hoogte moest zijn gesteld en vandaar. Wat de heer Deheijt betreft, het is nu maar eens gezegd en hierna even goede vrienden en allen te hope voor Ronse, zo als Uw dit a pointe durft te verwoorden. Maar ze moeten nu ook weer niet met U voeten spelen.

Met mij beleefdste groeten alsmede hoogachtend,

Pevenaege Omer


Zijn ingezonden tekst:

Fiertel

Natuurlijk is het mijn schuld! Finaal! Over de gehele linie! Kijk, de Fiertel had ik in het jaar 53 onherroepelijk de rug toegekeerd, nadat de toenmalige Voorzitter van het Commiteit mij luidruchtig en affrontelijk had toegekapitteld omdat ik het waagde in korte broek op het appel te verschijnen: "Mijnheer! Mijnheer! Ja, gij daar! Het is hier per slot van rekening noch altijd een bedevaart, of hoort ge niet goed, misschienst?" Laat dat een verklaring zijn voor mijn gebrekkige memorie naar de Ronsische Hoogdag toe, waarvoor mijn excuus. En verder had ik op het Kommuniefeest van ons Kevinneken, onder het genot van het zoveelste Armagnacske, maar niet moeten zitten stoefen over hoe ik in mijn jonge tijd op mijn okkasie Saroléa AS47 de nachtmerrie was geweest van het loslopende pluimvee van Ronse en verre daarbuiten. Om van de meiskens noch maar te zwijgen! En hoe dolgraag ik noch eens met zo'n bollide over de getuigenheuvels van onze schone Vlaamse Ardennen wou scheuren. Laat dat nu bij Palmyrke niet in dove mansoren gevallen zijn. En laat dan Fredy, een collega van de Papa van ons manneke, de trotse eigenaar zijn van een pracht van een Indian Chief Roadmaster. Welnu, hoeft het Uw dan te verwonderen dat diezelfde avond achter mijn rug om het tersluikse plan werd gesmeed om mij eens op een toerke te trakteren? En wie Tembuyse Palmyre een beetje kent weet dat zij zelden half werk levert! Want pas had zij gelezen dat er de vorige Zondag een benefiettocht zou worden gereden voor het goede doel en dit over 120 kilometer of zij had Fredy al gebeld met de overbodige vraag of hij zou deelnemen en of zij een eventuele passagier mocht inschrijven in de persoon van U dienaar. Toen zij al om negen uur 's morgens aan mijn deur stond in het verdachte gezelschap van een slecht geschoren, geheel in het leder gehulde bonenstaak met oorringen en een paardenstaart tot aan zijn middel, wist ik al gauw hoe de vork aan zijn steel zat. Ik had mijn schoon kostuum aangetrokken in het vooruitzicht van onze wekelijkse kaarting bij Liban in cafe "Centrum" en was noch juist mijn ontbijttafel aan het afruimen. Enfin kortom, ik belde dan maar de boodschap naar de maten toe om een andere vierde man te zoeken en tastte gretig naar mijn Panama die ik klaar wist op het salontafeltje. Want blootshoofds kom ik niet graag buiten de deur. Maar Fredy gromde mij vanachter zijn zelfgerolde sigaret toe dat die hoed onder de helm die hij mij aanreikte wet eens riskeerde lichtjes uit de vorm te geraken. En erboven was natuurlijk geen gezicht, noch afgezien van het welhaast zekere afwaaien ervan. Gedrieën trokken wij dan naar de parking, waar Palmyre ons zou uitwuiven. Kon ik in mijn jonge tijd, bij wijze van spreken, vanop twee meter afstand met een tijgersprong mijn zadel inwippen, het opstappen geschiedde nu niet zonder enige moeite. Bij zoverre zelfs dat Fredy mij almeteens zonder boe of ba bij het middel vatte en mij met een welgemikte zwier op de passagierszit kwakte. Bij de "Chalet Union" aangekomen was het daar al de volle bak. Als Fredy's ballast werd ik natuurlijk aan enig nader onderzoek onderworpen. "Hewel, Bompake," zo informeerde een geblondeerde deerne in een collant met pantermotieven belangstellend, maar volgens mij niet geheel zonder spotzucht, "gade gij die hele parcours met ons afrijden?" "Hebde gij wet kamelenvet gesmeerd op U weke delen, chef?" informeerde een zwaar bebuikte rosse met een zeehondensnor. Toen Fredy echter uit de doeken had gedaan dat ik al met de motor toerde lang voor dat hij in de kabuizen zat, kreeg ik van de reus een vriendschappelijke dreun op mijn schouders en vroeg hij wat ik zou drinken. De "Dubbele Westmalle!” die ik als ware het een verkiezingsslogan voor het hele gezelschap scandeerde moet indruk gemaakt hebben, want op slag bedaarde het geroezemoes. Dat ik die kelk vervolgens in een teug tot op de bodem wist te ledigen werd mijn "Dignus Intrare”. Het ijs was gebroken en onder het genot van noch enige glazen werd het verloop van de dag besproken. Dat er twee groepen voorzien waren: een voor de sportieve mottards, die graag eens goed doorsnokten, en een voor de toeristen. En welke wij zouden volgen? Van danige verbazing vertrok zelfs de onverstoorbare Fredy zowaar zijn wenkbrauwen toen ik voor de ongebreidelde vitesse koos. Daarbij kon ik het niet nalaten tussen neus en lippen te laten vallen dat ik in 1955 het Kampioenschap van Belgie voor Amateurs van de BMB had kunnen uitrijden, ware het niet dat ik onverwacht, bij het nemen van een treitreuze bocht nabij de citadel van Dinant, onzacht met een kreemkar was in aanraking gekomen, met een open beenbreuk als gevolg. "Respect, ouwe!” sprak de Rosse en maakte een vaag gebaar met zijn rechtervuist naar zijn hart terwijl hij de bazin middels een hoofdknik beduidde dat zij noch maar eens een romig beschuimde Trappist voor mijn neus mocht zetten. Met het hoofd licht, en met de benen zwaar vatte ik even later met solide snelheid de tocht aan, richting Doornik, in het zog van een aanvoerder met een fluogele Duitse helm voorzien van twee koeienhoornen, waaraan hij ten overvloede voor de betere zichtbaarheid een rode lap had vastgemaakt. Helaas, zo zou spoedig blijken, een plannetje kregen we niet. Nabij Molenbaix sloegen we een klein zijweggetje in en even later voelde ik de druk, die, naarmate wij dieper in het Waalse achterland doordrongen, onhoudbaar werd. Tegen dat ik de kleine boodschap in Fredy's oor had kunnen doorbrullen barstte mijn blaas zowat. Zwaar tegen zijn zin reed hij zijn machine in de kant teneinde een dringende plaspauze in te lassen. Geen seconde te vroeg kon ik eindelijk met een krachtige straal, waaraan geen einde leek te komen, het overtollige vocht aan de natuur restitueren. Inmiddels was de rest van het peleton natuurlijk allang uit het zicht verdwenen. Fredy gaf echter de moed niet op en met een vaartje zetten wij de achtervolging in. Na een paar uren doelloos te hebben rondgetoerd, echter, moesten we de waarheid onder ogen zien: wij waren moederziel alleen midden in dat vreemde, verlaten landschap achtergebleven. En dus besloot Fredy om onverrichter zake onze baan af te korten. Geen verwijt kwam over zijn lippen, maar ook geen ander geluid, zodat ik er verder eveneens maar het zwijgen toe deed. Waar wij daarna met die moto allemaal gereden hebben, vraag het mij niet. Feit is dat mijn grollende beer mij waarschuwde dat elk uur waarbij een fatsoenlijke mens zijn noeneten naar binnen speelt, allang moest gevloden zijn. Enfin, om kort te gaan, plots flitste het plakkaat "Russeignies 8” aan mijn rechterhand voorbij. Snel maakte ik mijn piloot diets dat ik eindelijk een baken uit het labyrint had ontwaard. Waarna hij resoluut de machine keerde en de richting van de thuishaven invoer. Dat de straten van het anders zo vredige dorpje volgelopen waren en dat de plaatselijke en andere Middenstand middels allerlei kraampjes volop in de vaste en vloeibare primaire noden van de medemens bleek te willen voorzien, had mij moeten aan het denken zetten. Was het vooruitzicht eindelijk mijn honger te stillen een rem op mijn redeneringsvermogen? Ik heb er het raden naar. Feit is: in de recordtijd die ik nodig had om een half Frans brood met ingebouwde braadworst, soekroete en een flinke lik hete mosterd naar binnen te draaien bleek Fredy niet minder dan vier Hamburgers verorberd te hebben. Met ajuin en curryketchup! En een Grote Friet met Stoofvleessaus! De herinnering aan onze noodlottige pisstop weerhield mij er net op tijd van Fredy voor te stellen om ons aan een van de uitnodigende terrasjes te laten verwennen met mijn favoriete Patersbier. Wel leg de ik hem uit, om het goed te maken, dat ik een kortere weg naar het Stad wist, dwars door de velden. Daar kon hij zonder gevaar voor inmenging van de ijzeren hand van de arm der wet eens alle duivels uit zijn machine loslaten. In een wolk van stof scheurden wij aldus de welgekende los in, richting Tribury. De luidkeelse verwijten van de talrijke wandelaars die ons tegemoet kwamen en ternauwernood noch opzij wisten te springen voor onze moordende wielen negeerden wij straalsgewijs. En noch wilde mijn Frank niet vallen!... Ik besefte pas hoe laat het was toen vier paarden vlak voor ons in wilde paniek de velden insprongen en daarbij twee van hun ruiters in het stof deden bijten. Want het lawijt van de motor had de bellen natuurlijk overstemd, en zelfs de luidkeels middels de welbekende megafoon uitgeschreeuwde Paternosters van de begeleidende Kanunnik! Met gierende banden en piepende remmen bracht Fredy zijn machine tot stilstand, op nauwelijks dertig centimeter van de bellenman, die zijn zwaarste bel ter verdediging van het vege lijf al geheven had met het duidelijk inzicht die losgebroken zot een welgemikte dreun te verkopen, weze dat het laatste wat hij in zijn aardse bestaan zou presteren. Want van Sint Hermes zouden we met onze ongewijde poten afblijven!... Onder mijn hersenpan volgden de gedachten elkaar razendsnel op. Het beste konden we opzij gaan en de Processie ruime baan geven, want als twee wereldoorlogen er niet in geslaagd waren die bedevaart tot staan te brengen maakten wij ook geen kans. Daarbij, al zitten er binnen in alleen wat gebeenten, die Kast zelf weegt best zwaar, zo heb ik mij door kenners van de Blijde Mysteriën der Katholieke Leer laten wijsmaken. Wie zo'n gewicht gedurende al die kilometers torsen, moeten dus best wel potige kerels zijn. Bovendien waren zij in de meerderheid! Fredy echter stond, armen voor de borst gekruist, blik recht in de ogen van de dienstdoende bellenman, die hij inmiddels omwille van zijn agressieve geste als een persoonlijke vijand was gaan beschouwen. Zo gaat dat nu eenmaal in de kringen waar hij doorgaans in rondraast. Een van de oudere dragers had intussen de megafoon uit de handen van de Eerwaarde gegrist teneinde aan dit betreurenswaardige Status Quo een einde te maken middels een voor elke partij aanvaardbaar compromis. "Waarde vrienden,” zo ving hij voorzichtig aan, "Dat ge de eeuwenoude beeweg ter ere van onze Stadsheilige niet respecteert, kan ik alleen maar betreuren. Maar wilt ge tenminste de noeste arbeid van onze dragerst naar waarde schatten en ons laten passeren? Weet gij wel hoe zwaar deze kist hier weegt?" "Mijn caisse weegt omtrent de 450 kilo, gast. Tarra!" bromde Fredy zonder enige stemverheffing, wijl hij zijn sigaret weer aanstak, "de zwaarste gaat door, de lichtste moet moven en dat is mijn laatste woord." En zo geschiedde wat nooit in de annalen van onze Fiertelommegang zal worden vereeuwigd: Fredy's Indian Chief Roadmaster, waarop in annex U dienaar, die de zee van belders, draagerst, schrijn, kanunnik en aangebouwde megafoon, en alle moedige Fiertelbeevaarders daarachter, welhaast gelijk in de Bijbel beschreven middendoor klieft en achterlaat in een zee van vertwijfeling, stof en het zweet huns aanschijns.

Pevenaege Omer

P.S. Eenmaal terug thuis vroeg Palmyrke of ik geen goesting had om de Fiertel te gaan zien binnenkomen. Welnu, daarvoor heb ik bedankt. In het stad ben ik noch te wel bekend en ik had weliswaar die helm op, met gesloten klep, maar ge weet het maar nooit! Een mens moet het ook niet zoeken, zoals onze Moeder zaliger placht te zeggen ...

11 juni 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (143)












SEGOLENE-STORY IN RONSE

FREYA, NEDIA, GUNTHER, POL EN DE ANDEREN

DE PRIJS VOOR EEN PIJLSNELLE OPGANG


Recht evenredig met haar pijlsnelle opgang, woedt in eigen Ronsese socialistische kringen een nog nauwelijks verhulde malaise om de razendsnelle doorbraak, zowel lokaal als nationaal van de nieuwbakken schepen Nedia Gmati Trabelsi. Een blik achter de schermen van een – iets te – snel en hevig succes.

Op de avond zelf van haar verkiezing tot Ronsies gemeenteraadslid in oktober vorig jaar, werd al meteen klaar hoe lastig sommige oudgediende socialisten het hadden, zowel met haar verrassende score, als met de verkiezing van de geboren Ronsese Nedia.

Dat er ook Belgen van allochtone origine op de kameradenlijst zouden staan, tot daar. Dat ze dan ook verkozen zou worden, waarom niet? Alle beetjes helpen.

Dat ze dan echter ook prompt de door sommigen zo fel begeerde stek van schepen zou bezetten - voor de neus weg van de mandarijnen van Feestpaleis en Malanderplein- dat was er voor sommigen al zover over, dat je je in hun buurt bijwijlen wel op de lokale afdeling van een andere, véél minder multicultureel gezinde partij waande.

De macho’s en de chaperonne

Maar Nedia wérd schepen. Mede door haar frisse aanpak en haar spontane stijl werd ze snel de sterk gemediatiseerde nieuwe ster aan het politiek firmamentje van Ronse. Elegant werd ze daarbij als nieuwkomer in het schepencollege onder de hoede genomen door haar geroutineerde collega Suzy Arijs.

Tot in de Fiertelkoets toe ontpopte deze ervaren en gedreven Ronsese politica zich als een zeer zorgzame chaperonne voor de rechtenstudente die recht van de ene wereld in de andere tuimelde. Vrouwensolidariteit: mooi om zien, in die wereld van haantjes.

Niet dat Nedia assistentie nodig heeft als het erop aankomt haar ‘vrouwtje’ te staan in een door mannen gedomineerde gemeenteraad met vrij hoog macho- en egotripgehalte.

De keren dat haar gedoodverfde antagonist Erik Tack haar – toegegeven totnogtoe steeds op correcte zelfs hoffelijke manier – wat politiek jent en test met de gebruikelijke multiculturele zurigheden, dient ze hem con brio sereen , kordaat en efficiënt van antwoord.

Operatie Beschadig Nedia

De vijandige gezindheid aan het adres van Nedia blijkt overigens niet echt dààr te liggen waar je die in eerste intantie misschien kan verwachten.

Het ongenoegen zit veel meer in de eigen biotoop. En dat heeft alles te maken met de ambities van companen. De stroomversnelling waarin ze zit door de hoge verwachtingen van de nationale partijtop, is olie op een smeulend vuur gebleken.

Zoals dat gaat in provinciesteden als Ronse is de operatie Beschadig Nedia eerst gelanceerd met het simpele doch welgemikte gifzinnetje:
‘Poast ze messchienst vaan buirmiester te zoan?’

Een beetje waarnemer kon de bui ook al zien hangen bij het aangekondigd vertrek van lokale partijvoorzitter Tijl Bondue. Wie omtrent de motivering van dat ontslag tussen de regels lezen wou, kon er niet naast dat Bondue het vooral beu was vermalen te worden tussen de dwingende nationale verwachtingen omtrent Nedia en de lokale gevoeligheden bij mandatarissen die zich dra gepasseerd voelden door deze hogere bemoeienissen.

Opwaaiend sterrenstof

Een man als Gunther Deriemaker loste dat totnogtoe op met de diplomatie, de fairplay en de loyauteit aan het partijbelang die hem kenmerken. Maar leuk is wel anders. Zeker als je al jaren aan de weg timmert, de lijst eerst helemaal geen Ronsese kandidaten vandoen blijkt te hebben, dan toch twee.... en het uiteindelijk Nedia is die van Johan Vande Lanotte himself de steraanbieding krijgt die ze gewoon niet meer kàn weigeren, wil ze zichzelf niet afsnijden van haar toekomst.
Hoe zou je zelf zijn, eenmaal? Nedia Trabelsi heeft dan gewoon gedaan wat haar te doen stond. Hoe zou je zelf zijn, andermaal.

Met de indrukwekkende score van gisteren als gevolg. Een schitterend resultaat, helaas verduisterd door de achteruitgang van de partij in heel Vlaanderen.
Doch: mission accomplie wat haar betreft.

De prijs die de tenoren uit Brussel en Gent het argeloze meisje hiervoor lokaal laten betalen ligt echter hoog en is zwaar om dragen in de kleine cocon die Ronse is. Een pyrrhusoverwinning kan je het niet noemen. Maar de zegebeker is bitter om ledigen. De sterrenmakers van Brussel en de Teletubbies van Gent veroorzaken opwaaiende sterrenstofwolken in Ronse. En in tijden van nederlagen voor de partij heeft de verbittering al snel een wrange bijsmaak.

Voor iemand als Gunther, de voor Ronsese socialisten onomstreden Ronsese kandidaat-burgemeester (hij was het al bijna, op twee stemmen na) is het allesbehalve leuk om doodgemoedereerd uit de mond van Freya Vandenbossche op de verkiezingsavond Nedia te horen introduceren als ‘toekomstig burgemeester van Ronse’.

Wetstraat en Stationstraat

Freya is natuurlijk van haar eerste uitschuiver niet dood. Zoals eenieder onderhand weet. Maar het sluipend gif kruipt daarmee waar het net niet hoort te zitten. De georkestreerde roddel is rond en werkt vernietigend. Eén zinnetje dat er teveel aan is. Waarmee we dan nu een soort Ségolène Royal-story op zijn Ronsies dreigen te krijgen waarbij de grootste tegenkanting komt uit eigen rangen.

Anders dan Ségolène Royal, maakt Nedia echter geen deel uit van het gevestigde establishment. Zij staat alleen en gaat gewoon voor haar idealen. Het is van haar leeftijd. Mooi om zien en horen dat er nog jonge mensen bezig willen zijn met datgene waar politiek op zijn best echt om draait.

Wat haar drijft is: integratie door opleiding, studie, hard werk en wederzijds respect. Wat haar drijft is dus precies hetzelfde wat een schrander man als Frank Vandenbroucke ertoe aanzet zich veeleer dag en nacht af te peigeren voor beter onderwijs in Vlaanderen, in plaats van rustig in toog rond te kuieren als zeer geletterd doctor en pakweg Oxford prof.

Dat de nationale partijtop die gedrevenheid van Nedia heeft gezien en gevoeld is één zaak. Dat ze die van Gunther en co daarbij meer dan één keer negeert of schoffeert is iets typisch voor Wetstraatezen die loyauteit na een tijd zo vanzelfsprekend gaan vinden dat het een handicap wordt.

Als Spa-ondervoorzitster Caroline Gennez gisteren zegt dat er teveel naar de Wetstraat wordt geluisterd en te weinig naar de Dorpsstraat (in Ronse: Malander en Stationsstraat) dan is wat hier aan de gang is omtrent Nedia daar een typevoorbeeld van.

De arrogantie van de macht

De gezonde idealistische ambitie van Nedia Gmati-Trabelsi kan en zal nooit in de weg komen te staan van de terechte aanspraak die Gunther Deriemaker maakt op die eerste rol voor Ronse. Zelfs Freya Vandenbossche zal daar met haar pre-electorale hartekreten niks aan veranderen. Doch de collaterale schade van haar uitschuiver is voorlopig niet te overzien.

De socialisten van Ronse hebben er echter alle belang bij hun van boven mismeesterde en gecreëerde zinloze 'combat des chefs' te staken.

Wie gisteren CD&V’er Carl De Caluwe triomfantelijk hoorde verkondigen ‘dat paars niet alleen gebroken, is maar zelfs gekraakt’ kreeg al meteen een voorsmaakje van de nieuwe arrogante 'naastenliefde' waartegen een gehavend progressief Vlaanderen zich de komende jaren zal dienen af te zetten. Een ander paar mouwen dan de luxe twee knappe koppen als die van Nedia & Gunther te zien ijveren, tuupe vuir Roonse...

DE BENIEUWDE RONSENAAR (142)




















TWEE RONSENAARS KRIJGEN TICKET VOOR BRUSSEL

VERKIEZINGEN PERSOONLIJKE DOORBRAAK

VOOR NEDIA GMATI TRABELSI EN JAN FOULON

SUPERSCORE VOOR NEDIA, DUBBELSLAG VOOR JAN


Twee Ronsenaars danken, los van de zeer verschillende scores van hun partij (stevige winst voor CD&V/NVA, zwaar verlies voor Sp.a-Spirit) aan de verkiezingen hun grote persoonlijke politieke doorbraak.

De kiezer gaf hen gisteren beiden duidelijk een ticket voor een dubbelcarrière in de gemeenteraad van Ronse en het parlement in Brussel. Voor een goed begrip en een correcte lectuur: niet dat ze daarom nu meteen hun entree maken in het halfrond. Maar hun partijtop wéét nu dat ze er het kiezerspotentieel voor hebben en wel degelijk in aanmerking komen voor het grote werk.

Zoals we in onze editie van vannacht al meldden, zet de Ronsese schepen van Integratie en Burgerlijke Stand Nedia-Gmati Trabelsi als studente in de rechten in volle examenvoorbereiding vanop de derde opvolgersplaats voor de senaat een indrukwekkende score (13.916 kiezers volgens de laatste beschikbare cijfers) achter haar naam.

Daarmee gaat ze als absolute nieuwkomer prompt de tweede opvolger Koen T’Sien voor. Het is een nationale topscore waar niemand nog naast kan kijken.

Jan Foulon bevestigt hoge verwachtingen

Jan Foulon, de voorzitter van de Ronsese gemeenteraad, tekent vanop de tiende plaats voor de Kamer voor een schitterende score van 8.812 kiezers.

Foulon, die bij de lijstvorming uiteindelijk Stefaan Vercamer moest laten voorgaan op de vierde plaats, realiseert hier een dubbelslag.

Aan de ene kant bevestigt hij vanuit een niet zo evidente tiende stek zijn enorm nationaal groeipotentieel.

Aan de andere kant verstevigt hij zijn positie als gedoodverfde kandidaat-burgemeester van Ronse.

Bovenop de overwinning van zijn partij heeft Foulon vandaag dus alle reden tot grote tevredenheid met de uitslag.

DE BENIEUWDE RONSENAAR (141)






HET
NIEUWE
POLITIEKE
LANDSCHAP
IN
KANTON
RONSE





IN KIEZERS

KAMER

1.Open VLD: 4.412
2.Spa.Spirit: 4.288
3.CD&V/NVA: 4.284
4.Vlaams Belang: 4.101
5.Groen: 1.167
6.Lijst De Decker: 835
7.CAP: 103
8.PVDA: 160

Blanco & ongeldig: 1.779

SENAAT

1.Open VLD: 4.678
2.CD&V/NVA: 4625
3.SPA-Spirit: 4.102
4.Vlaams Belang: 3.803
5.Groen: 1.078
6.Lijst De Decker: 897
7.PVDA: 150
8.Nee: 36
9.Stijn: 40

Blanco & ongeldig: 1.738

IN PERCENTEN

KAMER:

1. Open VLD: 22.8 % (-7.5%)
2. Spa.Spirit: 22.2% ( -2,2%)
3. CD&V/NVA: 22.1% (+ 3,7%)
4. Vlaams Belang: 21.2% (+ 0,1%)
5. Groen! : 6% (+3,1%)
6. Lijst De Decker: 4.3%
7. PVDA: 0,8% (+ 0.5%)

SENAAT:

1. Open VLD: 24% (-5.7%)
2. CD&V/NVA: 23.7% (+ 4.4%)
3. SP.a-Spirit: 21% (- 4.3%)
4. Vlaams Belang: 19.5% (- 0.4)
5. Groen! : 5.5% (+2.5%)
6. Lijst Dedecker: 4.6 %
7. PVDA: 0.8% (+0.2%)

10 juni 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (140)


SUPERSCORE
VOOR
NEDIA
GMATI TRABELSI


Volgens de meest recente onvolledige cijfers zet

De Ronsese schepen Nedia Gmati Trabelsi (3de opvolger senaat Sp.a) al

13.916 KIEZERS

achter haar naam.

Ronse heeft er met deze superscore van de 22-jarige rechtenstudente

een nationale politica bij.


VOORKEURSSTEMMEN RONSENAARS KAMER


JAN FOULON (CD&V) : 8.812

ERIK TACK (VB): 7.560

GUNTHER DERIEMAKER (SP.a): 4.406

JOOST HYSSELINCKX (LDD) : 1.104

WOUTER STOCKMAN (groen): 914