28 januari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (44)

Bekentenis

Je stal mijn hart heel lang geleden
stadje in het dal
lachen, wenen, rouwen
deed ik in je schoot meestal

Je hartslag hoorde ik constant
hij klonk mij als muziek in d'oren
er heerste luim maar ook soms wee
op een dag als nooit tevoren

Er was zelfs deernis her en der
toen je weefgetouwen zwegen
maar van de nood een deugd gemaakt
de jeugd zocht andere wegen

In dit oord van peis en vree
is het goed om thuis te komen
'k wil er leven, 'k wil er sterven
en vooral van dromen

Ga het nu maar rondbazuinen
hoe fel de zon hier schijnt in maart
opdat eenieder het zou weten
dat het licht de wijsheid baart

José Plume

DE NIEUWE RONSENAAR (43)

Tweestrijd

Dat ik met één woord
kan zeggen klerestad
en met een ander boerengat
en dat je dat niet stoort.

Dat ik je kan vervloeken,
je gelijkmaken met de grond,
dat ik je judaskus op je huizenloze mond
en je nog niets eens verweer begint te zoeken.

En dat je daar maar ligt en luistert en zelfs lacht,
omdat mijn woorden je niet kunnen raken.
Ik lieg - waarom zou ik anders nog ontwaken -
terwijl je waardig op de waarheid wacht.

Dus ik neem ze terug, stuk voor stuk,
terwijl ik gewillig door je lijf blijf zweven.
Want ook jij weet
dat het hier is, dat ik wil sterven
van geluk.

Johan De Smet

(Inzending voor het Stadsgedicht Ronse 2006.)


Alle inzendingen zijn te lezen in de bundel ‘Stadsgedicht Ronse 2006’.
Een uitgave van de Cultuurraad in samenwerking met Marnixring Ronse Taalgrens.
Deze bundel is voor 2 euro verkrijgbaar op de Cultuurdienst.
Hoge Mote. De Bieststraat 2. (055. 23 28 01) cultuur@ronse.be

27 januari 2006

DE SCHRIJFHEREN (5.3)

Roman

Steeds vaker diende de redactie terrein prijs te geven aan telkens weer andere maatpakjongens van de marketing. Na hun frisbees volgden regenschermen, t-shirts, sweaters, windjacks, petjes, plastic verzamelmappen, leeswijzers, potloden, vulpennen, prullenmanden, onderleggers, asbakken, zaklampen, aanstekers, zonnebrillen, handdoeken, eetserviezen. De kelders van het gebouw stonden vol peperdure gadgets voor hun steeds wisselende acties. Steeds minder draaide het rond de stevige verhalen die het blad ooit journalistieke serieux hadden verleend.
Voor wie er nog niet was weggeraakt, werd de redactie een oord vol spanningen en intriges. De weinige keren dat hij nog op zijn redactie te zien was, verdween Tonijn voor uren in zijn gecapitonneerde ruimte. Hij zat daar als een sfinx onder het bronzen borstbeeld van Buysse, stichter van het blad. De koning had Buysse op zijn sterfbed verheven tot burggraaf. Nu en dan viel de deur open op dat borstbeeld, stuurde Tonijn één van ons naar boven.

‘Haal mij een Christmas Palm bij madame Colvert.’

In de Brusselse perswereld werd Tonijn De Grote Slavendrijver genoemd. Hij genoot van die reputatie. De kwalijke naam bezorgde hem een aura van gevreesd persmandarijn.

‘Tonijn, venijn.’
‘Het vleesgeworden partijstandpunt.’

Zelf dweepte hij met journalistieke zuiverheid.

‘De waarheid zit niet in één mening, maar in de veelheid ervan.’

Hij schaamde er zich niet voor stukken bij te kleuren tot ze helemaal in zijn kraam pasten. Journalisten herkenden na zijn ingrepen hun eigen artikel niet meer. Ze namen genoegen met hun initialen onder datgene wat ooit hun tekst was geweest. Er was gemopper op de werkvloer. Deuren werden dichtgesmeten. Jonge talenten verlieten de stiel. Er werd gefluisterd aan telefoons. Waar Tonijn verscheen, werd het stil, dook iedereen in zijn papieren.

Op een avond na sluitingstijd riepen de dappersten in de pub om de hoek op tot algemene staking. Discreet probeerden ze de andere diensten mee te krijgen. Volgens de maatpakjongens waren journalisten echter seigneurs en lanterfanters die een topsalaris binnenhaalden om uit hun pen te kletsten. Waarna de staking werd uitgesteld en iedereen weer voortwerkte. Protesteren bij Tonijn betekende onmiddellijke verwijdering.

‘Wie het hier niet meer ziet zitten, mag gaan.’

Hij had lijsten liggen met honderden kandidaten voor elke vrij te komen job. Redactievergaderingen werden afgeschaft. Pogingen om een onafhankelijk redactiecomité op te richten werden eerst gedwarsboomd, dan ondermijnd, uiteindelijk weggelachen. Alleen korte nieuwsvergaderingen met strak agenda zonder creatief gehalte bleven overeind. Tonijn zette de hele bladindeling op zijn kop, sleurde zijn blad mee in foute keuzes, liet de anderen opdraaien voor de verdere daling van de oplage.

‘Amateurs ! Knoeiers.’

Voor de buitenwereld dweepte hij met een journalistiek correcte koers. In werkelijkheid kon het hem worst wezen. Wat hij zocht, was de bevestiging van zijn zelf verzonnen succesverhaal waarbij hij de waarheidslievende journalist kon uithangen.

‘Recht zetten wat scheef is.’
‘Blootleggen wat verborgen blijft.’
‘Onrecht aanklagen.’
‘Netwerken ontmaskeren.’

Zelf was hij een dwingeland voor zijn medewerkers. Het was zijn blad, zijn concept, zijn stijl, zijn opmaak. De nulmeridiaan liep door zijn bilspleet. Hij was de zelfverklaarde beste. Alle anderen waren nitwits, oetlullen, losers. Hij wist wat goed was voor zijn blad. Zijn ondergeschikten werden geacht zich kritiekloos naar zijn alwetendheid te schikken. Iedereen was ondergeschikt, behalve de raad van bestuur. Daar had hij zijn vrienden. Ze waren ruim in de meerderheid. We konden daarover maar beter geen enkele illusie koesteren. Hij maakte zichzelf wijs dat hij, vanwege zijn onnavolgbaar curriculum, hét voorbeeld was van voldragen vakmanschap. Hij beschouwde zichzelf als de allergrootste speler op het schaakbord van de pers.

‘Ik maak. Ik kraak. Zo simpel is dat.’

(Vervolgt).

Uit ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

DE NIEUWE RONSENAAR (42)

Aan een giftig geschenk heeft Ronse niks.

Tegenover het bekrompen beklag, tegenover het waarde(n)loze lozen van almaar hetzelfde klaaglied, tegenover het bodemloos chagrijn, tegenover het fluitspel van volksverleiders wint Ronse vleugje bij streepje zijn glimlach terug.

Zoals onlangs op deze snelgroeiende weblog (met nu al meer vrijwillige lezers dan om het even welke Ronsese partij stemplichtige kiezers telt) is voorgesteld, krijgt de poëtische knipoog van Ronse vaste vorm in het stadsbeeld. Schepen van Openbare Werken Yves Deworm bekijkt daartoe ten stadhuize de mogelijkheid om op elke geschikte plek Ronse die mooie invulling te geven. De kinderen van Ronse zullen opgroeien in een stadsbeeld met oog voor de schoonheid van taal. Onverwacht op een straathoek, op een bank in het park, op een spandoek voor een werf, zullen ze eraan herinnerd worden dat het goed toeven is in Ronse. Dat hier leven de moeite loont. Stadsdichters en woordkunstenaars zullen tonen dat Ronse geen stad is van haat en nijd, maar een hartelijk gastvrij oord voor gewone mensen op zoek naar hun hapje simpel geluk. Zoals daar is: je kleinzoontje oud brood leren gooien naar de eenden in de vijver aan het Bruulpark.

Hoe schoon dat Ronse toch kan zijn

Ver van de zwartkijkers nog durven gelukkig zijn in dit prachtige Ronse. Met een zonsopgang boven het Muziekbos. Met de volle maan dansend op het bovenste puntje van Sint-Hermes. Met de zon boven Wittentak die je welterusten wenst. Niemand van de brulboeien neemt ons het plezier af fiere Ronsenaar te zijn en van deze broze, kwetsbare, zachte, prachtige stad te houden. Ronse, stad met uitzicht op een steeds veranderende wereld van gelukszoekers en geluksvogels, van kraaien en haaien, van dynamische werkgevers en fidele werknemers, van oude Ronsenaars en nieuwe Ronsenaars. Houden van dit Ronse, voor altijd. Om de warme stem en de prachtige dictie van Claude Debie die het nieuwe stadsgedicht van Ronse tot leven brengt. Om Max, de zot van Ronse. Om de belleman en de Fiertel. Om de beiaard en de crypte. Om de wandelpaden en de fietsroutes. Om al de Ronsenaars tuupe. Met hun dromen, hun verlangens, hun verwondering, hun talent.

Geen wonderdokter die van Ronse enkel de kwalen ziet, die ons dat genoegen zal afpakken. En met ons, zo te lezen aan de teller van deze weblog, duizenden Ronsenaars die rotsvast geloven in de Renaixance. Zonder polarisatie noch confrontatie. Maar met zijn allen tuupe.

Wie de pretentie heeft burgervader te willen zijn van deze prachtige stad, een andere dan de integere en bekwame man die nu aan het roer staat, die zal het moeten zijn voor alle mensen van Ronse. Of het wordt niks. Aan een giftige cadeaubox vol venijn heeft Ronse niks.

De fluitspelers van de arrogantie

De Cultuurraad, onder leiding van Cultuurschepen Joris Vandenhoucke en voorzitter Marc De Turck, is alvast aardig bezig dat veerkrachtige Ronse op de kaart te zetten van de Vlaamse steden waar taal van tel is. Waar taal tot bloei komt in al haar schoonheid. Het is dan ook uitgerekend hier in Ronse dat Antje De Boeck, topkunstenares van het gesproken woord, op Vlaanderens Gedichtendag in De Brouwerij is komen etaleren wat een mens met poëzie vermag. Sublieme verdichting tegenover de brulboeien van het grote ongenoegen. Verstilde verwondering tegenover het briesend egoïsme, tegenover de gladiatoren van de haat, tegenover de fluitspelers van de arrogantie en de zelfgenoegzaamheid.

Tegenover de verbittering van de malcontente welvaartkanker, klinkt hier aldus zacht maar steeds indringender het lied van het fiere Ronse dat in zijn Renaixance durft geloven. Tuupe vuir Ronse.

26 januari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (41)

In primeur hier ovenvers het zopas bekroonde

RONSESE STADSGEDICHT 2006

weg van poëzie

bakkereel en baremeers
cachette pierrette en coq battant

malaise en de maneschijn
ten houte en tombeele

de kafhoek en de kammeland
papekouters, borrekens

kleine heide, oude vesten
blauwesteen en molendam

de linde en de walenweg
biest, den hul en meijerije

langeweg en triburie
schaffendal en langehaag

de rotterij, de zomerij
spillegem en groeneweg

kattemolen, kegelkaai
kruissens en spinessenberg

ronsemeers, fiertelmeers
schavaart en de waaienberg.

Théodule Canfijn

De auteur en laureaat is Bart Wallays, KMO-ambtenaar van de Stad Ronse.

Het zingt en het gaat vooruit

Juryvoorzitster Catherine Van Ongevalle

in haar juryverslag

over het Stadsgedicht 2006:

'De aanpak is origineel, de vorm bekoort, de over elkaar geschoven betekenislagen van de titel zijn verrassend en fris.
Poëzie is in het gelauwerde gedicht vooral ook taalwerk dat uitmondt in taalplezier. De regels worden gedragen door klankeffecten bepaald door het spel met alliteraties, rijmen en ritmiek.
Het nieuwe stadsgedicht neemt je meteen mee voor een reis door de stad en haar straten. Er zit poëzie in de straat. Er zit muziek in de gekozen namen. Er zit tempo en dynamiek in het gedicht. Het nodigt zelfs uit tot 'creatieve' voordracht met Ronsese accenten. Het 'zingt', het gaat vooruit. Het gedicht is een metafoor voor de stad die leeft en voortdurend in beweging is.'

EGOSTRIP (58)

Poëet

Na zijn boterham met spijs
gaat Dichter weer op zolder op reis.

De Schaal van Richter mag nu breken,
de maenaden mogen zich nu wreken,

Zijn moeder mag zich doodniezen,
alle bijen mogen bevriezen,

Als het woordje : honing
maar rijmt op woning
en dat niezen op für Elise.


Hugo Claus.

Uit : Scherven.

25 januari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (40)

LEES HIER MORGEN
ALS EERSTE
HET PRACHTIGE
NIEUWE
RONSESE
STADSGEDICHT.


De Nieuwe Ronsenaar :

Wat u elders niet leest

vindt u vrank en vrij

a-commercieel

niet-partijgebonden

los en ongedwongen

in

De Nieuwe Ronsenaar


Noch broodheren

Noch opdrachtgevers

Maar wel duizenden Ronsenaars

Hier dagelijks bijeen

Met hun eigen vrije mening

en hun oprechte liefde voor Ronse

Op dit razend snel groeiend

Onafhankelijk forum

Tuupe vuir de Renaixance

Tuupe vuir Ronse.

Nu onderweg naar de

10.000 bezoeken!



DE SCHRIJFHEREN (5.2)

Roman

Er is nog hoop voor John Kennedy. Alle groten laten zich in Amerika soigneren, de sjah van Iran, de negus van Ethiopië, prins Alexander van België. Ze snijden uw hart open, lappen het op, naaien u weer dicht en ge rijdt weg in uw Chevrolet Skylark. Daarbij, als hij doodgaat Kennedy, steken ze hem in de frigo voor het nageslacht. In onze beste kamer hangt mijn grootvader rond het radiomeubel in acajou. Het spel gaat beginnen, zegt hij.

‘Dat is nu al mijn derde wereldoorlog.’

Mama kijkt kwaad. Geen donkere gedachten in haar huis. Voor wie wil, heeft ze wafels. Iedereen wil er. Het kunnen ook de communisten van Cuba geweest zijn.

‘Castro heeft hem de invasie van de Varkensbaai nooit vergeven.’

Het enige we nu kunnen doen, is bidden tot de Heilige Hermes.

‘Er is al genoeg miserie geweest tussen witten en zwarten.’
‘Volgens mij roept de paus op tot een nieuwe kruistocht.’

Mijn broers praten mee. Zelf moet ik mijn smikkel houden. Ik ken niks van Stratego.

‘De Fransen zitten op hun gemak met hun force de frappe.’
‘Ze kunnen gelijk welke aanval afslaan.’
‘Vanop de Clemenceau.’

Misschien moeten we weer naar Paimpol zoals toen, zegt mama. In veertig zijn ze naar Paimpol gevlucht voor de Duitsers.

‘Ik zie mij daar nog arriveren, in positie.’

Mijn zus is er geboren. Er hangt een foto van haar in de veranda, in haar Bretonse klederdracht. Nu en dan rijdt mama met ons terug naar Bretagne. Dan logeren we bij meneer en madame Libouban die haar zo goed gesoigneerd hebben toen ze moest bevallen. Madame Libouban toont ons Dinan, Dinard en het eiland Bréhat.

‘De Amerikaanders gaan hun big one neerdroppen.’
‘Recht op Moskou.’
‘Johnson wordt president.’
‘Die wacht geen twee keer om zijn Colt te trekken.’

Mijn broers hebben de medailles van grootvader opgespeld. Kroonorde, Leopoldsorde, Malta, de Heilige Bavo. Wie haalt de Spa Natuur uit de kelder? Mijn broers niet, wie weet is dit hun laatste weekend thuis, verknal het dus niet door hen naar de kelder te sturen om een stomme fles Spa uit Boortmeerbeek. Grootvader trekt zich terug bij zijn duiven onder het dak. Ik mag bij hem zitten aan het dakvenster. Hij heeft er speciaal voor mij een schrijftafeltje gebouwd met ingebouwd gat voor de inktpot en een groefje voor mijn pen. Ik moet altijd alles opschrijven wat ik voel, zegt hij. Wat ik voel ? Ik schrijf een brief naar de Caroline en haar broer John John Kennedy.

Dear Caroline,
Dear John John,

Zelf zit ik al twaalf jaar zonder vaderfiguur, het heeft ook voordelen. Uw vader zoudt ge toch niet veel meer thuis gezien hebben. Altijd onderweg naar de Varkensbaai, naar een party met Marilyn Monroe, naar Berlijn of zoals vandaag naar Dallas. Als ge wilt, moogt ge bij mij wonen. De Wiener Sängerknaben hebben hier ook al gelogeerd. ‘s Avonds zongen ze Dorfschwalben aus Osterreich, G’schichten aus dem Wienerwald en An der schönen blauwen Donau.
Als ge bij ons komt wonen, gaan we in het Muziekbos blauwe kouskes plukken voor Caroline en verse kampernoelies voor ons. Of dan zitten we hier gewoon wat onder de pannen bij de duiven. Als de Russen komen, steken we ons weg achter de geheime deur die mijn grootvader voor mij getimmerd heeft zoals in het achterhuis van Anne Frank.
Ge stopt niet van ademen zonder vader. Ge kunt van uw leven iets maken en piloot worden. Caroline, zorg goed voor uw mama. Want mama’s zijn het schoonste wat er is. Als het wereldoorlog wordt, bakken ze wafels of ze bevallen. Ze houden de wereld in leven.

Uw vriend uit België,

Charlie Puis.

(Vervolgt).

Uit ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

24 januari 2006

WEG VAN RONSE (4)

Vincent Gyselinck (46) woont en werkt al twintig jaar in Brussel als vertaler, wat hij van opleiding is. Vincent is de kleinzoon van de legendarische clubman en populaire verkozene des volks Gaston. Hij is de zoon van wijlen de welbekende Roland Gyselinck.Vermits de appel nooit ver van de boom valt, laat Ronse Vincent niet los. En omgekeerd.


Tot in de jaren zestig was Ronse één van de belangrijkste stadscentra van Oost Vlaanderen. Behalve op het voetbalgebied is sindsdien zowat alles misgelopen wat kon. De oorzaken ? Ik zie er vier.

De fusie van gemeenten

Begin de jaren zeventig kwam de fusie van gemeenten tot stand. De stad Ronse, vanwege haar taalstatuut niet betrokken, tuimelde qua inwoners uit de top vijf van Oost-Vlaanderen. Als een bedrijf zich in een stad wil vestigen, kijkt het ook naar het aantal inwoners. Oudenaarde stad telt niet meer dan 9.000 inwoners. Groot Oudenaarde telt er meer dan 27.000 (dus meer dan onze 24.000 inwoners, zucht).
Bijna elk Vlaams dorp telt door die fusies 20.000 inwoners. Zie Zottegem met zijn 24.500 inwoners.

Verval van de textielindustrie.

Commentaar overbodig. Ik maak me trouwens zorgen over de twee overblijvers. Er dagen steeds meer geruchten op over een delocalisatie van Utexbel. De "winstcijfers" van Ass. Weavers zijn alles behalve geruststelllend.

Ontbreken van grote namen in de Ronsische politiek

Sedert Eugène Soudan hebben we geen toppers meer gehad. Alleen den Orphale heeft er in de jaren tachtig voor gezorgd dat Ronse weer in de actualiteit kwam, zij het toen uitsluitend op sportief vlak. Chapeau, je moet het maar doen, een WK naar Ronse halen.
Doordat de beslissingen over belangrijke dossiers in de Wetstraat en vooral op de Martelaarsplein worden genomen, valt het licht te begrijpen waarom de ring rond Ronse er nog steeds niet is. Zie Leuven met Tobback, Mons met Di Rupo of Ath met God Spitaels.
Om maar te zwijgen over de treinen en onze wegeninfrastructuur in het algemeen.

Europese subsidies

Weinig mensen in Ronse spreken over de miljarden die Europa aan Henegouwen heeft toegekend en nog steeds toekent, want onlangs werden er weer enkele jaren aan toegevoegd. Dit is volgens mij de doodsteek geweest voor onze stad. Welk bedrijf gaat zich nu in Ronse vestigen, terwijl het op enkele honderden meters van onze stad op de vele euro's van Europa kan rekenen ?
Binnenkort komt het grootste winterpark van Europa met alles erop en eraan, in....jawel, Lessen.
Daar kunnen we alleen maar van dromen.


Plus en minpunten

Als ik analyseer wat er tijdens deze legislatuur gerealiseerd werd, blijf ik op mijn honger.
Hierna de plus- en minpunten :

Pluspunten

-De website van de Stad Ronse. Prachtig maar helaas ééntalig.
-Het project rond de Villa Carpentier. Moest al vroeger gebeuren, maar op de Provincie konden we niet rekenen.
-Stadsvernieuwing. Heel geslaagd. Verlichting stadhuis en station mogen gezien worden.
-Subsidies tegen leegstand (die leegstand is de jongste maanden helaas weer gestegen)
-We vallen in de prijzen voor De Kloef
-De initiatieven inzake integratie migranten en veiligheid

Plusminus

- Het project Kloef . Ziet er goed uit, maar het blijft een project. Heeft veel te lang geduurd, maar beter laat dan nooit.
- Het project rond het nieuwe cultuurcentrum aan de Nieuwe Leie. Ziet er ook goed uit maar volgens mij zullen we nog tien jaar moeten wachten om daar iets van te zien.
- Sporthal : ok maar vééééél te laat.

Minpunten

- Het sportbeleid : een echte ramp. Van Ronse wielerhoofdstad blijft niets over. Het gebrek aan een degelijke sportinfrastructuur heeft ons de naar tweede klasse gepromoveerde basketbalploeg gekost.
- De oprichting van het Ronde van Vlaanderencentrum in Oudenaarde veeleer dan in Ronse zit me enorm dwars. Akkoord, het is nu verlieslatend maar het toppunt is dat de Ronsenaars nu ook mee mogen betalen.
- De manier waarop SK Ronse behandeld wordt vind ik onaanvaardbaar. Wat deze ploeg voor het imago van Ronse doet, is van onschatbare waarde. De bezoekende supporters die voor het eerst naar Ronse komen, zijn echt verbaasd over de pracht van onze streek.
- Geen of weinig initiatief om de grote massa naar Ronse te lokken, ondanks onze toeristische troeven.
- Nog steeds geen doorbraak in het dossier rond de N60.
- Nog veel werk betreffende het imago van onze stad. (Naar aanleiding van een voetbalwedstrijd, las ik op de website van twee tweedeklassers dat Ronse respectievelijk in West Vlaanderen en Henegouwen ligt!!!)

Voilà, dat was het. Het moest van het hart. Het klinkt misschien wat pessimistisch of streng, 'mais qui aime bien, châtie bien.' Dit belet me niet om enorm van mijn stad te houden. De kritiek die ik hier in ‘Weg van Ronse’ geef, is over de partijen heen. Ik hecht meer belang aan de mensen die iets voor onze stad kunnen doen dan aan de partij waarvoor ze kiezen. Als het maar een democratische is...

Vincent.

DE SCHRIJFHEREN (5.1)

Roman

Wereldgeschiedenis. Petite histoire. Geneuzel in de marge. Alles stak in de jaarboeken van Embargo. Ze verouderden in razendsnel tempo tot prehistorie van de pers. Ingenaaide tijd. Wekenlange series die je voor geen geld missen mocht. Spraakmakende verhalen die je alles beloofden te vertellen over de moord op John Fitzgerald Kennedy. De nieuwste ontdekkingen omtrent het universum. De kansen op buitenaards leven. De verborgen geschiedenis van het Belgisch Koningshuis. De binnenkant van de loge. De geheimen van het Vaticaan. Duur verworven internationale copyrights kleurden de strijd om de lezer. Ze bleken echter weinig impact te hebben op het lezersbestand. Dat bleef almaar zakken.

Radiocorrespondent Daniel Filippachi onderbreekt Fats Domino op zijn weg naar Blueberry Hill. Ze hebben Kennedy neergeschoten. In Dallas, Texas. Ze hebben nu hun correspondent aan de lijn. Hij beschikt nog over zeer weinig details. Er is paniek. Er is chaos. Vanuit de hele wereld komen de eerste reacties binnen. Ik schort mijn recordpoging onderwaterbubbelen op, haal het zeepsop uit mijn ogen, pruts aan mijn plechtige communie-Philips. Er klinken biepjes door van de Spoetnik. Of van buitenaards leven. Mijn draagbare radio, toversleutel op de wereld dondert bijna in bad. Hoor ik het goed ? Hebben ze John Fitzgerald Kennedy afgeschoten ? De held van de westerse wereld ? Mijn held, mijn idool. De man die de Kennedystoel van mijn grootvader heeft bedacht. De enige ter wereld die de Russen achter hun eigen Ijzeren Gordijn kan houden ? Ik laat het bad leeglopen, duik in mijn vers gestreken scoutsuniform. De vergadering met dropping in het Muziekbos is pas morgen, maar wie weet word ik vanavond al opgeroepen door onze leiding in het teken van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie. Er is rumoer beneden. Het komt van de beste kamer. Ons huis verkeert in alarmfase 1. Alle leden van ons kroostrijk gezin zoeken spontaan mekaar op. Zoals die keer toen mama de duiven van mijn grootvader op het dak verkeerdelijk voor inbrekers nam.

‘Wie in dit huis is dienstplichtig en wie niet ?’
‘Wie in dit huis moet naar het Russisch front straks ?’
‘Kan hooikoorts worden ingeroepen als beletsel ?’

Volgens mijn broers kunnen ze met snotters hoe dan ook niets aanvangen. Vooral hier in huis niet. Misschien kunnen de Amerikanen ons als jongverkenners gebruiken voor kleine klussen. Boots poetsen. Corned beefdozen openen. Camel sigaretten stockeren. Bakken Stella versjouwen. Rabarberconfituur draaien voor op de Marines hun boterham. Tenten bouwen voor de G.I. ‘s. Veldhospitalen optrekken. Uitkijktorens sjorren. Vlaggemasten zetten. Want nu wordt het menens. Oorlog tegen de Russen. Ik moet mijn dubbele mastworp inoefenen. Ik moet mijn veters systematisch in een platte knoop leggen. Waar liggen mijn kompas, mijn veldfles, mijn gamel, mijn Zwitsers mes, mijn gezondheidsboekje, mijn fluitje voor noodsignalen ?

…/_ _ _/ …

Save Our Souls. Red de ziel van John Kennedy. John Conally, de gouverneur van Texas is ook geraakt. Hij wou Kennedy de schoonheid tonen van Dallas in de middagzon. De sheriff overlegt nu met de marshall in zijn kaki Jeep met ster. De Texas Rangers worden opgeroepen by emergency. Over. Highway Patrol controleert Route 66. Daniel Filippachi kan het nog altijd niet confirmeren of Kennedy nu al helemaal dood is. Na de reclame weten we misschien meer. Maar eerst een plaatje van Petula Clark : Chariot. Salut les Copains, écoutez bien.

La terre la terre
N’aura ploe de frontières
Si toe veux de moi
Chàààriooo

Kennedy verkeert volgens de Agence France Press in kritieke toestand. Van kritiek komt nooit wat goeds. Ik breng hem de scoutsgroet, voor de spiegel van de badkamer. Het Elysée zal straks een reactie geven. Daar wordt op gewacht. Het Kremlin hult zich in een bloedstollende stilte. Is dit een aanslag van de Russen ? Veel zoniet alles wijst erop. Als dit straks bevestigd wordt, dan is la troisième guerre mondiale een feit, zegt professor Picard van de Sorbonne in een nieuwsflash.

Françoise Hardy loopt alleen door de straten van Parijs. Ze vindt geen vriendje. Alle andere meisjes van haar leeftijd wel, maar Françoise niet. Françoise is veel te mooi. Veel te mooie meisjes schrikken jongens af. Zal ik het toch wel weten zeker? Er zijn meerdere schoten gehoord. Sommige vanuit een boekenloods vol onverkochten van John Pendleton Kennedy, Emily Dickinson en Walt Whitman. Boeken wachtend op verbranding door weldenkend Amerika.

De tailleur van Jackie Kennedy zit helemaal onder het bloed. Een roze tailleur van Chanel. Niet te verwonderen dat Françoise Hardy aan geen vriendje meer geraakt met haar belachelijk grote toespeld in haar Schots rokje. Sylvie Vartan heeft er al een, een vriendje. Johnny Hallyday. Pour moi la vie va commencer, zingt Johnny haar toe vanop zijn wit paard in de Camargue. Voor Kennedy zit het leven er bijna op. Paardrijden mocht hij toch al niet. Dit vanwege zijn rugkwaal. Ze gaven hem tien spuiten per dag. Anders was de pijn niet te harden. Zelfs niet als hij in bed lag. En dat was vaak. Jackie heeft zich heldhaftig gedragen. Als vrouw, als geliefde, als first lady. Ze kunnen geen verdere details geven. Om humanitaire redenen. Trop cruels. Maar als we u verklappen chers auditeurs dat president Kennedy een deel van zijn hersens kwijt is dan begrijpt het hor-ri-be-le van deze situatie.

De chauffeur van Kennedy rijdt nu vol gas naar het hospitaal van Dallas. Misschien is er toch nog hoop en kan Jie Ef Kee nog gered worden. Volgens Brutus, onze leraar Latijn, zijn Amerikanen cracks in de heelkunde. Zij zijn de Romeinen van onze tijd. De Pax Americana, dat is de Pax Romana van vandaag. Zonder Amerikanen zitten we voor altijd in de muil van het bloeddorstig communisme. Dan mogen we niet eens Ons Here meer nuttigen op ons gemak. Zoals we nu doen in onze prachtige collegekapel uit 1950 op dinsdag op donderdag en op zaterdag. Wie wil, kan zich bij Brutus inschrijven als lid van de Kruistochters. Dan hoor je bij de katholieke voorhoede. Voorroede zegt mijn maat Cé Dhayer. Dan kan je in navolging van priester Wardje popje Ridder van het Kruis worden. Het voordeel is dat je in permanente staat van genade vertoeft. Wie in staat van genade vertoeft, gaat bij zijn dood direct naar de hemel bij de gelukzaligen. Intekenen bij Brutus na de les. Kruistochters krijgen een speldje op. Zij zijn de soldaten van Christus. Zij bewaken het Rijk Gods en de Hemelse Scharen. Zou Kennedy in staat van genade vertoefd hebben? Hij is katholiek maar hij heeft gezondigd, het staat in de France Dimanche. En dan ? Wie het geld over de balk gooit in het oog van een ander, werpe de eerste steen naar het verdronken kalf.

(Vervolgt)

Uit ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.
.

23 januari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (39)

De neo-sofisten van Ronse.


Waarin zijn pre-socratici de voorboden van het vrije denken? Zij breken met de oude Griekse mythen. Bevrijd van goden die tot dusver alles bestierden, trekken ze op zoek naar het bindend principe van alles. Voor Thales van Milete is dat het water. Het oneindige of onbestemde voor Anaximander. De getallen voor Pythagoras. Het Ene of god voor Xenofanes. Het vuur, de logos of het worden voor Heraclites. Het Zijn voor Parmenides en Zeno van Elea. De geest voor Anaxagores. Liefde en haat voor Empedocles. De atomen en de leegte voor Democritos.

Socrates (470-399 v.c) gooit het roer helemaal om. Hij zoekt minder naar het Al dan naar de mens. ‘Ken jezelf’ is echter voor hem géén zelfingenomen egotrip maar een echte dialoog ‘tuupe’ op het publieke forum. De waarheid zit dan misschien wel verborgen in elke mens zelf, maar om die eruit te puren, heb je voor alles de ontmoeting met de andere vandoen. Elke andere.

Wat vindt een mens in zichzelf via die ontmoeting met de ander? De universele waarheid. Universeel want wat niet universeel geldt voor elke mens op deze planeet, kan de waarheid niet zijn. (Eeuwen later stoelt Kant hierop zijn categorische imperatief). Het goede en het ware vallen samen. De Waarheid is goed. Het goede is waar.

Socrates staat met dit voor zijn tijd totaal vernieuwend denken compleet haaks op dat van de sofisten. Die boeren zich dan snel rijk door je aan te leren hoe je het kan halen in het publieke debat, ongeacht het standpunt van je tegenstrever. Het enige wat voor hen telt, is stoere taal en lekkere verwoording. Veel meer dan de vraag of hetgeen je vertelt goed en waar is voor eenieder. Het komt er volgens de sofisten minder op aan het ware en het goede aan je kant te hebben, dan een meerderheid goedgelovigen achter je te krijgen.

Volgens Socrates is dat valse logica. De waarheid laat zich namelijk niet zomaar (s)temmen, de rede laat zich noch verleiden noch verknechten. Socrates moet zijn visie met zijn leven bekopen. Hij slaagt er niet in de rechters te overtuigen die hem beschuldigen van goddeloosheid. Hij wordt veroordeeld tot de gifbeker. Hij kan vluchten maar verkiest te sterven voor de waarheid van het vrije denken. Zijn sprong naar het goede, het ware en het schone in zichzelf in dialoog met de ander zal echter de tijd trotseren. De sofisten daarentegen, zelfs de meest briljante onder hen zoals Protagoras, Antiphon, Gorgias, Hippias, vermogen niks meer tegen de Socratische ironie en de maieutiek (de verloskunde van het denken) die voor altijd zal blijven nazinderen .

Er is al die tijd niks veranderd. Zoek zelf uit, dierbare DNR-lezer, wie de neo-sofisten van Ronse zijn. Met hun stoere taal zonder inhoud. Met hun goedkoop succes. Met hun pluimstrijken van de waan van deze tijd.

22 januari 2006

DE SCHRIJFHEREN (4.7)

Roman

Medewerker Jan Nielsen arriveerde eindelijk op zijn tomaatrode Harley Electra Glide. Hij zat helemaal in glimmend leer, een schrijfmachine vastgesnoerd op de bagagedrager. Tonijn vroeg hem wat hij daarmee moest.

‘Ik vraag dat ze traag spreken, zo kan ik alles direct uittikken ter plekke.’
‘Scheelt een hoop werk achteraf.’

De blik van Tonijn versprong van de tikmachine naar de meeuwen, dan dreigend naar Nielsen.

‘Waag het niet of ik smijt je uit mijn blad. Hoor je me?’
‘Dit is de nationale pers, Nielsen!’
‘Dus tikken we er niet zomaar op los !’

Eerst zouden we samen koffie met croissants nuttigen bij Moeder Babelutte. Daar zou Nielsen ons briefen over de rol van Alberik Ceuterick in de Frontgedachte. Daarna zouden Tonijn en ik Ceuterick interviewen in zijn huisje in de duinen wat verderop. Nielsen gaf ons een exposé over de diverse stromingen binnen de Vlaamse Beweging, trok tal van strepen op het tafelkleed, onderstreepte vier keer de Groot Dietsche Gedachte, keerde vele malen heen en terug terug van Belgicisten naar Vlaams-Nationalisten. Drie croissants later keken we neer op een onontwarbaar kluwen van Vlaamse deelbewegingen. Tonijn stopte de woordenstroom van Nielsen met de droge mededeling dat we op zoek moesten naar de mens achter Ceuterick. Afscheid van Nielsen, de man, de encyclopedie, de motor, de tikmachine. Het gesprek bij Ceuterick begon om elf uur en liep ononderbroken door tot Filomène Ceuterick ons de deur wees, negen uur later .

‘Genoeg gedekkelingen!’
‘Ziede nie dat mijnen Briek doodop is ?’
‘Schrijf dat we zwarte sneeuw hebben gekend ‘t is al.’

Tonijn was fan van Ten Huize van. Net als professor Joos Florquin dat deed op televisie, wou hij zijn personage inkleuren met tal van details.

‘En dat schilderij daar, Alberik? Vlaamse garnaalkruiers?’
‘Neint. ‘t zien Franschen van De Panne.’
‘Door een Vlaamse meester ?’
‘Neint. Van miene kozen Piet Sprot.’
‘Een vermaard kunstenaar ?’
‘Batendoejt.’
‘Dat ijzertorentje van brons? Cadeautje van ‘t Ijzerbedevaartcomité ?’
‘Zelve betaald , joak.’

We lagen eruit. De godganse dag hadden we honderden kleine gekartelde foto’s zitten bekijken. Bij elke foto had Tonijn Ceuterick naar de context gevraagd. Zo kwam volgens hem het onderliggend Vlaams gedachtengoed in beeld. Zo had ik genoeg om dat allemaal mooi uit te schrijven. Hij zou mij al zijn notities ter beschikking stellen. Een mand vol krabbels.

Op de terugweg stalde Tonijn zijn wagen langs de Koninklijke Baan voor het visrestaurant Les Filles du Bord de Mer. Een visje hadden we nu wel verdiend, vond hij. Want bij die ouwe kloot van een Ceuterick waren we ontvangen als honden. Vier madeleines en lauwe koffie.

Voilà mevrouw, zei Tonijn tegen één van de twee bazinnen van het restaurant. De andere stond in de open keuken. Voilà, we zijn van Embargo. We komen de kaart proberen, voor onze culinaire rubriek. De bazin riep haar vriendin van achter het fornuis voor een ontmoeting met De Gastronomische Pers. Tonijn begon een discussie over de exacte manier om Omelette Norvégienne te flamberen. Alsof hij zijn leven lang niks anders had gedaan.

‘Altijd het nuttige aan het aangename paren, Charlie.’
‘We zijn specialisten in het despecialiseren.’
‘Twee scampi fritti als entree en dan tong in botersaus met Sancerre.’

Hij zou het restaurant drie sterren meegeven, beloofde hij Les Filles du Bord de Mer ten afscheid. Ha, er was er geen rekening ? Dit zou niet onopgemerkt voorbijgaan bij zijn eindbeoordeling. Ik keek de kant uit van een meesterwerk aan de muur. Dezelfde garnaalkruiers als daarnet bij Ceuterick. Tonijn informeerde naar de kunstenaar achter het werk. Om het kader van hun mooi restaurant in te kleuren bij de lezer, zei hij.

(Vervolgt)

Uit ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.