01 februari 2019

ONBESCHRIJFELIJK

DE TRANEN VAN WITTENTAK



Dat Hermes het hele circus maximus vol Romeinse goden met hun namen als sterren en danstenten verwerpt, het is iets wat ze als Madonna van Wittentak perfect plaatsen kan. Voor alle mama’s & papa’s van de planeet doet Hermes daarmee exact wat elk moederhart van hem verlangt en wat elke vader hoort te doen: je zoon redden van de dood.

Werk je je dan als transmigrant helemaal op tot allochtone Romeinse prefect. Trotseer je dan alle complotten tegen je boezemvriend de keizer. Overleef je vele veldslagen en vuige roddelcampagnes. Vertikken die goden het vrolijk je opgroeiend jongentje genezing te gunnen. Blijven ze doof voor al je offerrituelen. Stekeblind voor je diepste wanhoop. Boeleren ze gewoon voort met hun geile schikgodinnen.

Dat Hermes, haar heilige vriend daar wat lager in het groenste dal van het land, van pure wanhoop sub specie aeternitatis zeg maar in het licht van de eeuwigheid de ultieme geloofstransfer fikst naar de wereld van die sekte der christenen, hij de vrijgelaten Griekse slaaf, ze begrijpt het als moeder van de gekruisigde als geen ander.

Trouwens, zo fluistert haar linke zuster Elisabeth haar in tijdens het kantklossen tussen de drukte van twee Wittentak-novenen in, die démarche van Hermes dat is zoiets als die sprong naar het Ene door Plotinus en (zij het eeuwen later in onze illusoire tijd & ruimtespanningsboog) Blaise Pascal en Kierkegaard.

‘En Etienne Vermeersch?’ Elizabeth twijfelt tegenover de ‘brandend’ actuele vraag van Wittentakske die net alle bijlagen over de filosoof verslonden heeft. Van diens discipel Johan Braeckman tot Ignaas Devisch.

‘Vermeersch? Die niet nee. Hij dacht dat hij de hele kosmos met zijn mathematische informatietheorie zomaar vastpinnen kon op natuurwetten en constanten. Tussen de willekeur en de voorspelbaarheid in. Ver voorbij de noodzaak en het toeval. En zelfs voorbij het Deus sive natura van lenzenslijper Spinoza. Vermeersch wordt hier vandaag overigens als goddeloos denker verwacht aan onze hemelpoort. Gunnen we hem van harte via Sint-Pieter wat verderop maar meteen zijn visum voor de feeërieke Taviaanse teleferiek boven ons tranendal richting paradijs. Voor hem ware het vagevuur gewoon zonde van de verloren leestijd. En voor de hel was hij een veel te verheven mens. Een ongelovige Thomas dat wel. Een die geen vijf godsbewijzen nodig had om het wonder te doorgronden. Voor hem niks geen Summa Theologica. God als overbodige hypothese. Goed voor de verkiezing van de Trumps van deze heetgebakerde planeet. De hel kunnen we tegenwoordig trouwens beter laten voor de Vaticaanse prelaten. Als Sint-Pieter niet weet waarom zullen ze het zelf wel weten.’

De Madonna van Wittentak vindt Elizabeth met haar praatjes weer redelijk vet roddelen als een kwaadwillige kwezel en zwaar afwijken van het Platonische Goede Ware en Schone. Ze wil gewoon terug naar de zuivere taal en het zachte minzame spreken vanuit het hart. Naar alles wat de schepping zo mooi maakt. Al dat onzegbare wat mensen van welk geloof of obediëntie ook verenigt in verwondering, rechtschapenheid en oprecht menselijk humanisme.

Wat haar als Madonna van Wittentak vandaag vooral steekt is dat ze zich bij alle geplande feestelijkheden rond die Basilica Minor voor Hermes geen klein beetje gepasseerd weet. En dan nog door een importheilige die hier zelf nooit ook maar één keer een voet heeft gezet, één pluimpje uit zijn Romeinse helm heeft getoverd bijvoorbeeld in de Oude Vrijheid aan het beeld van de Bellenman. Niks geen verschijning. Zelfs geen besneeuwd takje aan de Kapellekouter. Niks. Alleen maar dat Zottenboek met erin wat vermeend soelaas tegen de vallende ziekte, de verdorven rogge, de ziekelijke goedgelovigheid en het brutale handtastelijke mercantilisme van de buffetarius om de hoek.

Nee, wat dat betreft is en blijft zij, Wittentakske in dit tranendal toch de onbetwiste top qua mystiek en devotie. Of niet soms? Van hier in Wittentak tot aan Lorette. Ja? Of moest het weer een macho zijn misschien? Een soldaat nog wel. En dat in volle me too tijdperk.

Dat de pauselijke nuntius hier nu onder bazuinengeschal Hermes met een basiliek tot Unesco-wereldwonder verheffen komt, het is ook voor een eenvoudige Madonna van Wittentak toch even een Leekie van Speekie doorslikken. Wat moet ze bij dit alles nu gaan vertellen en uitleggen aan bijvoorbeeld de devote familie Cambier die hier voor haar huisvesting zorgde in een wonderlijk mooie kapel nog wel? Moet ze nu van puur verdriet en schaamte wat miraculeuze tranen over de wangen laten rollen? Wordt haar kapel voortaan dan De Kathedraal van Wittentak? Mooi naast het nieuwe Sporthotel op de Hotond. Bij wijze van city marketing. Met aan de wanden het door Marc De Bel teruggevonden paneel van het Lam Gods dat de zonden van de wereld weg neemt?

Toedekken zal ze het. Zoals altijd. Met de mantel der liefde Dan wel die van de Heilige Martinus wat verderop. Die mens kon tenminste nog het licht in de ogen van een hulpbehoevende laten schijnen. Zonder er kiekens en konijnen in de plaats voor te vragen of er reliekhouders voor te verpatsen.

28 januari 2019

ONBESCHRIJFELIJK

CHAOS OP EEN BEDJE VAN KINDERKOPPEN



Sociale wijken die met langlopende leningen de stadsbegroting vastpinden - voor een tijdperk vol electorale trouw met meerderheden in de raad en vette mandaten in Brussel - geraakten nu snel in verval. De schaarse voetpaden erheen leidden langs sukkelstraatjes. Ze werden al bij de eerste stevige regenbui omgevormd tot openbare waterwegen en publieke modderbaden.

De voorkeur voor dringende en noodzakelijke openbare werken ging uit naar de meer zichtbare stadsdelen met hun 'Stadstuin voor betere tweeverdieners', hun chique squares, hun betere boulevards en gladde binnenstadstegels. De vertrekkers hielden het dal voor bekeken. Ze zochten hun geluk in Hong -Kong of Seattle. Vonden het aan zonnige Costa’s.

Wij, de blijvers zagen hoe het waardevol industrieel erfgoed hier ondertussen werd platgewalst. Marchands van oud ijzer boerden zich rijk met de doorverkoop van hele inboedels uit de lege fabrieken.

De Vrijheidsboom ging tegen de grond als startsein voor de vernieling van al wat ooit pittoresk was. Waar ooit de champetter uit Kwik & Flupke het verkeer regelde, kwamen er verkeerslichten. Dan niks meer. Tenzij chaos op een bedje van trendy kinderkopjes. Verkeersdeskundigen draaiden met hun Plan Poté het hele verkeer in de patee.

Ondertussen stortten de eerste gretige investeerders zich op het patrimonium van de binnenstad. Een welvarende schoenmaker durfde het als eerste aan om in de winkelstraat een flatgebouw op te trekken van wel vier verdiepingen. Met uitzicht op de Kredietbank. Je weet maar nooit.

Wat verderop bood een zakenman uit de Kasteeldreef ( naar het lang verdwenen paleis van Jan Van Nassau ) kopers de kans eigenaar te worden van een flat met uitzicht op de staande wip aan het park. De Nederlandse taal stond hier toen nog minder op scherp dan de schutter met zijn pijlen in het lichaam van de Heilige Sebastiaan. Wie raak schoot werd beloond met Keizersglorie en om de nek de medaille van dekstier om mee te pronken in de Ommegang.



Met meneer Amelinckx , de eerste grote investeerder helemaal uit Antwerpen nog wel, begon pas de echte verdwijntruc van het mooiste erfgoed in ons groenste dal van Vlaanderen. Hij smeet prompt het Heilige der Heilige ter verdediging van het vaderland de Patria tegen de vlakte.

Lang duurde het niet of er volgden fluisterverhalen over wederdiensten. De aloude zittende macht kon aldus schaamteloos en ongestoord voort bouwen aan de globale verschraling in naam van algemeen belang, vooruitgang en nooit hard gemaakte want leep toegedekte persoonlijke verrijking.

Bij dit alles bloeide het verenigingsleven als nooit voorheen. Waren dit dan niet de golden sixties ja toch? Fanfares. Gilden. Sportclubs. Theaterverenigingen. Nachtclubs. Restaurants. Dampierre. Beau-Séjour. Beaulieu. Daar bovenop: de onstuitbare triomf van de nieuwe techniek. Viewmaster. Teppaz. Walkman. Maison Joris. Disco Bar Malrait. Videoclubs. Strobolights.

Het roemruchte zwembad met waterpoloclub aan het Park Lagache ging dicht. De scholen bouwden er dan maar elk zelf een en nog wel overdekt. De stad bleef niet achter, zette er een aan de oude postkoetswoning vanwaar uit de Engelsen ze had bevrijd. Het verhaal ging dat de kolenkoning Hilaire Spiers, de toenmalige nieuwe eigenaar van het statige pand, er als eerste vertrekker uit het dal zijn nieuwe buurman in het Zwitserse Vevey had ontvangen om hem te tonen hoe mooi de zomers hier toch zijn. Of Charles Chaplin dat ook vond, vertelt de legende niet.

Tijdens de zomerkermis
wapperde in de stad
heraldieke glorie alom.
De vertrekkers waren
hoe dan ook beter gebleven.