02 april 2020

HEBZUCHT IN TIJDEN VAN CORONA

Nobelprijswinnaar Albert Camus toont je meesterlijk wat het doet met mensen zo’n besmetting. La Peste verscheen in 1947. Het is alsof hij het nu schrijft.

Ha, we dachten dat we net zo formidabel konden worden als Trump met zijn dikke viltstift en zijn onderwijl radeloos naar Trudeau ogende al te perfecte first lady.

Dat niks ons overkomen kon. Wij met onze globale constructies en belastingvrije paradijsjes alwaar the sky the limit is, onderweg naar me and myself. Met zijn allen bijeen aan de goede kant van het recht van de sterkste. Wij, de winnaars in de meedogenloze survival of the fittest.
En zie alle giftige tweets ten spijt wordt onze hubris helemaal onderuit gehaald door een 'pandemietje', een soortement ‘griepje’.

Wat het doet met een mens? Hoogmoed en hebzucht in tijden van corona? Dodelijke fuiven. Hamstergedrag. Elk dat eigen maskertje. Miljarden dividenden voor de groten van de bank, verboden banken in gesloten speeltuinen voor de kleintjes op straat.Na de Brexit van Boris nu de finale exit van de Europese eenheidsgedachte. Met dank voor de tulpen uit Amsterdam. Bella Ciao.

Daartegenover staat de hartverwarmende terugkeer naar al het ware het goede en het schone in de solidaire mens. Witte vlaggen alom. Spontaan applaus voor elke genezing. Balkonserenades en knuffelbeertjes.

Volkomen rehabilitatie van de zorgwereld. Meer middelen voor research. Weg met de farmamaffia die vaccins, redding en soelaas in de weg zit.
Wie wou daar ook weer het middenveld helemaal wegwalsen met stoere prietpraat? Haastig bedden bijeen sprokkelen voor intensive care, jawel. In extremis Rode-Kruis tenten en veldbedden bestellen, jawel.

Daarin, als van een wijze Prediker in de woestijn, die ene schreeuw vol diep doorleefde verontwaardiging van de door zichzelf verbannen oorlogschirurg Reginald Moreels. Ver weg van zijn al te machteloze staatssecretariaat voor Ontwikkelingsamenwerking. Armen en benen naaien op het oorlogsfront. Ledematen, afgereten door de eindeloze dodelijke drone-spelletjes van de blinde monsterlijke olie-en geldmachten.

Maar ook alle warmte en schoonheid van vrienden om je heen. Die je mailen, hier of helemaal uit Polen. Of alles kits is met je. Die je schrijven en bellen, je hun angsten en nachtmeries kwijt willen. Die al hoopvol uitzien naar, maar tegelijk toch beginnen te vrezen voor de eeuwenoude Hermes-ommegang samen.

Klasgenoten die dit voorjaar gevierd zouden worden. Die zwaar geïnvesteerd hebben, nu hun zaak dicht weten. Vrienden waar je, afgesproken, naartoe zou rijden deze zomer. Naar hun mooie gîte in de zon. Naar hun vakantiehuis in de bergen. Naar hun verblijf aan zee.
Kinderen die je nu alleen nog vanop afstand zien kan. Op je smartphone. Kleinkinderen met sterretjes in en om de pretogen, ET-smoeltjes uit hun trukendoos.

Een lege goal in de tuin zonder aanstormende scorende Kevin De Bruyne. Een verlaten bal, week na week wachtend op knallers in het net. Een doel, maar zonder de ouwe Buffon tussen de palen. Verjaardagsfeestjes in conference call.

Buren die vanop voorgeschreven afstand dichter dan ooit tot mekaar komen. En hoe mooi het landschap hier toch is. Theaterprogrammatie die wordt onderbroken, boekvoorstellingen die zijn doorgeschoven, vernissages die worden afgebeld.

Tot na de hoogmoed.
Tot na de hebzucht.


We dachten dit,
we dachten dat
en we vielen
met zijn allen
in een zwart gat.

Maar het komt
allemaal goed
erna leven we
samen
zoals het moet
in liefde
en tederheid
en al wat er
echt toe doet.

Na de piek
wordt niemand
nog doodziek.


Dagboeknotities.

DE FIERTEL IN MIJN KOT



Om de mensen op te vrolijken, speelde de beiaardier van de Hermesbasiliek allemaal liedjes op aanvraag. Ik bestelde 'Van God los' van Stijn Meuris.
Het klonk als een vloek in de kerk die op bevel van het crisiscomité vastgetimmerd bleek. Het was op een Drievuldigheidszondag, de week na Sinksen.
De ommegang ging door. Dit ondanks de omstandigheden. Bedevaarders volgden het schrijn één na één in een lange file. Zoals bij de bakker: veilig op anderhalve meter van elkaar. Allemaal met zelf geknutselde pestneuzen op, als in een schilderij van Jeroen Bosch.

Elke stop op de Fiertelroute werd geschrapt, elk samenzijn gemeden: ook de traditionele taart in Wattripont. De twee oudste dragers, die zelf eerder dat jaar nog met de bellen naar de catacombe van Hermes in Rome waren getrokken ter erkenning van de bedevaart als UNESCO-wereldergoed, hadden een enorm draagstuk op paletten getimmerd van wel twaalf vierkante meter. Zo dat belders en dragers op veilige afstand van elkaar het schrijn torsen konden.

Aldus trokken dragers en bellenmannen van de Maatschappij met de relieken van Hermes door het onwezenlijk mooie doch lege landschap rond Ronse.
Het was geen zicht. Maar de traditie bleef overeind. Een Fiertel stel je niet uit. De Ommegang is geen Ronde van Vlaanderen. Dat zijn de Olympische Spelen niet.

Aan de Kraai werd het moeilijk. Te stijl en te eng. Er werd gevreesd voor kanteling der heilige knoken. Twaalf vierkante meter, dat is als een verplaatsbaar podium voor Marco Borsato in het Sportpaleis. Doch het lukte, met gekreun, geknars en geprevel.
Zelfs de vlucht voor de geuzen aan het Muziekbos bleef die dag als traditie gaaf en gered.

Evenals de afsluitende speech van de voorzitter der Dragers en Bellenmannen, op meer dan veilige afstand van mekaar, bovenop de Kruisberg aan de kapel van Eeuwig Durende Bijstand. Hij dankte zijn twee anciens vooraan in de file (waarvan de staart voorlopig nog in Rozenaken hing) voor het ronduit geniaal genoemd palettenwerkstuk.

Daarna trokken we tuupe maar apart terug naar de gesloten basiliek beneden in het dal. De beiaardier tokkelde 'Mien schuun Madleenekie' van Tavi bij wijze van afsluiter.

Wat een mens al niet droomt, lachte Borsato me nog na, bij het lastige ontwaken in mijn kot.

Nachtboeknotities.