26 november 2005

DE NIEUWE RONSENAAR (11)

Snie

‘t Eees oop ienen naacht
Giel onverwaacht
De staad onder oa vaacht
Oh snie….

En ‘t leiven vôlt oat
gien lawoat
de Stienbreuge ‘n tapoat
Oh snie…

Tuus ôl tuupe boaten
Mei bolen smoaten
M’heen luite en me floaten
Oh snie…

En noa ne peitie moeken
Mei ruue koeken
Ne wortoo, nen hoed
Oh snie…

‘t Eees ne wieten naacht
Ne stielen naacht
‘k hei zu lange oop oa gewaacht
Oh snie…

Tuus ôl tuupe toas
Onder den buum
Keestdaag ees nen druum
Oh snie…

En iek oop oaen schuut
Lek oop nen buut
Ge zoat tuus nooniet duud
Oh snie…

En ‘t ees op ienen naacht
Giel onverwaacht
Voer ôltuus onder oa vaacht
Oh snie…


Muziektip: Île. Jean-Michel Caradec.
Uit 'Tuupe' (Noo'n toevel nieve lietsies).

EGOSTRIP (45)

De eerste sneeuw

Ik werd heel langzaam wakker,
ik wreef m'n ogen uit
Ik werd heel langzaam wakker,
ik wreef m'n ogen uit
Ik kon het niet geloven
maar voor de vensterruit
Viel zacht naar beneden,
de eerste sneeuw

Mijn mama kwam naar boven,
"'t Is tijd om op te staan",
M'n mama kwam naar boven,
"Kom trek je kleren aan',
Oh mama, lieve mama, ga je met me mee?
Ga je met me mee, in de eerste sneeuw?"

Kijk eens naar omhoog,
en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken,
'k Wou dat dit kon blijven duren,
dat het nooit meer zou stoppen
'k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw
'k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw

Waar is m'n wollen muts nu,
waar is m'n dikke sjaal,
Waar is m'n wollen muts nu,
waar is m'n dikke sjaal?
En ergens in de kelder ligt toch nog die slee
Papa moet me duwen door de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog ...

Nu twintig jaren later,
heb ik geen zin om op te staan,
Nu twintig jaren later,
kijk ik weer uit het raam,
M'n mama zal niet komen,
m'n mama is lang dood
Ze ligt al lang beneden,
in de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog
en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken,
'k Wou dat dit kon blijven duren,
dat het nooit meer zou stoppen,
'k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw,
'k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw


Sublieme tekst van Lieven Tavernier, gezongen door Jan De Wilde.
Lieven Tavernier is ook de auteur van het terecht bekroonde en helaas nu niet meer verkrijgbare 'Over water'. Een aanrader voor wie van echte literatuur houdt en Gent op een bijzondere manier langs de waterkant wil bekijken.

25 november 2005

DE NIEUWE RONSENAAR (10)

Blog Note

Coalitiebreuk

Mont de l’Enclus. De sfeer in Le Bouquet Renaisien is er een van mooie avonden. De huwelijksreceptie mag er dan ook zijn. Mooie jonge trouwers en een fijn gezelschap.Tussen twee bruscetta’s door word ik terzijde genomen door een - zoals zo vaak - spontane tipgever uit mijn kennissenkring.

‘Orphale praat op dit ogenblik met de tsjeven. Bij hem thuis.’

We zijn de avond voor de verkiezingen. Orphale Crucke heeft er zes jaar paars bestuur opzitten. Met de formatie van Albert De Cordier en Annie Blanckaert wil het echter de jongste tijd niet zo best meer vlotten. Blijkens mijn informatie hebben de liberalen nochtans morgenavond een spijkerharde afspraak met de socialisten : om hoe dan ook de verlenging voor six more years te bezegelen. Ik laat de bruscetta’s voor wat ze zijn. Lekker dus. Ik graai naar mijn jas en rep me als bewust zeer ongelegen bezoeker richting huize Crucke.
Bingo. Op de parking herken ik de wagens van Yves Deworm en Luc Dupont. Ik bel aan. Welgeteld tien seconden heb ik nu. Tien seconden om mijn lievelingsgedicht van Richard Minne in de praktijk uit te proberen.
‘Spied door alle luiken.’
De lieve gastvrouwe geeft geen krimp, vergast me op haar mooiste glimlach.

‘Ik zie dat ik ongelegen kom. Sorry voor de storing.’
‘Een sloeber ben je.’

Vooral als het erop aan komt een informatie te checken. Geen journalistieke truc is me dan vreemd. We worden zo gekneed op de krant. Zestien hoofdredacteuren, het laat enige beroepsmisvormingen na. Maar het klopt dus. Ze zijn aan het praten. Waarover is me ook wel duidelijk. Wat ik nu weten wil en snel : hoe liggen de stekjes voor morgenavond? Welke afspraken worden er gemaakt ? Hoe hard zijn ze ? De nacht brengt raad.

Zondagmorgen. Quasi bij het ochtendgloren bel ik een ouwe kennis van de toenmalige CVP. Blufpoker. Erop of eronder. Iemand wakker bellen op zondagochtend heeft zo zijn voordelen. Jij bent klaar wakker, de opgebelde valt uit de warme broodjeslucht.

‘Het is dus in de sacoche voor jullie?’
‘Verdomme, hoe weet jij dat al.’
‘Lag het nog moeilijk gisteren?’
‘Eigenlijk niet het zit zo...’

Het hele verhaal. Ik krijg het hele verhaal dat ik niet ken. Op een schoteltje.

Zondagmorgen halftien. ‘t Croissanske in de Wijnstraat. Comme le hasard fait bien les choses. Voor mij in de rij staan Emile Cuvelier en Walter Kerckhove.
Emile tegen Walter Kerckhove : ‘Tot vanoevend tuus ?’
Walter Kerckhove houdt het op een beleefd ondefinieerbaar gemompel.

Zondagmiddag veertien uur. Ten huize Crucke. Ik confronteer Orphale met mijn informatie. Zoals steeds gaan we ervan uit dat we gewoon elk ons ding doen. Respectueus voor malkanders job to do. Zo simpel is dat. Straks om zeventien uur start ik samen met mijn goede vriend Claude De Bie de verkiezingsuitzending op Radio Hermes. Claude De Bie verbleekt als ik hem vertel wat ik na de jingles aan de luisteraars ga vertellen.

‘Mor Steef, de blauwe ! De blauwe ‘n weten ‘t zelve noniet !’

Claude is een goed man. Een echte artiest. Doch geen journalist.

Zondagnamiddag zeventien uur. De studio van Radio Hermes aan de Zandstraat.

Info Eén : ‘Orphale Crucke scoort met bijna vijfduizend stemmen een record.’
Info twee : ‘De socialisten gaan in zee met de christen-democraten.’

Zeventien uur en vijf minuten. De telefoon van Radio Hermes staat blauw van de razende liberale partijbonzen. Of liever : van wie daar graag voor doorgaat in verkiezingstijden.

‘Zoade goa zoot ?’
‘Waten vertuilde goa ?’
‘Zoad’ oop oaen kop gevalen ?’
‘M’heen rendez-vous mei de ruue vanoevend !’
‘Ten aachten !’
‘Rendez-vous daa m’heen !’
‘Lek da’k het oa zeege !’
‘Mei de ruue !’
‘Mei Creucke !’

Van sommigen slaat de stem danig over dat ik ze ontvang als yellow submarine geluiden. Ik hoor ze tieren, vloeken, schreeuwen, dreigen. Ik hou de hoorn iets verder van me af. Het moet een beetje draaglijk blijven. Ik bevestig de informatie om het kwartier. Met vriend Claude nemen we ondertussen de binnenlopende resultaten verder door. Voorzien van de nodige commentaren. The show must go on.

Halfzes. Iemand trekt beleefd aan mijn mouw, knipoogt. Emile Cuvelier. Naast hem een schouderophalende Herman Wierynck, liberale voorzitter van het moment.

‘Tja, okee. We hebben het allemaal wel zien aankomen.’

Ik begrijp dat mijn informatie alvast voor hen geen nieuws meer is. Dat ze tenminste sinds vanmiddag op de hoogte zijn gebracht door diegene die tot op vandaag hun partner was aan het roer van Ronse.

Achttien uur. Laatste ongelovig boos blauw partijmandarijntje aan de lijn.

‘Wietie! M'heen vandenoevend vergoerenge mei Creucke !’
‘Goet. Ge zeult alliene stoen.’

Emile zuigt wat vuur in zijn sigaarstompje. Hij drukt me zwijgend de hand, nokt af. De eerste en de laatste keer dat ik hem zo diep hoor zuchten.

24 november 2005

EGOSTRIP (44)

Ronse. Eindelijk is zij rijklaar. Melkbrigade-wit was ze aanvankelijk. Geduldig heb ik haar afgeschuurd. Met liefde heb ik haar een lekker Ruminebad gegeven. Met passie heb ik haar gelakt. Ferrarri-rood.Pure passie. Nu oogt ze daar in de garage als een Venus. Achter de stomme vele malen gereviseerde ouwe Opel Kapitän in verwijfd bois de rose. Mijn eigen lief monstertje. Mijn moordmachientje. Mijn zelf getunede bolide. De mooiste gokart ter wereld die van mij de eerste Ronsese wereldkampioen Formula One gaat maken.
Doch eerst Belgisch Kampioen Competitie Gokart. De Brusselse kartconstructeur heeft me verzekerd dat de motor loopt als een mini Mac Laren. De bandjes ? Die zal ik nooit verslijten.
‘Non, peike. Des Englebert. Tu vois ça d’ici. Tu payes comment ?’
Ik ben onderweg naar internationale roem. Mij wacht glorie op de circuits van Silverstone en Monza. Niemand houdt me tegen. Ik ben ervoor geboren. Ik voel het aan mijn zware rechtervoet. Dit is de eerste stap. Eindelijk mijn eigen competitiekart.Type JLO. 125 cc. De letters staan voor de initialen van mijn constructeur. Jean-Louis Olivier. Nee, geen familie van Olivier Gendebien.
‘Mais presque, peike. Et je veux du cash.’
We vormen team, mijn constructeur en ik. Onze deal is als volgt. Ik bezorg hem cash al het spaargeld uit het geheime spaarcentenkoffertje van bij mijn tante Lène. Hij levert me de tweedehandskart aan huis.
‘Tu vas voir. Une perle rare.’
Mijn zoektocht naar een geschikte koersmachine heeft lang geduurd. De weg naar de Formule 1-roem loopt niet over rozen. Toch niet voor een vijftienjarige Ronsenaar. Zonder middelen van bestaan behalve wat zakgeld op zondag. En zonder connecties in het milieu van de Nurburgring. Maar nu staat hij daar voor me. Fer-ra-ri-rood.
Ik heb alles bijeen in mijn atelierhoekje achterin de garage. De hele kampioenenkit. Mijn jerrycan uit de Stock Américain. Vol Shell. Stop een tijger in je motor. Mijn grijze Jim Clark-valhelm. Mijn glimmende Italiaanse lederen handschoenen. Geplukt uit de kist met Bommelkostuums. Afgeknipt halverwege de bovenste vingerkootjes. Doorpriemd aan de bovenkant. Mijn koningsblauwe overall met Biral Oil erop. En het steigerend paard van Enzo.
Mijn witte All Stars. Mijn Ray Ban-zonnebril. Gevonden op de dijk van Dinard. Mijn lege Chiquitabananakrat. Voor de startprocedure van mijn heerlijk lekker monster.
Ik heb daartoe een bijzonder innovatieve techniek ontwikkeld. Normaal dient mijn moordmachine in gang te worden geduwd via duwassistentie van mijn teamgenoten. Doch vanmiddag zijn ze toevallig naar het interscholenvoetbaltornooi. Noodgedwongen dien ik als toekomstig wereldberoemd piloot mezelf in gang te duwen. Men schuive aldus de Chiquitakrat onder de gokart. Zo dat de achterste wielen vrij kunnen draaien. Men trekke de motor in gang aan het touwtje. Tijdig lossen. Dit om de terugslag in uw wezen te vermijden.
Bij een vorige poging belandde mijn linkerduim fijn gemixed in de aandrijfketting. Had ik ongeveer twee linkerduimen. Men rukke met een korte krachtige ruk. Voilà. Mijn liefje draait warm. Ze hinnikt. Ze kirt. Ze miauwt. Ze kreunt. Ze gilt. Nu handig wezen. Denken aan de start van de 24 uren van Le Mans. Met de rechterhand mijn antiloopje lichtjes optillen. Met de linkervoet de krat wegkeilen. Dan in mijn gokart jumpen. Go go go !.
The rythm of my heart is beating like a drum. Mijn hart is mijn kart.

Maarkedal. Dit, dames en heren beste autosportliefhebbers hier bijeen te Zolder, te Francorchamps, te Nijvel, te Maarkedal, dit is dus mijn geliefkoosd oefencircuit. De grote Steenweg neder. Nederolbeekstraat door. Aan kruidenier Erregat een prachtige pirouette en zo terug. Uitkijken voor de grote camion van Transport Van Herpen. Of ik glij eronder. Vliegt mijn Jim Clark-kop tussen de stapel bieten. Eindig ik als klontje in de suikerfabriek van Escanafles. Honderdtwintig per uur. Kruissnelheid. Mijn kart is een vliegend tapijt. Ik lig plat. Zonnebril vol speeksel en snot. En geen ruitenwissers. Ijzig die wind. Altitude : tien centimeter boven de bietenblubber. Nu het betere bochtenwerk. Broeke beneden terug naar de Steenbrugge. Met de ogen dicht. Ik ben Michel Vaillant. Ik ben Steve Warson. Ik word Stirling Moss. Ik word Graham Hill. Ik ben de nieuwe Jack Brabham. Oefenstonde geslaagd. Tijden moeten nog beter. I need a Heuer Chronograph, sir. Morgen gaan zien bij Urbain Van Habost in de Wijnstraat.

Ronse. Terug in mijn autostal Scuderia Rothnacum. Tijden evalueren. Tabellen opstellen. Een toekomstig kampioen dient te kunnen spelen met statistieken. Doch eerst mijn machine weer proper krijgen. Met Sidol. Nee met Silvo. De ketting met Negrita. Mooi zwart. Mijn overwinning hangt af van een al dan niet perfecte drijfketting. Elk detail is van tel. Morgen durf ik het aan. Doe ik de Omloop van Ronse. Steenbrugge, Kruissens, Zandstraat, Kwaremont, Zonnestraat, Steenbrugge. Erop of eronder. Met de ogen dicht. Ik moet mijn machine leren voelen. Ik moet ze ruiken. Ik moet ze strelen. Ik kus ze.
Honderdmaal pompen voor het slapengaan. De buik moet plat. Mag de stuurknuppel nooit hinderen. Rugspieren versterken. Tegen de schokken. Kassei is de ergste vijand van de gokartkampioen. Kasseien dienen verboden te worden. Ik moet dringend op zoek naar sponsors. Morgen schrijf ik naar Kent. Nee naar Bastos. Nee naar Groene Michel. De weg naar de roem is lang. Doch de kick van pure naakte snelheid over beton, onbeschrijflijk. Daar doe je het voor.
Vroeg naar bed. Zenuwen de rust geven. Doch eerst dat nieuwe verhaal van Jean Graton. ‘Michel Vaillant tegen de mysterieuze X’.

Groot-Bijgaarden. Afspraak rechtover de krant. Brussels Kart. Tornooi van de redactie. Met extra genodigden van de marketingafdeling. Teambuilding kweken. Diego Garcia, zoon van Digno doet ook mee. Ik gooi mezelf door de eerste bochten. De ogen dicht. Denkend aan Maarkedal. Vol gas. Geen krimp tot diep in de bocht. Dan knal op de rem en go go go kart. De anderen wijken. De anderen gaan er allemaal af. Bang voor bochten. Alleen Diego wijkt niet. Hij steekt me voorbij. Ik moet hem laten gaan. Ik moet, Bernie. Ik kan niet anders. Het is dat of de crash. Ik gun hem zijn palm. Hij mag hem steken waar het jeukt zijn palm. Ik ga voor het interne redactietornooi. Bocht na bocht secondenwinst. Liters zweet, maar het loont. De pijn van het zijn verdwijnt tijdens het Diner der Kampioenen na. Ik krijg een oorkonde
‘Beste Go-Karter van de Krant.’
Mijn jongensdroom wordt waar. Vijfendertig jaar later. Het bewijs van mijn nieuwe status als kampioen hang ik goed zichtbaar achter mijn desk op de redactie. Naast de bladindeling van de weekendbijlagen. Zeer tot ongenoegen van. Zeer tot ergernis van. Doch : vae victis.
Bij mijn afscheid van de krant blijkt uitgerekend het enige wat ik van dertig jaar journalistiek wou bewaren ‘ergens’ verdwenen. Slechte verliezers zijn het. Mij wordt in dit leven geen kampioenenroem gegund. Ik eis eerherstel. Op het circuit van Monaco.

DE NIEUWE RONSENAAR (10)

Het Strategisch Plan : Scenario voor de Renaixance.

Het Strategisch Beleidsplan voor Ronse is zeer sterk. Het is goed doordacht. Het werd zo te zien heel grondig voorbereid. Het is dan ook veelomvattend. Het wil Ronse in de komende tien jaar ten gronde vernieuwen. Als blauwdruk daartoe lijkt het inderdaad een knap document.
Er is ernstig werk gemaakt van een grondige afweging van de troeven van Ronse. Het is geen hoeraverhaaltje. Het ademt wel een positief voluntaristisch streven om eindelijk eens al die doemscenario’s omtrent Ronse af te schudden en te gaan voor de toekomst.
Het resultaat mag er wezen. Het is geen maakwerk. Het is evenmin haastige window dressing. Het is ook geen doorzichtige electorale stunt. Integendeel is het een knap draaiboek voor elke huidige en toekomstige beleidsploeg - welke die ook weze - die het ernstig meent met de Renaixance van Ronse.
Wonen en werken in Ronse. Van Ronse genieten als prachtige stad midden in het groen. Het is de droom van elke rechtgeaarde echte Ronsenaar. Het Beleidsplan haakt slim in op die drie essentiële doelstellingen. Wonen,werken en genieten van je vrije tijd in Ronse. In een verfrissende open geest van samenwerking wordt de hand gereikt aan alle creatieve doemensen van Ronse. Hen wordt de kans geboden om vanuit de krachtlijnen van het Strategisch Plan samen de vele deelaspecten ervan uit te fijnen en te verbeteren.
De kritiek dat dit plan al te lang is uitgebleven wordt van tafel geveegd door de grondigheid en de veelzijdigheid van de inhoud. Vooral echter door het mooie evenwicht waarmee gestreefd wordt om, vanuit een eerlijke sterkte-zwakte analyse, alle troeven van de stad maximaal te benutten. Er zal ruimte voorzien worden voor beter en mooier wonen, dat wel. Maar dàt zal het hele Ronse van morgen niet zijn. Wie Ronse echter wil blijven zien als electoraal wingewest vol woonkazernes moet een andere stad zoeken. Het juiste midden van een moderne stad, solidair met àlle lagen van haar bevolking. Dàt is het.
In de komende maanden zal De Nieuwe Ronsenaar op tal van deelaspecten van het Stategisch Plan dieper ingaan. Goed nieuws alvast is dat Ronse als woonstad aan een echte revival toe is. Er wordt gebouwd, gerenoveerd en alom gepland. Oude industriële sites krijgen zinvolle nieuwe bestemmingen. Het Kloefproject wordt een parel met een nieuwe stadstuin en paviljoen, vrijstaande woningen, patiowoningen, rijwoningen, apppartementen, een hotelcomplex, een stadsboulevard. Heel origineel daarbij is het idee om de stadskern via ‘groene vingers’, fiets-en wandelroutes te verbinden met Muziekbos en wandelpad.
Ronse gooit ook het post-industrieel gewaad van zich af en mikt voluit op nieuwe tewerkstelling in de tertiaire en quartaire sector. Wie komt werken in Ronse zal ertoe aangemoedigd worden om hier ook te komen wonen. Met de nieuwe sporthal en het cultuurproject De Leie mikt Ronse zichzelf weer op de kaart van de steden waar het ook na het werk goed toeven is.
Ronse is de eerste stad in Vlaanderen met zo’n verreikend grondig Strategisch Plan. Veel meer dan een of andere electorale stunt op kosten van de belastingbetaler, is dit het plan waar het Ronse sinds de golden sixties jaar heeft aan ontbroken. Wie dit afdoet als promotiestunt kan niet echt van Ronse houden.
Ongetwijfeld zal er hier en daar moeten worden bijgestuurd en verfijnd. Daar dient de open rondvraag voor : gelanceerd via werkgroepen en af te ronden tegen de jaarwende. Het wordt ook uitkijken naar de exactie interpretatie die aan deelaspecten gegeven wordt. Als Ronse als ‘talige stad’ inderdaad een sterke troef biedt voor het bedrijfsleven, wil dat bijvoorbeeld nog niet zeggen dat de faciliteiten daarom voor Ronse een zegen zijn. Ronse kan en zal als volwaardige Vlaamse taalgrensstad immers altijd wel een hoffelijke talige stad zijn en blijven. Veel zal dus nu afhangen van de deskundige sturing en bijsturing vanuit het beleid. Volgens onze informatie via managementcellen ten stadhuize.
Maar het plan is er nu. De wil om ervoor te gaan ook. Dit plan verdient krediet van al diegenen die, wars van profileringsdrang (het laatste waarvan burgemeester Dupont kan verdacht worden) ‘tuupe’ willen bijdragen tot een beter Ronse.
Ons mooie Ronse : waar het inderdaad genieten is midden de groene heuvels.


Reageren kan via: http://www.stefvancaeneghem.be

23 november 2005

DE NIEUWE RONSENAAR (9)

Geachte Gouverneur,

De provincie die u de eer hebt te besturen, neemt binnenkort Het Centrum van de Ronde van Vlaanderen over van de stad Oudenaarde. Heel Oost-Vlaanderen draait nu al op voor vijfenenegentig percent van alle exploitatiekosten die niet uit eigen middelen komen, zoals tickets. Bij de Oprichting van het Oudenaardse Centrum werd er geschermd met jaarlijks zestigduizend te verwachten bezoekers. Veel te hoog gegrepen, zo blijkt nu. Het zijn er amper twintigduizend. Het Centrum is dan ook verlieslatend. Volgens de Oudenaardse gedeputeerde Jean-Pierre Van Der Meiren is de overname door de provincie goed nieuws.
‘Op die manier verzekeren wij het voortbestaan van het Centrum’, zegt Van der Meiren.
Het zal wel zijn . Met het geld van alle Oost-Vlamingen. Als we onze volgende provinciale taksbrief krijgen, zullen we aan de Oudenaardse voorman denken.
Voor ons, Ronsenaars, is het overigens helemaal geen troost dat het Centrum een regelrechte flop is. Enig leedvermaak is ons vreemd. Maar als verwoed wielerfanaat bent u zelf goed genoeg geplaatst om te weten dat, als er nu één stad in heel uw provincie zo’n wielercentrum had verdiend, het dan toch wel Ronse was zeker. U kent uw wielerklassiekers. Wielerstad Ronse. Twee legendarische wereldkampioenschappen. Twee Belgische profkampioenschappen. Waarvan één volgend jaar. Allicht bent u dan eregenodigde. Wielergeschiedenis in Ronse. Historische duels tussen Rik Van Looy, de Keizer van Herentals en zijn belager Benoni Beheyt. Pure dramatiek op de meet tussen regioheld Claudy Criquielion en de Canadese elleboogstoter Steve Bauer. Om nog te zwijgen van het jaarlijks Azencriterium met Anquetil, Gimondi, Fignon en wie al niet. En dit nog tot diep in de jaren tachtig van vorige eeuw. Maar neen, het moest en zou dus Oudenaarde zijn.
Bon. We komen als Ronsenaars al bij al voor een keer goed weg. We zijn aan een verlieslatend pseudo-trigger point ontsnapt. We zullen als Oost-Vlamingen de Oudenaardse put nu sportief meehelpen vullen. Dat spreekt. Ronsenaars staan altijd klaar om hun Oudenaardse buren uit de nood te helpen en hen van alles te schenken. Zoals de Belgacom en wat al niet. Ronsenaars weten maar al te goed hoe ze zelf ook altijd dik hebben kunnen rekenen op de Oudenaardse politici. Bijvoorbeeld met de N60 : tot boven de Kruissens en geen meter verder.
Onze groothartige wil om als Ronsese Oost-Vlamingen onze duit in de lege kassa van het Wielercentrum van Oudenaarde te doen, biedt ons wel de gedroomde kans om u als minzame nieuwbakken gouverneur aan te schrijven. U hebt Ronse onlangs officieel bezocht. Allicht zullen u daarbij de vele verzuchtingen van onze stad niet ontgaan zijn. Veel werk aan de winkel, weinig werk. Ronse, de laatste stad van uw provincie voor de poorten van francofonenland. Achterpoort van Wallonië, voordeur van Vlaanderen. ‘t Is maar zoals u het wil bekijken.
Wel, geachte heer gouverneur, hoogtijd dat u die voordeur van uw provincie eens grondig opknapt. Ronsenaars zijn zelf te fier om langs achterdeuren uw Gents paleis binnen te glippen in de hoop er provinciale vetpotten mee te graaien. Neem daarom zelf liever uw koersfiets en rij op zondag eens naar en door Ronse.
Vergewis u zelf ter plekke en op de velo van de toestand van uw voordeur. Zie hoe broos uw vergeten stad op de grens er bij ligt. Zie vooral hoe mooi Ronse kan worden. Zie het potentieel van uw provinciestad in het groene dal. De eretitel van Ronse is die van Koningin der Vlaamse Ardennen. De Koningin vraagt u haar te eren. U mag zelf uitmaken hoe. Ze zit wel danig op haar honger. Al te lang heeft ze haar deel afgestaan. Zeer hoopvol ziet ze nu uw initiatieven voor haar Ronsese Renaixance tegemoet.
Bij uw terugkeer naar Gent escorteren we u dan allemaal samen op onze velo. Dan zingen we dat prachtige liedje over de ‘Vlaamse Ardennen’ van Johan Verminnen, mijn persoonlijk idool.

Op wegen waarop wielrenners zwoegen
Met hun benen glimmend onder ‘t vet
Op de lijdensweg der kampioenen
Reden we vrolijk van Ronse naar Gent.


Geachte heer gouverneur, als schooljongen moest ik ooit leren hoe je een nette brief naar de gouverneur schrijven moet. Ik heb toen niet goed opgelet. Ik ben die geijkte slotformule nu even kwijt. Dan maar op zijn Ronsies:

Tuupe vuir Ronse.
-----------------------------------------

DE NIEUWE RONSENAAR

GROEIT RAZENDSNEL:

AL MEER DAN 2OOO BEZOEKEN.

BEDANKT VOOR UW BELANGSTELLING,

UW FIDELITEIT EN UW VERTROUWEN.

U KAN UW REACTIES KWIJT VIA:

http//:www.stefvancaeneghem.be

22 november 2005

DE NIEUWE RONSENAAR (8)

Met de Ronsenaars speculeer je niet

Er zijn er die de toekomst van Ronse zien als sjieke slaapstek voor beter volk. Het idee gaat als volgt. Ronse ligt in een groene omgeving. Dus lokken we alle grootverdieners naar hier voor residentieel wonen. Internationale zakenlieden, hoge Eurofunctionarissen. Wat Lasne of Bois-Seigneur-Isaac betekenen voor Waals-Brabant, wordt Ronse voor de Vlaamse Ardennen. We hebben hier genoeg glooiend groen om het schoon volk te bekoren. We leggen een golf aan voor hun vrije momenten, we starten een Internatioale School voor hun kinderen. Als we al die kapitaalkrachtigen naar hier krijgen, is het goed voor Ronse. Dan krikken we het imago op, floreren de winkels, stijgen gronden en huizen in waarde. Iedereen wordt er beter van.
Iedereen ? Vergeet het. Over de inschrijvingsgelden van zo’n Internationale School Ronse zwijgen we nog. Evenmin als over het lidgeld van de golfclub.
Neen. Ronse wordt dan ongetwijfeld aantrekkelijker voor eigenaars, huisjesmelkers, grootgrondbezitters, speculanten en immobiliënmakelaars. Maar tegelijk wordt de kloof tussen en arm en rijk weer groter gemaakt. Terwijl rijken en parvenu’s in hun villa’s aan de rand neerkijken op Ronse, wordt 'het klein grut' vooral ver uit het vizier gehouden, wegkwijnend in hun wijken waar je je vooral niet moet laten zien. Of er komt een krasje in je nieuwe Porsche Cayman.
Er zitten dus nogal wat adders onder het groen gras van Residentieel Ronse. Het ligt allemaal verdacht dicht in de buurt van een gigantische speculatieve operatie. Hét grote mankement aan die zo mooi ogende grootse optie voor Ronse Residentieel is dat ze compleet de neus ophaalt voor de sociale realiteit van het maatschappelijk patchwork genaamd Ronse. Met geen woord wordt er bijvoorbeeld gerept over een masterplan voor de globale renovatie van de binnenstad. En dan wordt hier niet zozeer de (geslaagde) heraanleg van markt en straten bedoeld : wel opwaardering van oude volkse wijken zoals de Prinskouter. De stad probeert nu wel verkrotting van Ronse tegen te gaan met invularchitectuur hier en daar. Goed voor de binnenstad en goed voor de integratie van alle Ronsenaars ‘tuupe.’ Maar waar blijven de omvattende renovatieplannen voor al die ouwe steegjes, citéetjes, volkse buurten ? Het kan nochtans. Voorbeelden ? We vinden het Gentse Patershol of Le Vieux Lille met zijn allen nu zo leuk, zo sjiek. Maar wie herinnert zich nog hoe die er twintig jaar gelegen bij lagen ?
Nee, de protserige plannen voor Residentieel Ronse lijken iets teveel op een vette winstdroom van zelfverklaarde winners die alleen oog hebben voor de top. Die er in hun successtory vanuit gaan dat niets hen kan overkomen, nooit. Geen ongeval. Geen verlammende of blind makende hersenbloeding. Dingen die hen meteen zouden doen nadenken over de relativiteit van het statuskikkerschap.
Pas wanneer de grote plannenmakers de hand willen reiken aan àlle Ronsenaars, zowel die in dikke villa’s als die in bescheiden huisjes, zowel die van de golfclub als die van de straatvoetbalclub, alleen wanneer ze een echt omvattend plan durven bedenken waar naast de residentiële rijken ook de minderbegoeden hun plaats krijgen, zal het goed toeven zijn in Ronse.
Ooit was Ronse het slachtoffer van linke immobiliënfilières die de migranten massaal naar Ronse lokten : om monsterwinsten te boeken op de verkoop van lege werkmanshuisjes. Laten we ons nu niet om de tuin leiden door al te doorzichtige plannen om de mooie groene grond in en om Ronse te verpatsen aan passanten die alleen maar één ding voor ogen hebben : eventjes relatief goedkoop komen wonen in residentieel groen, dan doorverkopen met vette winst en verdwijnen naar zonnige oorden. Het zijn diezelfden die dan de mond vol hebben over migranten (wat zijn zij dan?) die zich moeten integreren.
Niet met ons. Niet met de Ronsenaars. Binnen de kortste keren wordt Ronse dan trouwens totaal onbetaalbaar voor jonge mensen die niét toevallig met hun gat in de boter zijn geboren.
Alleen een doordacht masterplan voor het woonwelzijn van àlle inwoners van Ronse zal de stad een nieuwe dynamiek geven voor jong en oud, rijk én arm. Ronse moet geen stad zijn voor sukkelaars, maar Ronse moet evenmin een reservaat worden voor rijke stinkers. Ronse moet Ronse zijn en zichzelf blijven voor alle Ronsenaars.

Reageren kan via http://www.stefvancaeneghem.be

21 november 2005

EGOSTRIP (43)

Blog Note.

Ronse. Sint-Martenspleintje. In ‘Bijouterie André Ostijn. Ballonvaarder’ word ik op woensdagmiddag slapend rijk. Het enige wat me te doen staat is de gaatjes in mijn warme wafels vullen met boter en cassonade. Nu en dan een velletje melk uit mijn kop Banania vissen met een theelepeltje in de Wiskemann uit de Bijouterie- Orfèverie van mijn groottante Lène.
En vooral mijn draagbare coffre-fort klaarhouden : dat het geld er zomaar in kan komen rollen.
De deal met mijn groottante Lène en haar zuster Zulma is als volgt. Elke woensdag vormen De Witte Madame Carlier en de Zwarte Madame Carlier kaartersteams met Madame Van Hasselt en mijn tante Lène. Tante Zulma doet de service. Zij bakt wafels en geeft doorlopend commentaar op alles en iedereen. De dames spelen soms in ploeg, soms individueel. Ze spelen couillon , broek af, manillen. De verliezers tellen grijze kwartjes van 25 centiem neer voor de winnaars. Al het geld van de hele winst komt in mijn koffertje en is voor mij. Simpel. Ik moet me dan wel stilhouden. Ik word geacht te luisteren naar de levenswijsheid van kaartspelende grote mensen. Geen gemakkelijke opdracht als je tien bent en na vijf wafels in het park van de Bloten Pompier wil gaan knikkeren.

‘Lène où la vie nous mène, je me le demande.’
‘Nog een chance dat ons spoele bijkanst afgeweven is.’
‘Deux guerres déjà.’
‘Et ce n’est pas fini. Koekes.’
‘Ge voelt het zo afkomen.’
‘Oui les Russes arrivent. Pas de doute.’
‘Moi, je stocke.’
‘Iek uuke.'
'Wat stockeerde gij dan te?'
'Chicorei De Lelie. Suiker. Koffie Grijspeert.’
‘Ik zou niet in zijn schoenen willen staan.’
‘Van wie, Lène ?’
‘Du gamin tiens.’
‘Wat is er troef?’
‘Want op een dag wordt ook hij opgeroepen.’
‘Comme mon Lucien.’
‘Dan zien we hem niet meer terug.'
'Pijkies.’
‘Of hij komt weer zonder benen.’
‘Paraît qu’ils ont des camps terribles.'
'Wiedadde?'
'Les Russes.’
‘En bombatomieks.’
‘Goed uw gaatjes vullen met boter..’
‘Lène, une fois de plus tu triches.’
‘Wa zoe’k.’
‘Ik zie dat ge op uw herte frot.’
‘En dan ?'
'Tu triches, je te le dis.'
'‘k Heb gewoon hartzeer van op zijn toekomst te peinzen.’
‘Ge doet het om madame Van Hasselt te tuyauteren.’
‘Hertentroef.’
‘Qu’est-ce je vous dis, madame Carlier ’
‘Mais ça n’a rien à voir.’
‘Iedereen zeurt hier.’
'C'est maladif.'
‘Wa zoet.’
‘Uw Madeleineke.’
‘Wat, mijn Madeleineke ?’
‘Ge dopt alweer uw Madeleineke in uw koffie.’
‘Mais encore ?’
‘Koekentroef.’
‘Een Madeleineke.Een koekske. En koeken troef.'
'Puisque je vous le dis, Madame Carlier.’
‘Ge ziet overal kwaad in.’
‘Petit, retiens ceci. Ne jamais tricher dans la vie.’
‘Zulma!'
'Joaoaoa Leene! Waneest noa?'
'Ziede niet dat de kleinen zonder wafels zit ?’
‘Lène, hij heeft genoeft.’
‘Hie goe moeten spoaen.’
‘Dame de pique.’
‘Nog een chance dat mijnen ballonvaarder het niet meer gaat meemaken.’
‘Un as, ton André.'
'Un vrai chevalier du ciel.’
‘Un seigneur, Madame Van Hasselt. Un grand seigneur.'
'Zulma, schenkt ons nog iets in.’
'Pour digérer.'
‘Pour moi ce sera un Parfait Amour.’
‘Kloevers troef.’
‘Lène, ik moet mijn wafelijzer surveilleren.’
‘On étouffe ici.’
‘Zulma, trekt dan toch die laterneau open op zijn spleete.’
‘Lène, je n’ai que deux mains.’
‘En een tong. Je ne vous dis pas mesdames.’
‘As de cœur.’
'Lène 't ees goed!'
'Lange taunge, lange tienen.'
'Va jouer aux billes, petit.'
'On gardera tes sous.'