19 april 2007

BIJ UW 100.000 STE BEZOEK!

HONDERDDUIZEND KEREN BEDANKT!

Lieve lezeres,
beste lezer,

Vanavond begroet ik het 100.ooo ste bezoek aan mijn blog. Honderdduizend keren bedankt om zoveel fideliteit.

Ik ben een schrijvend mens en leid (lijd ) vanaf mijn prilste jeugd een volkomen schrijvend, geschreven leven. Meer dan dertig jaar in loondienst van diverse uitgevers. Wat jullie me echter met zijn allen sinds die eerste click geschonken hebben is noch min noch meer een toaal ander en nieuw schrijvend leven: zonder broodheren noch opdrachtgevers. .

Jullie hebben tegelijk aldus van mijn jongensdroom ‘De Benieuwde Ronsenaar’ een uniek mediaforum gemaakt waar vandaag niemand die oprecht van Ronse houdt nog naast kan.

Een vaste rendez-vous-plek tussen de Ronsenaars van hier en elders. Voor velen een habitude, een reflex, een favoriete stek.

Jullie hebben me bovendien als Vlaams auteur en chauvinistisch Ronsenaar gered van de vergetelheid waarin de hautaine literatureluurmandarijntjes en hun mercantiele companen van de huidige uitgeverijwereld me wilden dumpen vanwege te weinig commercieel, te Vlaams, te Flandre Profonde, te weinig dit en te veel dat.

In ‘Sterrenkijker’ dien ik ze op mijn manier rustig van antwoord vanuit mijn nieuw virtueel schrijversbestaan. Want:‘Je kan een mens misschien vernederen maar niet, nooit vernielen’. (Hemingway).

Als ik uitgerekend vandaag, op de vooravond van het huwelijk van hààr geliefd kleindochtertje, mijn 100.OOO ste visite begroet, dan kan die alleen maar van ‘Madame Valentine’ zijn.

Voor mij persoonlijk een imaginair hoogstaand bezoek uit die toch zo werkelijke wereld van tederheid die ons voor eeuwig verbindt: overheen vijf Ronsese generaties, overeen de kronkels van het leven en de dood.

‘Madame Valentine’, met al haar stille signalen die alleen gevoelswezens lezen kunnen. Madame Valentine, die me telkens weer moed geeft op van die momenten bijvoorbeeld dat je, na dertig jaar gedreven beroepsjournalistiek, koeltjes weg naar het 'herstructurerende' sociale nepparadijs wordt gestuurd, omdat je vijftiger geworden bent en ze denken dat je met wat zilverlingen als schrijvend mens stil te houden bent. Op momenten ook dat je als auteur wordt gedumpt omdat je geen lekker verkopende bloedstollende thrillers schrijft maar al hetgeen je ziet, hoort, voelt vanuit de buik.

We zullen samen doorgaan, lezers, spontane tipgevers, fidele medewerkers van deze blog. We gaan nog mooie dingen doen. Samen voort ijveren, onvermoeibaar voor onze gemeenschappelijke droom: een mooier, schoner, beter Ronse. Een Ronsese Renaixance.

We gaan samen blijven lachen om de fratsen van Tavi. We gaan blijven ‘beurooën’ met onze herboren Gevuigoode Mandolienen.

We gaan ons hier, zonder aanzien des persoons en tot spijt van wie het benijdt, blijven ergeren aan het doemdenken en het domdenken, aan de bescheten schone schijn, aan elke vorm van armoede bestendigende gemakzucht, aan machtswellust.

We gaan blijven ‘drumen vaan Roonse, aliest da komt en doer niemmer ees.’

Tuupe vuir Roonse.

18 april 2007

WEG VAN RONSE














RONSIESE BLONDE OP BLAUWGROENE BOOT

Woehoew! Ik ben net in Valencia en jawel hoor, ik heb de eerste dagen enorm veel gekeken naar al dat groen hier en naar hetgeen hier aan de bomen hangt: appelsienen! Waw, wat een verandering. Uiterlijk maar ook innerlijk.

Want dat afscheid in Lanzarote, dat was wat! Heel intens en mooi. Met alle dichtste mensen rondom mij. Een mooi hoofdstuk in mijn leven dat is afgerond. Loslaten en graag zien. Angsten hebben en onzeker zijn. Tot de kern van jezelf komen. Ik kan er nog boekdelen over schrijven, maar liever wat meer over Valencia.

Ik ben eerst zacht geland in het huis in de velden van mijn kapitein op catamaranboot Nefertiti. Samen leven met de vrouw van Lucky (zo heet mijn kapitein) en zijn twee prachtige kindjes van twee en drie. Dit alles maakte de overgang voor mij zo mooi...De puurheid van de natuur en die kindjes...

Na drie dagen kwam ik dan terecht in wat voor mij nu mijn wereld en thuis is voor de volgende drie maanden. In de ongelofelijk groot uitgebouwde haven van Valencia ligt ‘Regata Operations.’ Dit deel van de haven herbergt al de boten en de mensen die ervoor zorgen dat de regata s op het water vlotjes verlopen...

Zo een dertigtal vaartuigen waarvan twee Race Comitee boten. Op één daarvan ben ik dus de ‘marinera’. Voorts zo’n twintigtal Zodiacs en nog een tiental kleinere motorbootjes om de boeien te leggen en de hele boel te controleren...

Er zijn in totaal achtentwintig bootmensen die alle dagen op het water gaan. Dan zijn er de ‘landmensen’, de technici...en nog zo veel meer anderen. Je houdt het niet voor mogelijk wat voor een organisatie dat hier is...

Om alleen al de haven binnen te kunnen als bezoeker, moet je bijvoorbeeld door search-systeem zoals op luchthavens. Mijn zakmes ben ik hieraan ondertussen al kwijt. Enorm veel security en politie dus.

De eerste dagen waren gevuld met poetsen en verkennen. Ik heb hier bijna de ogen uit mijn kassen gekeken. Alles nieuw. Alles anders weer en in de kern toch niet. Maar vooral: zoveeeeeeeeeeeeel mensen bijeen! Na mijn rustige natuurlijke thuisstek in Playa Quemada is het eventjes wennen aan al die menselijke energie zo dicht op elkaar.

Gisteren ben ik langs het strand gaan fietsen en ik ontmoette toch nog zo’n honderd mensen op mijn route… Nu, met wat ruimte en tijd voor mezelf ben ik eigenlijk al tevreden.

Over mijn eigenlijk werk dan: de boot poetsen en onderhouden. Ik heb een suite-kajuit met prive badkamer (wc en douce, twee voor de prijs van één!) van één vierkante meter: mijn nestje.

Vandaag hadden de wedstrijden moeten starten. Maar wegens geen wind werden die afgeblazen.Vijf uur hebben we gewacht op moeder wind. Morgen hopelijk beter.

Mijn boot ligt ergens in zee geankerd (ik mag ankeren!): naast een boei. Mijn boot vormt dus een deel van de startlijn. De deelnemende boten passeren op twee meter...Erop telkens zeventien reuzen van mannen die hard labeuren om hun boot zo snel mogelijk te laten glijden over de zuiderse wateren.

Tien minuten voor de race wordt een heel protocol van vlaggen gehesen vlak voor mijn neus op de boot. Op het moment van de start moet ik een blauwe of gele vlag de lucht inhijsen als een van de boten een foute start maakt. Kijken naar het sportnieuws op tv, misschien zien jullie me dan wel bezig: een Ronsische Belgisch Lanzarotiaanse blonde op een blauwgroene boot ...

Ik slaap hier ook zo zacht als een roosje op het water. Dat doet echt deugd. En tussen al die duizenden mensenzielen zitten er ongelofelijk interessante, van alle soorten kalibers. Tof om te voelen dat we allemaal zo verschillend maar toch zo gelijk.Interesting.

Ik voel me hier goed,. Ik ben gelukkig in Valencia, maar ik denk dat ik dat kan zijn waar ook op deze aardbol. Uiteindelijk is het belangrijk om gelukkig te zijn met jezelf.. En dan maar rondstrooien die liefde, dat is onze opdracht. Genoeg gepalaverd. Ik trek me terug in mijn kajuit.

Slaap zacht lieve mensen en droegt zuirge! Dieken bees oat Valencia


Sara Verhoken.

DE BENIEUWDE RONSENAAR (119)









CHAPEAU MONSIEUR MICHIELS!

POLLE PAP DANS LA FOSSE AUX LIONS

LIONS RONSE-RENAIX VERGEVEN PP MICHIELS…

GEBREKKIGE KENNIS VAN HET FRANS…..


In de Passe-Partout wordt ons vandaag nog eens een schitterend staalkaartje geserveerd van bescheten bourgeoisdom, zoals dat enkel nog in één van de allerlaatste bastions van het totaal achterhaalde unitaire domdenken in Ronse wordt bedreven.

Op 17 maart kwam de gewezen Soulsister-helft PP Michiels (‘Polle Pap’ voor de kenners) hier zijn overigens schitterende stemtalenten etaleren voor de ‘Lions Club Ronse- Renaix'.

Uit het verslag daarover in Passe-Partout vernemen we hoe de voorzitter van Lions Club Ronse-Renaix eerst zijn ‘sponsers’ bedankt, waarna het licht uitgaat. Blijkbaar letterlijk en figuurlijk.

Eerst, zo meldt ons de verslaggever, presenteert Paul zichzelve met de Champagne-ijsbrekende woorden: ‘Je suis un chanteur exceptionel’. (Let op de taalfout Frans).

‘Voor het concert‘, zo lezen we verder,‘had hij zich geexcuseerd voor de zwakke kennis van de Franse taal.’ (Let op de taalfout Nederlands).

Dat Polle Pap dan afsluit met een Frans covertje van Jacques Dutronc, vindt de rapporteur van Lions Club Ronse-Renaix gewoonweg for-mi-da-bel.

‘Na het concert vertrouwt hij mij toe: ‘zo wou ik afsluiten we zitten hier toch op de taalgrens.’

‘Ik kan er enkel maar aan toevoegen: chapeau Monsieur Michiels.’


Beste Paul Michiels,

Je bent inderdaad un santeur exepzionel. Niemand die daaraan twijfelt. Anders had je toch nooit de Amerikaanse top gehaald met je vriend Jan Leyers voor dat onvergankelijke ‘Way to your heart’. Chapeau daarvoor en… proficiat trouwens met je buitengewoon orgaan, waar al die Lions-madammen-met-een-schuimwijnglas blijkens het verslag zo wild van worden.

Oui, mais voilà une fois: Ronse is een Vlaamse stad. En het is niet omdat een paar hardleerse franskiljonse pipo’s en hun Vlaamse Lions-lakeien dat in hun clubje zo hardnekkig blijven negeren, dat het daarom minder zo is.

Verontschuldig je hier dan ook nooit meer voor je zwakke kennis van het Frans tegenover diegenen die zelf, vanuit hun onwil zo te lezen noch de ene noch de andere landstaal onder de knie hebben.

Want het Nederlands, hun moedertaal (die je trouwens dik gezaaid terugvindt tot in al hun achternamen) zijn ze hier altijd blijven verloochenen. En het Frans dat ze broebelen om zich beter te wanen dan de rest ...ach. Beste Polle jongen, ik kan je hier maar beter niet tippen waarop Lion in het Frans zoal rijmt, zeker?

17 april 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (118)


RONSE
WANDELPARADIJS
EN WIELERSTAD?

GEVAARLIJKE
HONDEN
OP BLOSO-FIETS
EN GROTE
WANDELROUTE!

WAAR
BLIJFT
HET
STRATEGISCH
RAMPENPLAN?

GENIETEN MIDDENIN HET GROEN…OF DE CHAOS?


Op 1 april, sowieso al een dag van flauwe grappen, werd in Ronse de August Delfossestraat afgeloten. Het gaat om een doorgangsweg die al sinds mensenheugenis de Dammekensstraat verbindt met de Beekstraat. Een aangelande over wiens eigendom de voetweg loopt trok er die eerste april een afsluiting, plaatste er borden met ‘privé’ en ‘gevaarlijke honden’ en dat was het.

Terecht protesteren Roland Drieghe, Etienne Bourgeus en Jeannine Tassijns als lokale vertegenwoordigers van de natuur-en milieuvereniging Milieufront Omer Wattez in een brief aan de burgemeester(brief, die via een gunstige wind bij de Benieuwde Ronsenaar terecht kwam) tegen deze gang van zaken.

Ze wijzen erop dat de publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van deze – door de stad verharde - doorgang boven elke twijfel staat. Bovendien maakt deze weg deel uit van een GR-wandelroute én van een bewegwijzerde Bloso-Fietsroute. Een beetje wandelaar en fietser weet wat dit betekent en hoe ondenkenkbaar dit is op alle grote routes elders.

Een symboolgeval voor de lamentabele situatie waarmee fietsers en wandelaars van Ronse ondanks alle mooie woorden van het Strategisch Plan aan hun lot worden overgelaten .

‘De Benieuwde Ronsenaar’ nodigt burgemeester Luc Dupont uit voor een tochtje door zijn stad. We roepen hier het bestuur van Ronse op tot een dringend Strategisch Rampenplan voor de Wandelaars en Fietsers.

Eeuwenoude weg….weg

‘We hopen’, aldus de verontwaardigde natuur- en milieuvrienden,‘dat u begrip zult opbrengen voor de verbijsterde reactie van de vele gebruikers en dat u de nodige juridische stappen zult zetten om deze onwettige wegversperring te doen verdwijnen.

Misschien kan een gesprek met de persoon, die wellicht in een opwelling overging tot zo’n trieste daad, een oplossing bieden.

We vinden dat het gedogen van deze wegversperring en zelfs het zoeken van een alternatieve route zou neerkomen op een beloning voor diegene die een openbare weg afsluit. Dat zou voor ons niet tolereerbaar zijn.‘

Van haar kant start de zeer succesvolle wandelvereniging ‘De Chatons’ een petitie voor het behoud van de eeuwenoude voetweg. Ook de vzw Trage Wegen steunt het massale burenprotest.

Groene vinger…afgesneden

Voor het stadsbestuur wordt het de hoogste tijd om die mooie woorden van het Strategisch Plan ‘Genieten midden in de groene heuvels’ maar eens echt om te zetten in daden. Er zal echter nog veel vuil water door de Beekstraat vloeien eer al die keurige slogans uit het Strategisch Plan geloofwaardig worden voor de wandelaars en de fietsers van en in Ronse.

‘Ronse, groene stad in een groene omgeving’ zo lezen we in Het Strategisch Plan. Er wordt ons daarin als Ronsenaars beloofd dat de natuur meer aandacht gaat krijgen. Dat onze parken in en rond het centrum gaan heraangelegd worden tot ‘stadstuinen’: als stemmige oases met groene accenten ‘die een link leggen met de omliggende natuur.’

Met het afsluiten van de Delfossestraat gebeurt alvast precies het omgekeerde. Eén van die ‘groene vingers’ vanuit de stad naar de groene omgeving wordt integendeel…afgesneden. Wandelaars en fietsers hebben er aldus alweer een missing link bij.

Tourke op de velo, Luc?

In afwachting blijft vooral fietsen in Ronse een levensgevaarlijke onderneming. Doe de proef op de som. Fiets gelijk welk invalsweg van Ronse af: Kruissens, Zonnestraat, Ponettestraat, Elzelestraat en je weet het.

Er is niks dat fietsers ook maar enige afgebakende bescherming biedt. Niet eens een aparte rode wegmarkering.

Waarop wacht men? Dat het Gewestwegen zijn? Heeft het Gewest al geen geld meer voor fietspadenverf? Elke Ronsenaar lacht nu al hard wanneer, zoals minister Kris Peeters onlangs weer, Brussel in tijden van verkiezingen een snelle doorsteek van de N60 belooft bij wijze van gazettepraat. Je ziet dan weer eventjes die vette strepen vol beton over landkaarten verschijnen langsheen Zandstraat en Schavaert: tot na de verkiezingen…

Geen Ronsenaar die nog de dupe wil zijn van de electorale betonmolen. Maar dat simpele wegmarkeringen op alle – bestaande - invalswegen van Ronse inmiddels vele levens kunnen redden, daar hebben ze met al hun milieu-effectenrapporteringen blijkbaar nog niet aan gedacht.

Ik nodig bij deze burgemeester Luc Dupont (ik weet dat hij al eens graag langs de Donau fietst) uit om samen met mij een eenvoudige testrit te rijden in Ronse en bijvoorbeeld eens de Ninovestraat op te fietsen tot aan de Savooistraat, dan zo terug langs de Beekstraat. Een paar kilometer, meer niet.

Als we het overleven, zal hij het moeten toegeven: dit is complete chaos van donderende camions en snelverkeer dat zo langs je heen raast en je fiets uit evenwicht blaast….

Op de weg der kampioenen…

Van Omer Wattez gesproken, regelmatig fiets ik de schitterende Fietsnetwerk-Knooppuntenroute af in de hele streek. Een prachtig uitgewerkt systeem dat je over de mooiste wegen brengt zoals gisterenmiddag nog over de Zwalmroute in godvergeten plekjes als Dikkele, Paulatem of Sint-Denijs-boekel…

Wie dat als Ronsenaar doet, zal dan telkens weer met pijn in het hart overal het grote verschil zien tussen ‘Knooppunt’ Ronse en de fietsvriendelijke rest van de Vlaamse Ardennen.

Ronse claimt dan met zijn eendagskampioenschappen wel – terecht - de titel van eerste wielerstad van het land. Maar Oudenaarde is ondertussen aardig bezig zichzelf te ontpoppen als ware fietstersstad voor àlle dagen van het jaar. Zie nu weer die aanleg bij het binnenrijden van Oudenaarde van de nieuwe lang-parkeermogelijkheden voor fietsers. Zie ook de navenante barstensvolle terrasjes vol fietstoeristen en wandelaars.

Wat doet inmiddels Ronse? Het afsluiten van de Delfosseweg kan niet. Laat dit het startsein worden voor een Strategisch Rampenplan voor Wandelaars en Fietsers.

Dan fietsen we samen, zoals Johan Verminnen zo mooi zingt, op de weg der kampioenen van Ronse naar Gent…

16 april 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (117)


JAN FOULON
MOET
STEF VERCAMER
LATEN VOORGAAN

RONSENAAR
(BEZ)WIJKT
VOOR MACHTIGE
POLITIEKE FAMILIE

TIEN OP TIEN JUNI

'EEN GROEIPLAATS'



Lang heeft het ernaar uit gezien dat Jan Foulon al na 10 juni vrijwel zeker naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers kon.

Bij de aanmaak van de Oost-Vlaamse CD&V-lijst leek het er immers tot vorige week op dat Foulon de vierde – verkiesbare – plaats voor de Kamer zou worden toegewezen. De CD&V rekent op 5 à 6 verkozenen.

De familie Vercamer uit het land van Deinze zit echter al jàren gebeiteld in de CD&V-politiek van deze provincie. Stef Vercamer zelf is ACW-Verbondssecretaris voor Aalst-Oudenaarde en Sander Gedeputeerde van de Provincie.

Jan Foulon moet - deze keer- dus passen voor een Kamerzitje in het Federaal Parlement en neemt genoegen met een stek in de top tien, nog wel op de tiende plaats. In ‘marketingtermen’: 10 op 10 juni. Foulon, neemt het sportief op, is nièt ontgoocheld en spreekt zelf veeleer van een 'groeiplaats.'

Zonder Paul Tant

De kop van de lijst wordt aangevoerd door Pieter De Crem. Achter De Crem staat Sara Smyers (NVA). Dan volgt gewezen Volvobaas Peter Leyman die onlangs de krantenkoppen haalde met zijn opmerkelijke transfer vanuit de zakenwereld naar de politiek.

Voor het eerst na pakweg dertig jaar figureert stemmenkanon Paul Tant, de burgemeester van Kruishoutem, niet langer op de lijst.

DE BENIEUWDE RONSENAAR (116)

Trafiekage bij Pevenaege

Als ge onder de oorlog geen schoon geld had kunnen op zij zetten waart ge geen schot onder U achterste waard, zei onze Vader zaliger Pevenaege Valère altijd. Waarop onze Moeder altijd van antwoord gaf dat ge in die tijd toch geen eerlijke commerce kon doen zonder de mensen te bedriegen. Wat of ze daarmee misschien wou insinueren? Want als onze Vader voelde dat hij zijn gelijk niet zou krijgen wilde hij wel eens de moeilijke woorden bovenhalen. Was dat in de eerste jaren van hun huwelijk een probaat middel gebleken om zijn vrouw eronder te klappen, onze Moeder zaliger had gaande de jaren begrepen dat ze door na dergelijke opmerking door te bomen ook klappen kon krijgen, waardoor ze onze Vader maar liever telkens liet winnen op punten… Ge moet weten dat onze Vader zaliger in zijn tijd een nerveus manneke was. Klein van gestalte, maar pezig en niet te beroerd om desgevallend de daad bij het woord te voegen. De beesten sloeg hij steevast in zijn blote tors, enkel getooid met zijn witte voorschoot, en vooraleer hij aan de boer middels de oogopslag die zijn handelsmerk was geworden het teken gaf om het beest voor te leiden, had hij eerst drie jenevers in één geut achter de kiezen gesmeten en daarna omstandig de houten hamer voorgezwierd, waarbij zijn gespierde schouders bij menige boerendochter de verbeelding deed op hol slaan. Zijn haar was hij beginnen te verliezen kort voor zijn trouwdag, zodat de fotograaf de coiffure van onze Vader, incluis de brillantine, achteraf had moeten bijschilderen, wat ge trouwens op de foto nauwelijks kon zien. De fijne moustache die hij in zijn jonge tijd had laten staan om wat meer op Eroll Flynn te lijken, of Clark Gable, ik wil ervan af zijn, had hij na zijn huwelijk weer afgeschoren. Wat eigenlijk geen effect had op het totaalbeeld, want tegen de twee vol wassen snorren die onze vader bij wijze van wenkbrauwen torste, was die moustache geen partij geweest. Over wat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog had uitgevlooid bleef onze Vader altijd heel vaag. En zelfs onze Moeder zaliger wist er blijkbaar het fijne niet van. Als ik haar daar naar vroeg, vertelde zij noch maar eens hoe zij in 1924 was getrouwd in een koets met vier paarden en twee knechten, terwijl al die andere trouwlustige koppeltjes te voet naar het Stadhuis en de Kerk konden terten. Hoe hij aan die spaarcentjes was geraakt, daar heb ik nu noch het raden naar. De tweede oorlog heb ik zelf noch meegemaakt, want ik ben van 1929, zo als Uw het weet. Het eerste jaar ging onze commerce zijn gewone gang, waarbij onze Vader als naar de geplogenheid bij de boeren aan huis ging slachten, zonder pottenkijkers. En tegen dat dat vlees goed en wel in onze winkel hing was het voorzien van alle vereiste stempels en papieren, zo Belgische als Duitse! Geen enkele controleur die bij het aanzien van het lepe lachje rond onze Vaders’ mondhoeken niet allang had geroken wat hier aan de knikker was, maar bewijs het maar een keer… Nadat wij Gottlieb, een Beierse Gefreiter en zelf ook beenhouwer, ingekwartierd gekregen hadden, durfde onze Vader echter dat zwarte vlees niet meer binnen te halen en dus bleef hij vaak langer van huis weg om het in de grote stad middels sluikse wegen van de hand te doen. Onze Moeder moest de winkel dan alleen open houden. Niet zelden sprong die Duits dan zelf in, zodat de geburen haar op de duur scheef bekeken en elders hun sauciessen kochten. In juni 1943 verdween die Duits dan naar het oostfront, dik tegen zijn goesting. Onze Vader bleef daarna nochtans even dikwijls weg, wat ik als klein manneke toch niet goed verstond. Enfin, na de oorlog bleek dat hij helemaal niet slecht had geboerd. Naast zijn activiteit in het zwarte vleescircuit was er ook noch een handeltje geweest met goede boter die hij bij de boeren voor een prikje opkocht om ze zogezegd in naam van hun wederzijdse vriendschap in Brussel te gelde te maken. Samen met een aantal kameraden versmolt hij die goede boter vervolgens eerst met smout en andere en met dat conglomeraat trok hij dan naar de hoofdstad, waar hij ze aan zwartemarktprijzen verkocht. In zijn schaarse vrije tijd was hij dan ook noch in de Weerstand actief geweest, kwestie van zijn achterhoede te beveiligen, vermoed ik. Enfin, het bracht onze Vader in elk geval noch een medallie op, die hij niet naliet bij elke officiële gelegenheid fier op zijn revers te spelden. Via slinkse wegen slaagde hij er daarna bovendien in om de Wet Gutt, Uw weet het noch wel, te omzeilen. Enfin, voor de jongere lezers onder U: de eerste naoorlogse Minister van Financiën, Gutt, had een systeem uitgedokterd waarbij men zijn oude briefjes moest inleveren en nieuw geld in de plaats kreeg. Echter, Uw kreeg slechts pro rato van het bezit dat U voor de oorlog had aangegeven. Dit alles natuurlijk om het zwarte geld dat aan de oorlog verdiend was aan het daglicht te brengen. Welnu, daar paste onze Vader de volgende mouw aan: hij stelde aan een aantal minder gefortuneerde klanten voor om tegen een kleine commissie zijn spaarcenten in zijn plaats aan te geven en om te ruilen. Vandaag verwondert het mij noch dat er maar twee van hen zich na afloop van de hele operatie niet meer konden herinneren dat zij van onze Vader ooit geld hadden in ontvangst gekregen. Enfin, in 1947 heeft hij dan eerst onze commerce gans vernieuwd met inbegrip van een nieuwe koelkamer op electriciteit uit Amerika en een nieuwe facade met een groot vensterraam, waarop hij vlak onder onze naam, V. Pevenaege & fils, in kunstige letters eveneens ons telefoonnummer toevoegde, want onze Vader wilde resoluut meegaan met de moderne tijd. En in ’t jaar 48 moest en zou hij dan een auto kopen, een Chevrolet Torpedo. Het was Tuurie Noterman, een van zijn vroegere kameraden uit de weerstand, die zijn hoofd zot had gemaakt. Tuurie was voor de oorlog concierge geweest bij Delbar aan de Rode Mutse, maar de oorlog had hem evenmin windeieren gelegd, want hij was nu aan de Athenee in een voormalig weefatelier zijn eigen garage kunnen beginnen, met niet minder dan acht mecaniciens, alstublieft! Bon, de auto werd afgeleverd en blinkend en wel voor onze beenhouwerij geparkeerd. Zo’n chique limousine had natuurlijk direct veel bekijks vanwege de geburen, wat overigens ook onze Vader’s bedoeling was, want hij vloog glunderend van de ene kant van de automobiel naar de andere en gaf welwillend en uitvoerig commentaar. Tot Sidoine Hardy met zijn vuile muile plots die ene vraag stelde die alle geroezemoes deed verstommen: “Maar zeg mij ne keer, Valerkie, wie gaat er met dienen bak rijden?” Had onze Vader noch haar gehad, het had op dat moment recht gekomen. “Hoe wilt ge zeggen? A bah ik, tiens!” “Ah, bon? Maar da beestje gaat ge toch zo rap noch de baas niet kunnen, of gaat ge’t ook met uwe voorhamer te lijf gaan?” Onze Moeder zag de bui al hangen, want onze Vader zijn kop trok tussen zijn schouders en de aders in zijn nek zwollen rood op. Of Meneerke misschien jaloers was? Want dat hij het maar moest zeggen: voor het slaan van sommige lagere runderspecies had onze Vader zijn voorhamer niet nodig! Nu stonden zij gelijk twee hanen die elkaar de mesthoop betwisten, met hun verhitte hoofden op nauwelijks centimeterafstand van elkaar. De twee gendarmen, die langzaam naderbij waren komen gefietst, besloten op dat moment om, zoals zij het in het proces-verbaal later vermeldden “te interveniëren”. Toen Sidoine en onze Vader ’s anderendaags “opnieuw in vrijheid werden gesteld”, zoals dat heet, waren zij, nadat zij in een aantal cafés op de Markt omstandig hun wedervaren waren gaan vertellen, alweer de beste vrienden, broederlijk verenigd in hun zatte verontwaardiging omtrent het machtsmisbruik van de militaire arm van de wet. Sidoine heeft onze Vader dan noch ingewijd in de kunst en de geneuchte van het autorijden. Het beeld van onze Vader zaliger in zijn zwarte machine, van wie ge amper de priemende ogen, de kale schedel en vooral de massieve wenkbrauwen boven het stuurwiel zag uitkomen, zou in de komende jaren een vaste waarde worden in het Ronsische straatbeeld.

Pevenaege Omer