10 oktober 2013

BRIEFGEHEIMEN

OMDAT MENSEN B(R)OOS ZIJN



Hoe je me als een kind na de Sint jouw nieuwe mediasysteem in de Zestien demonstreerde. Zo dat je de klok rond bij de pinken blijven kon. Het was lang voor internet en het hacken van Belgacom.

Hoe je me meteen voor vol aanzag. Dat broekje van de Spectator-redactie in de Koningsstraat om de hoek. En al meteen uitgestuurd, zij het dan wel eerst grondig klaargestoomd door hoofdredacteur Frans Van Erps en ‘de prof’ Antoon Breyne van De Nieuwe Gids. Meteen al in het bad tussen de zware kalibers van het Wetstraatjournaille. Jan Schodts, Johan Struye, Sus Verleyen, Walter De Bock, Paul Goossens. Nooit gedacht dat je dood me zo raken zou. Misschien heeft het ook te maken met mijn broer Johan die je duizend keer in zijn lens focuste.
Omdat Mensen Belangrijk Zijn
Johan dus. Die me na een interview ten huize van vader Kelchtermans zei dat hij dra dood ging. Ik schreef er een in mijn ogen achteraf bekeken foute roman over die ik niet verguis maar meetors bij de vergissingen die een mens maakt: Bal Masqué.
Fout vanwege teveel onverwerkt verdriet. Teveel sarcasme. Al teveel opgekropte woede. Om de dood van mijn levenslustige spitsbroer. Om het opdoeken in datzelfde rampjaar ’83 van Spectator. Een sowieso altijd al lastige tweede roman, na de hektiek rond de VRT-verfilming van mijn debuut Zonde van Nini . Fout omdat ik in het Bal Masqué van mijn Wetstraatroman schaamteloos voorbij ging aan de schoonheid van jouw oprecht sociaal engagement en dat van anderen. Aan je grote gedrevenheid, je sterk staatsmanschap.

Zo kwaad was ik toen op de heksenketel van de Wetstraat, de Tweekerkenstraat, de Lambertmont, Résidence Palace al hun vakbondpaleizen van de macht, lobbykamertjes, geheime deals. In Brussel, in Poupehan, in Toscane en elders. Al die onderlinge vijandschap. Opgeklopt door kabinetten, partijcenakels, entourages, Octopus Dei en loge-ateliers. Ik wou het allemaal niet meer horen, zien en opschrijven. De al te grote verschillen tussen hun mooie slogans (Samen Sterk!) en de kilte van de Wetstraatwerkelijkheid stak me al te diep. Toen Sus Verleyen me achteraf vroeg om de overstap naar Knack te doen had ik het allemaal gehad, bedankte ik en interviewde ik mensen die (door toedoen van de Duvel?) volhielden dat ze de Heilige Maagd 's nachts hadden zien schreien op hun schouwke. Het verstand op elders, de pen op broodwinning.

Omdat mensen boos zijn



Mijn broer Johan, die alles door zijn breedhoeklens zag. Hun blikken vatte. Die als fotograaf door zijn lens details zag die mij ontgingen. Vanuit zijn gevoel en zijn grote hart. Nooit vergiste hij zich. De vreselijk vernauwende, alles verengende verzengende cocon die mensen kraakt en harten breekt. De strijd om de macht in de Europese Volkspartij. Het verhaal dat fractieleider Karel Blanckaert me in de Danish Tavern achter het parlement of the record deed over het spuitje dat ze jou in Parijs hadden moeten geven. Hoe je er toen in de coulissen was ingestort, geconfronteerd met al te onrechtvaardige meanders van de blinde strijd om macht.

Toen Albert II je nog eens terugriep uit Disneyland als koninklijk verduidelijker of verzoener of verkenner of weetikveel in hun Wetstratees, herkende ik de gedreven Wilfried Martens van altijd. Hangend tussen een geladen familiale historiek en de plicht van nooit eindigend staatsmanschap.

Je dweepte met Montaigne, vertelde je me. Diens twee werelden. Die van buiten, als burgemeester van Bordeaux. Die van binnen in dat torentje van hem in Château Eyquem waar hij weer schrijver van zijn tijdloze Essais werd, wijsheden in de balken boven zijn hoofd kraste. Hoe je zelf die twee mensen tegelijk was. Die ene, in de Brusselse paleizen van de macht. Die andere in dat voortuintje van je bescheiden huis in de Gentse Van Monckhovenstraat. Aan dat zo zomerse vijvertje daar. De mens die me bij een Stella in de zon heel eventjes iets dieper in het getormenteerde later zo gehavende hart liet kijken. Om alles wat in een leven mensen terugbrengt tot de werkelijkheid van al wat sterke mensen kwetsbaar maakt. Het ga je goed. Doe Johan daar mijn groet, tussen de Englert-Higgsbrokjes.

Sterkte voor jou, Miet. Hij was je grote liefde. Wist ik al van toen je me vol gloed over hem sprak, in jouw flatje daar in Lokeren. Tussen jullie was het zoals in mijn lievelingsverhaal van Marquez.

BRIEFGEHEIMEN.
(Aan Wilfried Martens, gedreven jongentje uit Sleidinge.)

07 oktober 2013

SPIEGELSCHRIFT

MISPLAATST
TRIOMFALISME




Steeds als ik begin te spreken over de schoonheid of de poëzie van de stad, tot in haar donkerste steegjes, waarschuwt een stem in mijn binnenste dat ik niet, zoals een schrijver van de generatie voor mij deed, de schoonheid van Ronse moet overdrijven om daarmee te verdoezelen dat het leven dat ik leid tekortschiet.

Als we onze stad mooi en betoverend vinden, moet ons leven dat ook zijn. Bij schrijvers uit de generatie voor mij die over Ronse spreken werd ik iedere keer als ze weer vertelden hoe duizelingwekkend mooi de stad is, beïnvloed door de betoverende sfeer en stijl van hun verhalen. Maar tegelijkertijd deden zij me er ook aan denken dat ze inmiddels niet meer in het Ronse woonden waarover ze het hadden.

Van hen heb ik geleerd dat elders gaan wonen of tenminste hetgeen wat mooi gevonden wordt van buitenaf bekijken, de prijs is die je ervoor betaalt als je een stad als Ronse met een tomeloos en lyrisch enthousiasme roemen wil.


De tekst hierboven is niet van mij. Hij is van Nobelprijswinnaar voor literatuur Orhan Pamuk. Ik haal hem uit Istanbul. Herinneringen en de stad. Ik heb deze passage waarin hij zijn liefdesverklaring neerschrijft over de Bosporus, nauwelijks gewijzigd. Enkel waar nodig zijn geliefde stad vervangen door de mijne.

Ik las hem dit weekend, terwijl ik op Facebook vanaf vrijdagavond al om de oren werd geslagen met triomfkreten van lokale bestuurders omtrent de heropstanding van de voormalige villa Dewinter-Demeester (voortaan ‘Villa 99’) die hun sociale netwerken lieten vollopen met foto’s in pure Great Gatsby-stijl.

Maanden geleden contacteerde de nieuwe eigenaar ervan (uitbater van Restaurant ‘De Post’ in Gavere) me met de vraag om hem op het spoor te helpen van de geschiedenis van het huis. Persoonlijk ken ik daarover tot op vandaag geen beter standaardwerk dan Stenen Mysteries de zoektocht naar stenen schoonheid van mijn schrijfbroeder Geert Desmytere. (Wie dit pareltje nog vinden kan die zal zich zelf de gelukkige bezitter kunnen achten van een stuk on(t)roerend goed beschreven erfgoed. Doch dit terzijde.)

Ik feliciteerde de nieuwe eigenaar met zijn aanwinst, vroeg hem of het ook de bedoeling zou zijn dat hij dat magnifieke gebouw open stellen zou voor het Ronsese publiek. Ja dus, met nu en dan een of andere mooie activiteit. Het siert hem dat hij vandaag woord houdt met een eerste tentoontstelling.

De hoerakreten van het
achterop hinkend bestuur
klinken vooralsnog zo hol
als de onveilige parking
aan de Steenbrugge
.

De Oude Posterij.
Pinehouse.
De Joly.
De Acte.
Maison D.
Residentie Saint-Martin.
La Peregrina.
Villa Ferrant.
De Oude Zeepfabriek.
Artisanne.
De Oude Sint-Martinuskerk.


Allemaal initiatieven waarbij mooi erfgoed door privé-investeerders van verval wordt gered met een nieuwe soms publieke bestemming. Goed, de waarheid gebiedt me te schrijven dat het bestuur van Ronse (tot voor de crisis en de geldschaarste) ook een inhaalbeweging heeft gemaakt op de gruwelijke ravages die Ronse diep teisterden in het verleden met de renovatie van de Brouwerij en De Ververij.

Ze kunnen het jammerlijk verloren gegane moois niet doen vergeten (verval en weemoed, noemt Orhan Pamuk het) . Denken we maar aan het laten neerslaan van de Patria voor flats. Het met de grond gelijk laten maken van het Cambiertorentje in de Watermolenstraat voor steengruis. Het laten afbreken van het prachtige kasteeltje van Thomaes op de Steenbrugge… in ruil voor een onveilige parking waar je ’s avonds met tegenzin je wagen achterlaat om naar theater te gaan.

Op een moment echter dat het privé-initiatief in Ronse nu dus duidelijk helemaal het voortouw neemt op de holle en voorbarige victoriekreten van het in al die gevallen falend beleid, doen onze lokale verkozenen er vooral goed aan ervoor te zorgen dat ze eerst hun eigen verkiezingsbeloften waar maken en vooral nu niet gaan lopen pronken met de eer die anderen (privé-investeerders) toekomt om hun durf, hun visie, hun inzet en vooral hun eigen geld.

Spookprioriteiten en drogredenen



De as Rooseveltplein-Oud Kerkhof waaraan al die schitterende privé-initiatieven nu ontluiken (La Peregrina, Villa Ferrant en nu dus Villa 99) is één van de drukste doorgangswegen naar scholen en sportzone maar verkeersmatig een regelrechte ramp. En dan zwijg ik over de chaos elders, het Rooseveltplein zelf, het Sint-Martinusstraatje en noem maar op.

Het zal niet helpen dat de ene het op de andere blijft steken of komt aandraven met het deuntje dat Ronsenaars al veertig jaar kennen omtrent de ontsluiting: dat er tijd en geld voor nodig is. Wat mobiliteit en verkeersleefbaarheid betreft een voorbeeld. Toen ik in de zomer ’63 van vorige eeuw (zo oud ben ik, het voordeel daarvan is dat een mens zolang het geheugen blijft wat het is, de dingen in perspectief plaatsen kan) van de trein stapte in Ronse na een scoutskamp met de Ridders van de Fiertel was het eerste wat me opviel dat de hele stad onder de nieuwe witte strepen en vers aangelegde zebrapaden op ovenvers asfalt stak. Op één week: voor het wereldkampioenschap wielrennen. De fameuze Van Looy-Beheytstory aan de Glorieuxlaan.



Negen maanden na de ons beloofde groentoets riskeert de schoolgaande jeugd tot op vandaag aan diezelfde Glorieuxlaan echter nog altijd zijn leven bij gebrek aan…een lik verf die aangeven zou dat het zebrapad aan de Bruul ook dienen moet om fietsers veilig naar de overkant te loodsen. Een detail? Er zijn er honderd. Gisteren, na een optreden met De Gevuigoode Mandolinen aan de Poeters, hoorde ik een bestuurder van Ronse grif bevestigen dat hij zijn eigen kinderen niet op de fiets naar school durft laten gaan.



Triomfalisme om de eigen besluiteloosheid te verdoezelen met het zweet en het geld van privé-investeerders lijkt me derhalve bij deze ongepast. Het kloptongevtwijfeld, ik hoor daar toch van privé-investeerders veel goeds over, dat de nieuwe huidige bestuurders elke nieuwe investeerder in Ronse maximaal ter wille te zijn met optimale service en ondersteuning. Het klopt ook dat bestuurders zich al eens verheugen mogen als ‘het vooruit gaat’. Maar op dit moment gaat het vooral privé vooruit.

Laat ons de zaken vooral dan niet op een hoopje gooien en alles mixen. Het blijft wachten op het echte werk. Het mobiliteitsplan. Het fietspadenplan (nog geen meter fietspad), de renovatie van het Marktje, de Oude Vrijheid, de doorsteek van de Ververij naar de Museumsite, de aanpak van het Stationskwartier. Om nog te zwijgen van de lamentabele toestand van voetpaden, zoals elke Ronse Runner doorheen het Bruulpark en elders onlangs constateren kon.

Voor hun Goed Nieuws Show hebben de bestuurders al hun eigen uitstekende stadscommunicatiedienst en de informatiekanalen die we zelf bekostigen. Hun hoera-kreten om de initiatieven van privé-investeerders klinken stilaan pijnlijk hol tegenover het zich wegstoppen achter telkens weer andere (spook)prioriteiten, het achterna hinken op het voluntarisme en de dynamiek van de privésector. Zonder wie het Sint-Martinuskerkje al lang een parking was.


SPIEGELSCHRIFT.
Mijn blognoten over Ronse.