11 juni 2010

BRIEFGEHEIMEN




Dag Paul. Zeer bedankt voor je brief met kattebelletje. Je uitnodiging voor de presentatie van je tiende roman ‘Elvire’ in ’t kerksken van Louise heb ik inderdaad goed ontvangen. Daarin verzoek je me om mijn GPS af te stellen op ‘La Salettestraat’ te Maarkedal. Doe je goed aan. Als chauvinistische Ronsenaar ga ik er vanuit dat Louise grondgebied Ronse is. Dreigt mijn Hollandsch vriendinnetje ‘Mio van de GPS’ zichzelve te verliezen in eindeloze routeberekeningen, langs Bosrede en Kanarieberg. Om van de Trolstraat nog te zwijgen. Neen hoor, Louise blijft voorlopig Maarkedal.

Voorlopig. Want als burgemeester Thienpont niet uitkijkt met die expansiedrift van zijn collega Crucke van Frasnes, hoort zijn prochie straks bij Weulloonie. Schrijven jij en ik voortaan een Chroenboek. Of een Oewitboek. Of een zoewartboek.

Volgens peilingen in ‘La Voix Du Nord’ en ‘France-Soir’ zitten we op één Kärcherstraal van de aanhechting van Weulloonie bij Frankrijk. Kunnen jij en ik bij wijze van Brabançonne de Marseillaise gaan zingen op het pleintje van Louise. Samen onze boules aldaar pointerende richting doelballetje.

In dat kerkje verrichtte ik als pelgrim recentelijk mijn rituale plichten middels ene persoonlijke handoplegging op de pateen. Ik doe die dingen nu liefst met de hand. Zomaar een full metal jacket van God staan kussen in een kerk, het is niet langer aan mezelve besteed want je weet tegenwoordig nooit waar je als bedevaarder op uitkomt:

Pandemische Mexicaanse griep.
Middelpuntvliedende broncholoïden.
Roterende Rotavirussen.

’t Is niet dat ik smetvrees koester zoals die halfgebleekte jongen met dat maskertje die eruitzag als in een Thriller. Maar zelfs bij deemoedig eerbetoon aan ’t Transcendente wens ik geen enkel risico te nemen op een snelticket naar het hiernamaals. Dit vooral met het oog op het welzijn van mijn Nalatenschap.

Paul, je schrijft me dat Gaby Verzele dat tiende boek van jou presenteren zal. Mooi. Met Gaby zat ik ooit in een 'jury' voor de toekenning van ’t beste gedicht van geheel Ronse. Zonder het van malkander te weten (de inzendingen waren anoniem, zo mag ik toch aannemen) kwamen we samen uit op jouw poëzie. Unisono slaagden we er toen in de andere juryleden ervan te overtuigen dat jouw poëem echt de prijs verdiende. Ik suggereerde toen ook om elk bekroond gedicht voortaan jaar na jaar een vaste stek te geven in het Ronsese straatbeeld. Doch predikte daarmede in de woestijn tegen de Filistijnen. Die hoorden het als het ware van hier tot in Patmos en Efese donderen. Want welke materie dienden ze dan te bezigen als support? Een polyvinylchloride? Een blauwe Scheldesteen? Eén BLAUWE toch niet. Een roze Carrara? Een gele van Steenbrugge? En waar zouden ze het geld halen? Maar zie, de tijd brengt raad en euro's. En bij sommige cultuurmandarijntjes ook enige vergetelheid. Want na zoveel jaren doen ze het dus toch. Staan ze zelfs met 'hun' schitterend idee plotseling in de gazet uit hun nek te kletsen dat Ronse met zo'n blijvende poëziedragers de enige stad van Vlaanderen wordt. Graptjen hé Paul, goed gij! Zijn ze dus blijkbaar al die jaren aan de Gentse Kouter de poëtische précision mécanique van Lut De Block voorbij gelopen. Haastig onderweg naar de Zar(m)a om een cultureel verantwoord sjaalken.

Hoe dan ook, je versvoeten zullen dus binnenkort onder de iets minder verse voeten gelopen worden in mijn stad. Geeft je dat als Schoossenaar geen biezondere voldoening? De schoonheid van je woorden die hier bijdraagt tot de zoete zachtheid van het bestaan. Is dat niet mooi? Je wordt gebeiteld in het collectief geheugen van alle Ronsenaars, al dan niet genoteerd in Het Grote Zottenboek van den heiligen Hermes.

Als er ook maar één hangjongere, tussen twee dealtjes door in ’t Bruulpark, aan je poëzie blijft vasthaken, al zijn brol prompt in de vijver smijt dat de canards ervan gaan rock ’n rollen, diezelfde n’avond nog in bed duikt met Gezelle Gwiedo in plaats van op straat te blijven hangjongen, dan is al je Sisyfusarbeid niet voor niks gewezen, toch?

Je schrijft me dat we nu allebei ons boek uit hebben over de oorlog zonder dat we het van mekaar wisten. Is dat niet zuiver? Uit de korte inhoud die je me stuurt, begrijp ik dat ze bovendien perfect complementair zijn. Als twee puzzelstukken in onze beider zoeken naar Het Goede, Het Ware en Het Scone.

Waarde Paul, je kent mijn waardering voor je schrijven al langer. Al van toen je in 1978 debuteerde met ‘Vogelvrij’, wat later je talent bevestigde met ‘’t Spuigat’ en ik je aan de Koekamer kwam interviewen voor het verdwenen blad Spectator.

Onze wederzijdse sympathie, zo merk ik aan onze toevallige ontmoetingen en gesprekjes, stoelt op de schrijfhonger die we delen en de ervaring hoe moeilijk daarmee te leven valt in tijden van luchtledigheid. Laten we mekaar daarbij vooral niks wijsmaken. Jouw kijk op deze snel veranderende maatschappij is de mijne niet. En omgekeerd. Het mooie tussen ons is echter dat jij en ik daar best best mee kunnen leven.













Want wat hebben jij en ik na al die jaren dolen in het Vlaamse schrijflandschap vandaag geleerd, Paul? Drie dingen.

1. Dat je beter kookboeken schrijven kan.
2. Dat je daarbij een eigen assortiment kruiden dient te voorzien.
3. En casserollen in de Colruyt.

Je schrijft me dat je de inspiratie voor ‘Elvire’ put uit het verhaal van een Vlaamse officier die gekwetst werd, krijgsgevangen is genomen, via Gibraltar in Londen verzeilde, ingezet is bij de landing van Normandië en voor dit alles na de oorlog beloond met vervolging door het Koninkrijk België, wegens zogenaamde collaboratie.

‘De waarheid is’, zo schrijf je me ,‘dat na de oorlog het Belgisch leger moest gezuiverd worden van Vlaamse officieren. Want zo had men al lang vooraf besloten, zo gebeurde. Repressie, broodroof waren hun deel.’

Die grote gedrevenheid om jouw waarheid daaromtrent neer te pennen, siert je. Wat zoude ik willen dat ik als een bulldozer of een graafmachine, net als jij, altijd dezelfde onverminderde kracht blijf putten om al schrijvend steeds weer nieuwe bouwstukken aan te dragen.

Zou onze schrijfbroer Jacques Hoste ook nog bezig zijn? Ik zag hem bij de lancering van ‘De Nalatenschap’ in Oudenaarde, toen ik kronkels zette bij Beatrijs. Schitterend schrijver Jacques. ‘Aangewaaid’, zijn Zuid-Afrikaverhaal over Durban vond ik ook heel de moeite. ‘Bier’ ook en zijn andere verhalen. Maar dus geen kookboeken helaas.

Ik wens je alle succes met ‘Elvire’. Nie pleuen. En vooral niet te somber zijn. Ik weiger trouwens te geloven dat je echt die cultuurpessimist zoude zijn van wie ik in interviews flarden droefenis Om Den Ondergang van ’t Avondland meen te ontwaren. Ach beste Paul, de Grieken zagen al met heimwee terug naar hun gouden eeuw. De Romeinen hunkerden naar de grandeur van de Grieken. Vergilius en Ovidius kickten op hun pastorale idylle. Ook de middeleeuwers verlangden minnestrelend – met dank aan de Arabieren die Aristoteles naar hier terughaalden – naar de terugkeer van de grote Griekse glorietijden. Ik lees dat hier allemaal in ‘Leve de Vrijheid. Hoe ontkom ik aan de cultuur van het moeten’ van Tom Hodgkinson (bij Meulenhoff).

De dingen mogen er dan misschien minder mooi uitzien dan ik ze in één of ander - Ronsies - liedekijn wil verzinnen, ze ogen allicht ook lichter dan jij ze donker kleurt, mijn gedacht.

Zou Jacques Hoste kunnen koken? Laat ons samen dat recetteboekje schrijven. 'Konijn met pruimen'. Jij bezorgt ons een dartel konijntje met bright eyes, gestroopt en klaar voor de braad. Zal ik ondertussen pruimpjes plukken. Jacques zorgt voor de marinade, met Liefmans Gouden Band. Doén we gewoon. Anders wint die Piet Huyzeprut straks ook nog De Gouden Uil à l’Estragon.

(Aan Paul Baekeland)

‘Ongefrankeerde Correspondentie’.
Copyright Stef Vancaeneghem.



09 juni 2010

BRIEFGEHEIMEN





Dag Carlos. Hoe was je gesprek met Walter van den Broeck over ‘Walden’, zijn nieuwe roman op vraag van Boekhandel Corman? Liep het naar je wens, daar op de dijk van Oostende?

‘Walden’. Twee jaar . Twee maanden. Twee dagen. Precies zo lang heeft Henry David Thoreau in die door hemzelf gebouwde blokhut gewoond.

‘I went to the woods because I wished to live deliberately, to front only the essential facts of live, and to see if I could not learn what it had to teach, and not, when I came to die, discover that I had not lived. I did not wish to live what was not life, living is so dear; nor did I wish to practise resignation, unless it was quit necessary. I wanted to live deep and…to put rout all that was not life…to drive life into a corner, and reduce it to its lowest terms.’ (Walden, or life in the woods’.)

Moet het ons verwonderen dat de discipel van Ralph Waldo Emerson zelf bewonderd werd door Tolstoi maar ook door Gandhi, die zijn concept van burgerlijke ongehoorzaamheid in praktijk bracht. Daarmede zijn land bevrijdde van het Britse imperialisme? Om van Mandela te zwijgen. Wat weten we toch veel, vooral: dat we niks ’n weten.

‘Resistance to civil government’…’Civil disobedience’.
De eindeloze zoektocht naar wat authentiek en essentieel is. Het schrijven als ontdekkingsreis. Net zoals voor Emerson, is voor Thoreau de samenleving met haar strikte regels en haar vastgeroeste tradities de vijand van eenieder die authentiek wil leven.

‘The only obligation
which I have a right
to assume is to do
at any time
what I think is right.’

Thoreau’s extreme inividualisme belette dat hij, zoals zijn vroegere voorbeeld Ralph Waldo Emerson, een publieke persoonlijkheid werd. Terwijl Emerson zowel voor zichzelf als voor iedere Amerikaan trachtte te spreken, schreef Thoreau vooral voor zijn eigen zichzelve. Zo ken ik er nog. Ofschoon hij de stelling onderschreef dat de authentieke inzichten van een schrijver ook betrekking hebben op de anderen, was hij nauwelijks in zijn medemens geïnteresseerd. Zo ken ik er nog meer.

Schrijven voor een mega-yacht.
Voor de Porsche van koeketien.
Voor een loft. Met Zen blafeturen.

Voor Thoreau biedt de natuur toegang tot het goddelijke. Maar ze wemelt van tegenstrijdige belangen, laat zich zomaar niet met Het Hogere verzoenen. De enige zogenaamd transcendente harmonie die Thoreau in Walden vindt is die van de steeds terugkerende cyclische bewegingen. Zoals de seizoenen, die hij als structuur voor zijn boek bezigt. Uiteindelijk is het resultaat van zijn zoektocht mager.

Tout ceci pour votre gouverne monsieur.
Il n’y a pas de quoi, ’t is geerne gedaan.

Hopelijk hebben die ‘Moules Parquées’ in het ‘Hotel Du Parc’ na gesmaakt. Was er dus gaarne bij geweest. Ook om Walter van den Broeck persoonlijk te bedanken omdat hij ‘De Ommegang’ in den bijbelschen Humo bij de eindejaarsvragen durfde aanprijzen nadat hij gekraakt was door de efemere mandarine van de Standaard der (L)Etteren die me pakte zoals een speler van Standard een speler van Anderlecht neerlegt: op de man dus.

Die Corman-boekhandels van Oostende (vooral) en Knokke, zijn de laatste echt Belgische boektempeltjes. Dit na het jammerlijke verdwijnen van Herckenraedt op de hoek van de Gentsche Veldstraat recht tegenover Bloch. Zelf ook al bezweken voor één of andere Immobilière Gantoise. Tout se perd, Albert.

Als ik op mijn Fuji (type ‘Roubaix I’. De ‘Renaix ’88’ van Maurizio Fondriest bestond helaas nog net niet, anders: dat zie je van hier ) door Moeren en Polder zwoeg, trap ik er altijd even henen, naar Corman. Op zoek naar onvergankelijke oeuvres van pakweg Margrietje de Crayencour. De malheuren van Justine door Seigneur Donatien Alphonse François markies van Sade, of de boeken der geneugten verzameld door Catherine Breillat mogen me in deze tijden van verstarring, verknorring en verkleutering ook wel bekoren. En niks beter dan een lekker 'Armageddon' van de goede Kurt Vonnegut om je te wapenen tegen de ondraaglijke wreedheden van deze tijd.

Alles is dus al geschreven. Wat zouden jij en ik daar nog aan toevoegen? Tenzij een vrij blijvende pennenkrul, als tijd-verdrijf.

Loopt het voor de rest een beetje met dat schitterend Magnum Opus van je over Roger Raveel? Ik durfde het nauwelijks bepotelen toen ik het even in de handen mocht houden van een trotse bezitter die er vele euroots voor had neergelegd. Zo schoon, zo mooi. Raveel verdient zo’n turf. Jij ook. Het beste is niet goed genoeg.

(Dat die snoeper met zijn kast op wielkes van Machelen-aan-de-Lys in zijn nadagen nog een lief van dertig lentes minder aan zijn penseeltje strijkt , hola minuutse: respect).

Dondeyne, ik quadder hier rond op één van de niet gezonken eilanden van Atlantis luisterend naar de gezangen der Griekse schikgodinnen. Het steekt me dat ik doodgemoedereerd voort zit te schrijvelen op de lava-keien van de slaperige vulkaan terwijl Jotie, Wim, Johan de Styx al lang over zijn. Wim godver. Eén stonde voor de presentatie van ‘De Nalatenschap’ aanvangen zoude boven de Kwaremont (je kent het daar van het feestje dat we er ooit samen bouwden na ‘Zonde van Nini’) mailt hij me dat hij niet ‘n komen kan: omdat hij dood gaat. Dondeyne moatse, kan je je voorstellen hoe een mens zich dan wentelen moet om te blijven glimlachen?

Jaja nieuw boek.
Het tiende al jawel.
Zeer zeker, mooie avond.
Veel volk in de winkel.
Mijn hand doet er zeer van.

Ik verzeker je, al die dierbare doden om je heen. Dat werkt op je gendorfienen. En Claus, onze anti-heiligheid van Cavaillon-Les-Melons, is er ook al niet meer. Om ons bijwijlen enige vertroosting te bieden. Met zijn brille, zijn franc parlé, zijn verve. Weet je nog toen we samen die opnames ‘kofferden’ van ‘De Leeuw van Vlaandren’? Schoenaerts in maliënkolder, Pieter de Conink zijnde, die ‘noch vel fijfteg stuks lekkere Boerchonje wist lichen sullen ve die samen kraken Hucho?’

Nu en dan stap ik langsheen zijn vroegere hoeve (‘het huis van Claus’) aan Ten Hole, te Nukerke alwaar volgens de boeren de deernen daar in hunnen zondigen bloten leefden . Dan denk ik aan dat sonnetje van hem met erin zijn wegzakkende onderbroek, zo breedgerekkerd als in een tekening van Wolinski. Of aan dat ene zinnetje wat den minnaar tegen zijn geliefde prevelt op het oorkussen van den duivel. Wat verderop, aan het Bakkersbos, hangt er aan de gevel van een fraai galerietje een poëemke van hem. All we are: words in the wind.

(Wat had hij nu van moois geschreven over de kardinaal die van Kanegem komt en dus van niet ‘n wet? ).

Beter ware geweest dat je dat typoscript van ‘Zonde van Nini’ nooit aan die goede - ook al dode - Roger Binnemans had bezorgd. Zat ik hier nu net als John B in een sloopie vol Albanese sijsjes ter kapren varend. Naar één van de wondermooie blauwe Cyclades waar je de zon ziet zakken in de zee, op vraag van de uitbater van restaurant ‘Panorama’. Wie schrijft er nu vermeende brieven, zijn gat verbrandend aan bloedhete keien, den weidschen blik gerichtet op de ‘Unique Sunset from the Caldera?’

Ik, Vlieghe dus. My name is mouche. Eén van de twaalf apostelen van Louis Seynaeve, ons aller meester. Het ga je hoet! Blijf vooral schrijven. Over De Kunst. Over de schrijvelanterfanters en de bohémiens en ander canalie: goed volk kom. Ik denk dat ik hier op jouw gezondheid een lichte verfrissching tot mezelve neem in afwachting van de splitsing van Bart De Wever.

(Geeft u me ondertussen misschiens een kruisken. Zoals de heer Lateur vroeg aan zijn vriend de heer André Demedts des ‘s avonds voor het sterven gaen. Doe het zo als jij het op lange redactie-avonden onnavolgbaar mimeerde. Mét tremelo en trillip).

Vooral geen moeite doen om op mijn epistel te antwoorden. Ik fiets je deze zomer echt wel een keer tegemoet langsheen Schelde en Leie. Gaan we samen naar Raveel zijn schoons kijken. Ik bedoel zijne werken.

Niet dat kerkje, nee. Heb hier al genoeg blauwe koepeltjes op het netvlies gebrand gekregen. Al dan niet digitaal.

Raveel heeft, zoals je weet – wat zijn we graag belerend voor malkander- voor zijn tempeltje de mosterd gehaald bij de heer Matisse Henri. En dat was dus géén wielrenner uit de ploeg van Raymond Poulidor in de wielerkoers Toulouse-Lautrec. Zoals Bardot Brigitte ten onrechte verklaren zoude aan Jacques Chancel van France Culture.

Dat werkje in dat kerkje daar van mijn schoolmaat Jan Leenknegt, dat wil ik wel eens zien. Alle werk van Jan wil ik zien. Altijd. Een schoorsteen. Een blom. En menig woudvogelkijn. We zijn ons min of meer aan ’t verzoenen Jan en ik, want:

life is very short
and there is
no time
for fussing
and fighting
my friend.

Een stevige woordenwisseling onder vrienden behoort altijd tot de mogelijkheden , vind ik. Kwestie van de stoom af te blazen. Maar eeuwigdurende vetes, nee. Daar zijn we dus ook alweer te oud voor.

Helemaal boven in het boerengat Pyrgos heb ik de ultieme oude Helleense wijze ontdekt. Wijzer nog dan Diogenes in zijn ton die aan Alexander (De Grote, de kleine De Croo moet eerst nog wat boterhammen eten) vroeg of hij zich uit zijn zon zoude willen verwijderen. Zit daar op een stenen bank. Ezeltje naast hem. Samen wachtend op ’t langs lopende schoon vrouwvolk. Tilt de dametjes op zijn lastdier. Foto. ‘You can give what you want.’ Kassa.

Aan de lopende band vrouwen knijpen en als het even kan zich in de luwte door hen ook nog 's, rijm het zelf verder maar uit grote jongen ik hoef je niks te leren. Dit alles in de schouwte van een driehonderdjarige olijfboom. De enige mens op heel Hellas die met zijn onderneming nièt failliet gaat. De anderen betalen 22 percent rente aan de bank, zo verneem ik bij de aanschaf van een beëdigde lavasteen voor op de schouwmantel.

Ik heb hier ook, op bouzoukimuziek van Mikis Theodorakis, een koffietje genuttigd met de minzame heer Marc Stassyns, gewezen sportbestuurder van Woutertje Vandenhaute en Mark Uytterhoeven. Zijn jongens vergeten hem niet, ook niet nu hij VRT-bonze af is. Mooi zo. Ze nodigen hem al eens uit in De Karmeliet, Brugge. Niet zoals de zetbazen van vakbonden en grootkapitaal, (wat uiteindelijk krek hetzelfde bleek), die jij en ik in het zweet onzes aanschijns bij dag en bij nacht hebben gediend in hun verzuilde gazetten en hun vervuilde marktaandeelblaadjes en die ons nu niet meer ‘n kennen.

Heb het samen met de heer Stassyns over zijn compaan (net) wijlen Jan Wauters gehad. En dat op het moment dat die wereldbeker begint op een pedaalstoot van zijn Victoriaanse voordeur aan de Tafelberg. Ik voor mij wint Argentina. Ik hoop het voor Pluisje. Ik gun het hem. Geniet nu al van de pathos. De melo. Den dramatiek.

Dju Dondeyne, het leven heeft van die kronkels. De dood ook. Hou je haaks schrijfbroeder. Hou vooral die met zijn zeis op afstand. Schrijf hem van je af. U gelieve nog even te blijven leven.

(Aan Carlos Alleene).

‘Ongefrankeerde Correspondentie’.
Copyright Stef Vancaeneghem.

DE BENIEUWDE RONSENAAR

EXCLUSIEF NIEUWS:
SUPERPRESTIGE BOVENOP DE HOOTOND!












De Hootond wordt op 12 februari - en voor tenminste drie jaar - het prachtige decor van het internationale veldritcircuit aangevoerd door champ Sven Nijs. Dat verneem ik zopas exclusief uit goede bron. Het parcours aan de Zandstraat komt er ter vervanging van de wedstrijd in Vosselaar.

Ronsenaar Tom Van Damme
Big Boss van Belgisch Wielrennen




Dit heuglijke wielernieuws komt bovenop de verkiezing van Ronsenaar Tom Van Damme (foto), zoon van de Ronsese oogarts, eerder deze week tot voorzitter van de Belgische Wielrijdersbond. Al heeft het ene nieuws totaal niks met het andere te maken. De organisatoren van Vosselaar houden er na tien edities mee op en de vrijgekomen datum was dé unieke kans om het razend populaire internationale veldritspektakel naar de Zandstraat te halen: 'bauvenoop den Huutond'... Een schitterende plek aan 'de muilie zonder wieken' die ook prins Filip en zijn gade Mathilde vermag te bezoeken.

Nadat Maurizio Fondriest op Pasen boven de Kruissens zijn nieuwe fiets kwam presenteren op de plek waar hij in '88 wereldkampioen werd, maakt nu ook de Hootond zijn wielerfaam helemaal weer waar.