09 januari 2012

DE RECONSTRUCTIE

1. Mega Bonux

De zekerheden waren nog zeker. Dexia heette 'Het Gemeentekrediet' met veilige kasbons. Fortis was de 'ASLK' met een spaarboekje dat oogde als een notariële akte en waarop je van kindsbeen af na nieuwjaar al je zakgeld dropte. Inbev was 'de Stella Artois'. Een Mega Bonux was een doos waspoeier. Met speelgoed erin.

God keek je aan met een boos cyclopenoog vanuit zijn houtsnijwerk boven de Surdiac van je bompa. De koning lachte je toe op koekendozen. Hij droeg een zware zwarte bril zoals de gitarist van The Shadows. Hij speelde eerste viool in zijn rijk. De akoestische gitaar liet hij over aan Soeur Sourire die ‘Dominique Nique Nique Nique’ zong in de hitparade van Amerika. Hoewel DSK er lang nog niet aan de slag was als bestierder van het Internationaal Monetair Fonds.

Boudewijn was een vroom man. Als hij met zijn kevertje in gezelschap van kardinaal Suenens langs de Vlaamse wegen toerde, er aan een oude hoeve huis of stronk Maria tegenkwam en zag dat er iets los zat, geen vijs of zo maar een oude dakpan, dan kroop hij zelf op risico van zijn eigen koninklijk bestaan op het gammele dak, trok hij de pan weer in de haak.

Toen hij jaren later de weg van alle vlees ging nadat hij op het dakterras van zijn buitengoed in Mortril onwel was geworden, wilden de mensen hem op zijn begrafenis in de Sainte Gudule al meteen heilig verklaren omdat hij geweigerd had de abortuswet te tekenen. Hij had even de andere kant op gekeken, terwijl premier Wilfried Martens deze heidense klus klaarde. Als gewetensbezwaarde katholieke koning dien je altijd te kiezen voor het minste kwaad. Bijvoorbeeld in Kongo voor de godvrezende CIA-marionet Désiré Mobutu, in de plaats van voor de volkse voorman Patrice Lumumba.

Een Filippijns meisje dat uit haar zondig bestaan was gered vertelde op de begrafenis van de koning dat ze hem missen zou. Will Tura ook, zou hem missen. Hij zong het.

‘Ik Mis Je Zo.
Ik mis je meer en meer.
Ik mis je zo.
Ik mis je keer op keer.’

Iedereen was ontroerd. En miste hem zo. Meer en meer en keer op keer. Behalve Jean-Pierre Van Rossem die ‘Leve de Republiek!’ schreeuwde. Een rock ’n roll-attitude die volgens senaatsvoorzitter Frank Swaelen het parlement onwaardig was. Waarop de republikein in verzekerde bewaring werd genomen en even later weer vrijgelaten werd. Er waren nog zekerheden ik zei het je toch.

De Ronsese socialisten bestuurden al jaren de Koningin der Vlaamse Ardennen vanuit het Feestpaleis waar het alle dagen carnaval was. Zelfs de patron speelde er accordeon. De socialisten waren voor Leo Collard en tegen het zieltje van het kind. Ze scholden je uit voor kaloot als je in de processie Kindje Jezus was. Of wanneer je de Rerum Novarum-optocht voorging. De knotwilgenscheut torsend voor de meiboomplanting aan Wittentak. In de Wijnstraat liepen ze je na en schreeuwden je toe dat als je dood gaat er gewoon gras je buik groeit en tengels op je gat. En niks geen hemel of geen hel.

Het was not done om van zuil te ruilen. Tenzij op zondagochtend in de Sint-Hermeskerk. Pluralisme was een woord dat nog niet bestond. En als het dan veel later toch al mode werd: hoe dan ook niet te vertrouwen. Pluralisme was van alles een beetje en eigenlijk niks. Voor slappelingen.

Eugène Soudan was de mythische staatsman van alle Ronsese socialisten. Hij had gedaan wat hem te doen stond als burgemeester van Ronse in oorlogstijd. Hij was eerst naar het zuiden gevlucht dan opgepakt door de nazi’s, weggevoerd naar de kampen waar hij de kampoverste dankte voor de goede behandeling van de Ronsenaars, bevrijd door de geallieerden en teruggekeerd naar Ronse. Hij kon door de geschiedenis van stad en staat als groot staatsman.

Bij de katholieken lag het een ietsepietsje anders. Er waren diepe wonden geslagen na het collaboratieburgemeesterschap en de executie van Leo Vindevogel. Dat het Middenbestuur van de Volksbond de voorman nog voor zijn proces in een stemming desavoueerde werd door zijn aanhangers geïnterpreteerd als verraad. Terwijl de Volksbonders met de stemming daarentegen wilden duidelijk maken dat Vindevogel zijn eigen gang met de nazi’s was gegaan zonder zijn achterban te raadplegen en daardoor de statuten van de Volksbond had verraden. Het gaf rancunes en haat die de geschiedenis van Ronse in de tweede helft van de twintigste eeuw en tot op vandaag zwaar zouden bepalen.

Maar ook onder de Vlaamse en Franstalige katholieken kwam het na Vindevogel nooit meer goed. Patriamensen en Volksbonders zouden mekaar nooit nog het licht in de ogen gunnen. En er was voordien zo al geen overschot.

Jacques Piessevaux kon dan nog wel als minzaam verzoenend man burgemeester worden de tous les catholiques, de definitieve breuk zat er al aan te komen en ze kwam er. Voorlopig ging het om de splitsing van het onderwijs. Bart De Wever zat nog in de savooien.

Eerst was er een taalwet die van Ronse een faciliteitenstad maakte. Als Ronsese schoolboy zou je gauw genoeg gaan merken wat dat betekende. De makker uit Maulde die je tot gisteren nog op de schoolkoer elke ochtend hartelijk begroette met ‘ça va biloute’ werd plots een soort ‘vijand’. Gaandeweg geraakten je wonderjaren helemaal gekleurd door het groen-wit van Renaix Bilingue. Versus het geel zwart van Ronse-Vlaams. Het kon je worst wezen. Je was verliefd op een meisje dat Frans sprak thuis. So what. Maar zoals voordien zou het nooit meer worden.

‘De Reconstructie’. Een digitale tijdreis.