12 maart 2019

ONBESCHRIJFELIJK

DE KRACHT VAN VERWONDERING



Iemand pretentie verwijten lijkt op iemand een snob noemen. De twee termen lopen vaak door elkaar heen maar ze zijn net even anders. Een snob is bijna altijd pretentieus. Iemand die pretentieus is, hoeft daarom nog geen snob te zijn. Snobisme is denken dat je beter bent dan de rest. Pretentie is denken dat je beter bent dan jezelf. Snobisme is bedrog. Pretentie is zelfbedrog.

In zijn klassieker La Distinction zet de Franse socioloog Pierre Bourdieu economisch kapitaal tegenover cultureel kapitaal. Dat laatste is onze persoonlijke verzameling van kennis, competenties, sociale netwerken en opleidingen waarmee we ons onderscheiden van anderen en onze sociale positie kunnen vestigen of bevestigen. De wisselwerking van economisch en cultureel kapitaal vormt dan onze habitus: de opvattingen en instellingen die we binnen onze sociale klasse als vanzelfsprekend beschouwen. Onze habitus bepaalt wat we chic en wat we ordinair vinden.

Volgens Bourdieu is goede of slechte smaak het ultieme machtsmiddel tussen de verschillende klassen omdat het toekennen van smaak onuitgesproken gebeurt. Voor iemand binnen een bepaalde habitus is het evident, voor iemand daarbuiten is het onzichtbaar. De klasse van Mandela, de vulgariteit van Trump.

Cultureel kapitaal kan je niet kopen. Je kunt bijvoorbeeld wel een loge huren in de opera. Cultureel kapitaal zit echter niet alleen in die loge maar vooral in de combinatie van weten wat wanneer speelt, hoe je de muziek kan waarderen, welke voorstelling beter is dan de andere en waarom.

Distinctiedrift.

Pretentie kan ook een rabiaat element bevatten. Meer bepaald wanneer ze als een sociale promotie wordt ervaren, een beschavingsproces. In die sociale upgrade wordt de streber ertoe veroordeeld zijn taal te verraden en te beschamen, zijn lichaam, zijn smaken, zijn roots, zijn familie, zijn gelijken, soms zelfs zijn moedertaal. Sociale mobiliteit creëert aldus een permanent spanningsveld tussen de ‘gedistingeerde bezitters’ van cultureel kapitaal en ‘pretentieuze uitdagers’ die het wensen te bezitten.

Doordat de uitdagers het cultureel kapitaal erkennen en proberen te bemachtigen (de cultuurgoederen) of te imiteren (in duurzame posities en dure gedragingen ) wordt het voor de bezitter gaandeweg gepopulariseerd en daarmee gevulgariseerd. Het oorspronkelijk cultureel erfgoed boet daardoor in aan immateriële waarde. Het gevolg is dat de bezitters op zoek gaan naar weer nieuwe smaken, producten en gebruiken die hun uitzonderlijke status op alweer andere manieren moeten onderstrepen. In die zin is pretentie dus zelf de drijvende kracht achter … pretentie. Het levert een estafette van distinctiedrift op.

Bourdieu schrijft La Distinction in 1979. Hij spreekt over leraren, journalisten, intellectuelen en bankiers, politici en arbeiders, de petite bourgeoisie, de haute bourgeoisie. Alsof dit redelijk vast omlijnde groepen zijn met vast omschreven gebruiken en culturele smaken die elkaar op een logische manier opvolgen.

Inmiddels zijn die sociale klassen echter allang niet meer zo vast omlijnd. De culturele elite gaat bijvoorbeeld niet langer hand in hand met de financiële elite. Sociale klassen zijn ook minder gesloten omdat hun sociale mobiliteit veel vanzelfsprekender is geworden. Honderd jaar geleden was dat nog anders. Toen werd de top van de piramide bevolkt door de leisure class : landeigenaren die weinig bijdroegen aan de economische productie omdat ze al generaties lang genoeg geld hadden om te doen wat ze wilden.

Meritocratie is vandaag het nieuwe toverwoord van de global elite. Hun dominante ethos draait om zo veel mogelijk studeren, zo hard mogelijk werken. Van het geld dat ze hebben, kopen ze dan tijd. In de nieuwe meritocratie is dat het enige wat ze niet hebben. Dus kopen ze tuinmannen, kinderjuffers, huishoudsters, accountants en advocaten die hun werk uit handen nemen. Als dit meritocratische tijden zijn, dan is pretentie daar een uiting van. Het is een doelbewuste poging jezelf een grotere waarde toe te kennen, meer kunde uit te stralen in een poging jezelf te bewijzen.

No filter.

Maar uiteindelijk kun je niet over pretentie praten zonder het over authenticiteit te hebben. Authenticiteit lijkt bij uitstek een hedendaags streven. Het is het verlangen om als #No Filter door het leven te gaan . Volledig vertrouwend op je eigen persoonlijkheid. Authenticiteit lijkt daarin het tegenovergestelde van pretentie. Existentiële filosofen, van Jean-Paul Sartre tot Kierkegaard en Nietzsche, probeerden al te formuleren hoe de mens zou zijn zonder al de restricties van staat, religie en cultuur om hem heen.

In de achttiende eeuw werd de zoektocht naar authenticiteit voor het eerst grondig geformuleerd door Jean-Jacques Rousseau. Mensen worden ongelukkig als ze zien dat anderen meer hebben dan zij of hoger gewaardeerd worden. En dus gaan ze vleien, overdrijven, veinzen, liegen. Beschaving wordt aldus een façade van beleefdheid die niet alleen camoufleert wat we écht willen van de mensen om ons heen maar ook voor onszelf.

We gaan de geschreven en ongeschreven regels van sociaal verkeer aanzien voor wie we zijn en wat we willen, waardoor we niet langer nadenken over wie we écht zijn, wat we het liefst willen, los van de sociale conventies. Authenticiteit is iets wat we op een of andere manier zijn kwijtgeraakt maar dat blijft opspelen in een schuldgevoel, naar wie we geworden zijn versus wat we hadden kunnen zijn.

Elke generatie heeft van X tot Nix geprobeerd dat rollenspel te doorbreken, een eigen moraal te zoeken, los te komen van de mainstream. In de fifties en sixties probeerden de beatniks het (Kerouac, erna Dylan), de provo’s, de hippies, bhagwan. Dan volgden de punks, de skaters, de gabbers. In de jaren negentig zetten de jongeren zich af tegen de bourgeoisie door zich te verhullen in hedonisme, cynisme , ironie (Génération désenchantée. Tout est chaos.) .

In het nieuwe millennium zo noteert Joost de Vries (de auteur van Clausewitz en De republiek bekroond met de Gouden Boekenuil) het in zijn ovenvers (h)eerlijk scherp essay ‘Echte pretentie’ verkoos de mondaine, bohemian hipster ambachtelijkheid boven massaproductie, identiteit boven gemeenschap, persoonlijk zelfbewustzijn boven (politiek) massaprotest.

Maar in plaats van dat die excentrieke keuzes iets fundamenteels veranderden aan the powers that be deden ze weinig meer dan simpelweg nieuwe afzetmarkten creëren. Elke vorm van zelfexpressie gaat uiteindelijk gepaard met een vraag naar zelfexpressieve schoenen, meubels, pyjama’s, baardverzorgingsproducten, 'eerlijke koffie', 'slaafvrije chocolade'.

En zo werd die authenticiteit geen werkelijke kracht maar gaandeweg een stijl, een ethos. Eentje die telkens met speels gemak gekaapt kon worden door reclamemakers. Want authenticiteit is tergend traag, omdat het steeds nieuwe dingen moet ontdekken terwijl de vrije markt die dan alleen leep hoeft in te halen.

Om de dingen nog ingewikkelder te maken is er met het internet voor de mens een dimensie bij gekomen om op een geheel nieuwe manier naar zichzelf te kijken. Nooit eerder zijn individuen zo bezig geweest met hun zelfpresentatie als wanneer ze door hun sociale media swipen en met minutieuze aandacht zorg dragen voor de glamour van hun stralende online persona.

Onze mediacultuur eist totale transparantie. Ze vraagt tegelijkertijd om een permanente performance. Dat is uiteraard een onverslaanbare paradox. Niemand denkt dat Instagram het echte leven toont. Het nadrukkelijke streven naar echtheid overtuigt ons niet. Het maakt alleen het streven zo zichtbaar.

We weten nochtans dat authenticiteit bestaat… omdat we het missen. Steeds vaker voelt authenticiteit echter aan alsof je in een dynamiek zit waarin je van elkaar weet dat iets niet echt is terwijl je elkaar toch in je waarde laat. Je weet dat iemand de authenticiteit die hij uitstraalt niet kan waarmaken. Maar je ruikt die ‘zweem van waarheid’ en besluit je ongeloof op te schorten.

Authenticiteit wordt op die manier een rekbaar begrip. Zo kom je tenslotte terug bij de vraag of pretentie dan het tegenovergestelde is van authenticiteit. Niet dus.

Wat is pretentie dan wel? Het is het moment dat de rekbaarheid knapt en je ongeloof niet langer kan worden opgeschort. Dan hou je de eer aan jezelf en ga je gewoon verder je eigen gang. Los van klieken, clubjes en clans. Ver van het Romeinse circus, de hele maskerade rond de papa van Delphine , foute voetbalmakelaars, prutsende dopingsporters, identiteitspredikheren, zedenprekers, doemdenkers, believers, non-believers, brulboeien en veel belovenden omtrent een identitair Utopia met muren errond. Met hun voorgelogen beloofde land van gepasteuriseerde melk en gezuiverde mensen. De echte pretentie is die van collectief zelfbedrog.

‘Echte pretentie’. Joost De Vries. Das Mag.
Illustratie: Sublieme schoonheid van Dirk De Keyser.
Foto met dank aan Lieve & Piet Willequet.