03 juni 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (96)

KWART VOOR ACHT AAN DE BELLEMAN

‘Zondag kwart voor acht. Belleman’, schrijft mijn vriend Crépin de Beauregard me. ‘Het zal rap weer gepasseerd zijn’, antwoord ik hem. Je moet Ronsenaar zijn om te weten, te voelen, te begrijpen waarover we het hebben. Waarover? Daarover.

Ignace Michaux is een welgekweekte jongen. Hofdienaar van Albert & Paola. Staat hoog op de lijst van de tsjeven voor oktober. En wat doet zo’n jongen als Ignace? Hij vleit zijn koninklijk achterwerk op de stier van Man bijt Hond. Laat zich met zijn nobele delen in het koele water mikken. Prijst voor televisiekijkend Vlaanderen snel eventjes de Fiertel aan. Waardigheid van het koninklijk ambt? Mon cul tout mouillé, votre majesté. Fiertel gaat voor.

Kijk, ik vond Ignace eerlijk gezegd aanvankelijk een stijve hark. Maar een jonge Ronsenaar die zichzelf nog zo weet te benatten om onze Fiertel aan te prijzen, die steelt mijn hart. In het royale pak gesteven of niet: schuune Ignace, wried schuune ees dat gamenk. Maar. Mais. But. Aber. Je hebt jezelf voor niks in de troebele wateren gemikt. Hoe kan je Vlaanderen immers in welgeteld 28 seconden (of hoeveel waren het er?) diets maken wat het Fiertelgevoel voor een Ronsenaar echt betekent?

Dat Fiertelgevoel heeft immers alles te maken met wat je vindt noch voelt in de bucolische droomlandschappen van Dwars door Brakel of de Omloop van Kluisbergen.

Het Fiertelgevoel heeft alles te maken met datgene wat Crépin me in zijn jaarlijks appel net niet schrijft, doch wel stilzwijgend bedoelt. Met dat alles wat hij en ik en de andere wieties achter dat schrijn niet kunnen uitspreken. Met alles wat Ronsenaars van hier of in ballingschap op Drievuldigheidszondag weten, voelen, kennen.

Het is dat weerzien. Het is het lijfelijk aanvoelen op die ene magische dag dat Ronse een stad is zoals er geen ander is. Soms zien we hier als Ronsenaars in onze Fiertel dikke vedetten of grote staatslieden langs komen lopen. Soms zien we dames en heren van stand overladen met honneurs en andere blageurs geeuwen en glunderen van zelfvoldaanheid in hun koets. Ze weten het niet. Ze voelen het niet.

Het gaat ons als Ronsenaars om de krieboos ien oes herte en ien oezen boak.

Het gaat ons als Ronsenaars om onze vrienden die er ooit bij waren en nu niet meer.

Het gaat ons als Ronsenaars om het genoegen er zelf wel nog eventjes bij te zijn en morgen misschien niet meer.

Het gaat ons om het voorbije leven, om de levenden, om het nieuwe leven.

Het gaat ons om alle mini-Ronsenaartjes die nu nog ten onrechte de duivel vrezen doch dra met pa hun eerste Fiertelkilometertjes zullen afmalen.

Het gaat ons om het blij weerzien.

’t Ees lange lijn.

Hoe eest?

Oost 'n betsie goet.


Het gaat om Ronsenaar Pierre D’Hondt, de baas van het Kernenergiecentrum van Mol die in het televisienieuws koning Albert explikeert wat gesplitste atoompjes zoal vermogen maar die zondag fideel zijn Fiertel afmaalt.

Het gaat ons om dat unieke moment, Ronsenaars van hier en elders. Tuupe vuir Ronse. Laat ons met zijn allen gewoon maar Ronsenaar zijn. Niks meer, niks minder.

Ja, om kwart voor acht aan de Belleman, vriend Crépin. Het zal rap weer gepasseerd zijn. Joggings of stapschoenen? Okee, ik stel je die vraag elk jaar. Maar jij met je verhalen ook altijd over die olijfolie tussen je tenen en aan je ballen tegen de blaren en tegen de wrijvingen. (Mag het Bertoli met fruitaroma zijn, of is dat erover?)

Heilige Hermes bid voor ons het zal nodig zijn.

01 juni 2006

VADER DAG

17. Gisteren was je er. Heel eventjes. Een glimp van jou op mijn netvlies, in mijn hoofd, in mijn hart. Ze toonden een televisiefilm over de Franse verzetsheld Jean Moulin. Ik zag je daar rondtoeren, in je zwarte Citroën Traction. Als mijn persoonlijke verzetsheld kwam je de Generaal de Gaullestraat oprijden. Voor de kapel stapte je uit. Op de lippen de triomf van de man die ze stijfhield. Ze hebben je de nacht door gemarteld in de Commandantur. De burgemeester had je een geel kaartje gestuurd: ‘Gelieve u aan te melden op mijn Bureeel.’ Jij, met je beste pak aan. Op maat gemaakt bij Huis Georges Boucquet. Voor de communie van je eerstgeborene.

Elektriciteitsdraden. Koud water. Dreunen. Dreiging. Kluisters. Geschreeuw. Niks heeft je klein gekregen. Niemand is verklikt. Noch codenaam Renaud, noch codenaam Renard. Niks wijst er vandaag nog op dat je net je donkerste Nacht und Nebel van je bestaan achter je hebt liggen. Je moest en je zou de communieviering halen in de kapel van het College van de Heilige Antonius van Padua. Hoe je het klaarspeelde om weg te geraken uit de kelders van de beschaving, vertelde mijn film me niet.

Jean Moulin eindigde als een wrak in een beestenwagon, onderweg naar hun Zyklon B- stortbaden. Gott mit uns. Jij stapt vrolijk uit je Traction, legt teder je arm op het linkerschoudertje van mijn oudste broer. Grote broer straalt van blijheid. Dit is de dag waarop Jezus tot zijn ziel toetreden zal. Waar zat God toen Moulin krepeerde in zijn wagon? Op de verkeerde plek op het verkeerde moment. De alziende god wou het niet zien wat ze met hem deden. Noch met Théodule D. Noch met de andere verklikte verzetsjongens. Noch met zes miljoen joden. De Alziende was op dat moment stekeblind voor zijn schepselen. Verblind door zijn eigen goddelijke schone schijn. Ich habe es nicht gewusst. Zijn Zoon had hij al eens gestuurd. Het had niet mogen baten. Holocaust. Shoah. Final Solution. Verzetshelden. Joden. Gehandicapten. Zigeuners. Zyklon B.

18. Van je traction vond ik na je verdwijning nog een koplamp, gesmeten in een hoek van de garage naast de roze Opel Kapitân van mama. Die wou ik op mijn kart monteren. Om je bij me te hebben als geluksbrenger bij mijn selectiewedstrijden voor het Wereldkampioenschap. Ik zou de Belg Goldstein, de Amerikaan Cheever, de Italiaan Pernigotti, de Duitser Brandhofer naar de kroon steken. Ik zou wereldkampioen worden. Om jou te plezieren, papa. Om jou te overbluffen. Zo dat je je hand op MIJN schouder leggen zou. Jij met je Traction waarmee je alweer traag naar het Grote Niets terugreed.

19. Er is hier een jongen neergestoken voor een MP-3 speler, nee laat maar zo’n nieuw technisch snufje dat jij niet kent. Eerst zegden ze: door migranten. Toen bleek het om Poolse daders te gaan, kwamen er publieke excuses van de politiechef. Nu zeggen de Polen: wel geen echte Pool maar een zigeuner. Dat verlangen van elk volk om systematisch beter te willen zijn dan de rest. Wat is dat toch papa? Heiddegger, Nietzsche, de ravages van de Uebermensch en de Herrenmoral. Geef mij Emmanuel Levinas. Het oneindige toont zich in de aanwezigheid van de ander. Waarom moet ik dat in godsnaam allemaal zelf gaan uitzoeken? Waarom vertel je me dat niet? Jij met met je zes kinderen, je vroege dood en al je nagelaten boeken. Zo kan ik het ook.

20. Je kleinzoon mailt me uit Hong Kong, Manilla, Tokyo, Kyoto. Toch één nazaat van jou die in de wereld van de weefsels is blijven hangen. Katoen. Wat zocht jij eigenlijk in Buenos Aires? Wolleveranciers? Je reisverslag maakt me niet veel wijzer daarover. Wat moet ik met je histories over het eetvermogen van slangen?

‘Op zekeren dag werd een man vermist. Niemand kon zijne plotselinge verdwijning opklaren. Men ging op zoek. Op een openbare weg vond men een overgroote slang liggen, welke bij het naderen der zoekenden zich niet verroerde. Goed op de hoogte van de listen der slangen zijnde, naderen de mannen slechts het dier na het met revolverschoten te hebben afgemaakt. Aldra bleek, dat de slang zich had overeten, zoodat ze niet verder meer kon kruipen. Er dient opgemerkt dat dergelijke slangen soms geweldige hoeveelheden voedsel kunnen verslinden, maar dan ook langen tijd, men zegt tot drie maanden, zonder eten kunnen blijven. Uit nieuwsgierigheid om te zien wat den buit der slang was geweest, sneed men het dier open, en, men vond den vermisten man in het lichaam. Hij was gansch ineengedrukt en bijna in éénmaal ingezwolgen door het ondier. Dit feit scheen me een vertelsel. Naderhand kon ik echter ondervinden dat het geval niet zoo onwaarschijnlijk was. Trouwens, aan bezoeken van die weinig aantrekkelijke kruipdieren kan men zich steeds verwachten. In het klooster Christi Redemptor, waar ik een mooi bezoek bracht, vernam ik, dat een zuster, welke een deur niet gansch toesluiten kon, als oorzaak een slang ontwaarde welke bovenop de deur vreeselijk aan het kronkelen was. Het dier hing met de eene helft naar binnen en de andere naar buiten. Dat de arme zuster verschrikt was, hoef ik niet te zeggen. Meermalen gebeurt het, dat men ’s nachts in de slaapzaal der kinderen op een binnengeslopen slang jacht dient te maken. Dat zulks niet aangenaam is, kunt ge wel begrijpen.’

Ik begrijp het papa. Ik lees je graag. Maar wie hield de fabriek draaiend terwijl jij die reizen deed en al die verhalen schreef? En hoe zat het met die Argentijnse wol? Of had je je schaapjes dan al op het droge? Niksen lag nochtans niet in je haard, lees ik.

‘Maar de Argentijners zelf wat voor volk is dit? In ’t algemeen gemakkelijk, bekommeren zij zich weinig om vooruitgang. Zoo werd mij verteld dat een schatrijk heer, die een fortuin van over de 2 millioen pesos bezat hier als bediende in een bank van Buenos Aires werkt. Zulks om niet te veel geld te moeten verteren door dag-in-dag-uit zonder bezigheid langs de straat te loopen. Ik vraag me af hoe het mogelijk is. Een onzer landgenooten zou met dergelijk fortuin in handen eerst voor goed beginnen werken in allerhande nijverheden.’

Je bent een geboren verteller, papa. ‘Dat zulks aangenaam is, kunt ge wel begrijpen’. Je doet me denken aan mijn idool (na jou, ver na jou) Jack Kerouac. Diezelfde gedrevenheid. Diezelfde stream of consciousness. Diezelfde monologue intérieur. Slangen. Opgeschrikte nonnen. Waar je de wol haalde, vertel je me een andere keer. De vijftig kilometer van Kluisbergen wachten op mij. Patersberg Koppenberg. Was jij een stapper?

Uit ‘Vader Dag’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

31 mei 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (95)

Wieties pakken uit met twee verkiezingsdebatten

Zes jaar geleden werd Wieties opgericht met de bedoeling het politieke leven in Ronse op een kritische maar positieve manier kleur te geven. In de voorbije jaren werden daarom debatavonden georganiseerd zoals ‘De Cultuurschok’, ‘Het Heilige Huisjes-debat’, ‘De 13 Werken van Ronse’ en ‘Blokje Om’ het Vlaams Blok-debat. Elk jaar was er ook Tournée Générale met veel lekker eten, wandel- en fietstochten, muziek en gesprekken met Luc Dupont, Leander Decauter en Rudi Boudringhien en Maurice Bouchez. Wieties nam ook het intiatief voor een wedstrijd rond het Ronsies Gerecht en lanceerde met banketbakker Patrick Baguet de Wietsies.

Om zes jaar activiteit in schoonheid af te ronden, organiseert Wieties in de komende maanden twee verkiezingsdebatten naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen op 8 oktober. Het eerste vindt plaats op vrijdag 23 juni om 20u in het O. Cruckestadion (ingang langs de Bieststraat).

Het debat wil duidelijkheid scheppen over de ambities waarmee de diverse lijsten naar de verkiezingen trekken. Het zet daarom de lijsttrekkers van de twee sterkste fracties in de huidige gemeenteraad tegenover elkaar: Luc Dupont (CD&V) en Gunther Deriemaker (SP.a). Het belicht de scheuring binnen de VLD met André Deruyver (VLD) en Rudi Boudringhien (GB-IC). Het zet de drie ‘kleine partijtjes’ samen voor een gesprek over hun overlevingskansen: Joost Hijsselinckx voor Het Belang van Ronse, Chantal Thijsman voor de N-VA en Wouter Stockman (of Peter Nachtergaele) voor Groen!

Het publiek mag telkens aanduiden wie het meest overtuigend overkomt.
De voorzitters van de meerderheidspartijen Jan Foulon (CD&V), Tijl Bondue (SP.a) en Patrick de Dobbeleer (VLD) krijgen het voorlopig laatste woord.

Skrin Vandewalle zorgt voor de muziek. Koen Lauwereyns (Het Volk), Marc Peirs (VRT) en Geert Desmijtere (Passe-Partout) zijn de moderators.
De toegang is gratis.

In september volgt een tweede debat met de lijsttrekkers van de diverse partijen.

29 mei 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (94)

WAAROM DUPONT NOOIT RONSE ZAL BESTUREN MET DERUYVER

Bij de liberalen is het uitkijken naar een sterke figuur op de vierde plaats. Die stek heeft al voor hoofdbrekens bezorgd. Eerst haalde Yves Dufour er zijn neus voor op. Om het gekibbel tussen Boudringhien en Deruyver bovenaan de lijst te doorbreken, stelde Patrick De Dobbeleer vervolgens voor de vermaledijde vierde plaats zelf in te vullen. Het water tussen Deruyver en Boudringhien bleek echter dan al veel te diep. Deruyver dacht er niet aan de Eerste Schepen te laten voorgaan. Hij wou van geen toonaangevende rol meer weten voor Boudringhien. Hij vond steun bij neofieten die Boudringhien in het VLD-bestuur onderuit haalden. Van het moment af dat Eerste Schepen Boudringhien naar de staart van de lijst werd geduwd, was het al klaar dat zijn tijd als VLD-beleidsman erop zat.

De kansen van de ‘verenigde’ VLD als theoretisch grootste Ronsese partij ebden steeds verder weg naarmate duidelijker werd dat de teruggekeerde Deruyver binnen de blauwe rangen voor grote miserie zorgde. De VLD geraakte immers verstrikt in intriges. Hulp van verzoener Herman De Croo mocht niet meer baten.

Boudringhien was er al snel achter gekomen dat hij, zelfs bij machtsdeelname van de VLD, geen enkele kans meer maakte op een schepenmandaat. De enige mogelijkheid die hem daartoe restte, was er zelf voor te gaan. Hij stapte op en werd prompt uit de partij gezet.

Voor de VLD was met die scheuring het kwaad echter geschied. Weg was de sleutel tot het burgemeesterschap. De nieuwe voorzitter Patrick De Dobbeleer restte niks anders over dan de meubelen te redden, puin te ruimen en de verkiezingen nu vanuit een heel andere positie zonder kleerscheuren proberen door te komen.

Boudringhien als Eerste Hulp bij Ongevallen

Veel minder dan van zijn eigen score, hangt het lot van Boudringhien als schepen nu af van de uitslag van CD&V en socialisten. Als laatstgenoemden zich kunnen handhaven of herstellen heeft burgemeester Dupont (die zelf mag hopen op bevestiging of winst) immers genoeg aan die ene partner: Spa-Groen.

Boudringhien kan in dat geval met zijn Gemeentebelangen de rijk gevarieerde oppositie gaan aandikken van VLD, Belang van Ronse, Vlaams Belang, NVA. Gesteld dat al de genoemde nieuwe partijen hun zitje(s) verwerven in de raad natuurlijk.

Het is pas wanneer CD&V, socialisten en groen niet echt toekomen aan een stevige meerderheid dat Rudi Boudringhien zal dienen als Eerste hulp bij Ongevallen. Verhalen over een stilzwijgend akkoord dat daarover nu al bestaat mèt Boudringhien behoren echter meer tot het rijk der (zorgvuldig verspreide) wensdromen van Boudringhien zelf, dan dat ze door betrouwbare bronnen van De Nieuwe Ronsenaar kunnen bevestigd worden.


Dead End Street?

De VLD kan die EHBO-rol alvast niét invullen. Dat heeft alles te maken met de figuur van André Deruyver. Mag de KSK-voorzitter zich nu misschien nog even wentelen in een Pyrrhusoverwinning rond de lijstvorming (Boudringhien buiten, hijzelf op een ideale tweede plaats), dan zal voor de liberalen van Ronse pas bij de coalitievorming goed blijken welke ravage hiermee voor de partij in haar geheel is aangericht.

Nooit zal Luc Dupont willen besturen met André Deruyver. Dat heeft alles te maken met de wispelturigheid en het parcours van de man.

° Wegrennen naar een doodlopend straatje met een paar overjaarse Nederlandsonkundige bilinguïsten op het moment dat Guy Verhofstadt de oude Belgicistenpartij helemaal vervlaamst tot VLD.
° Par la grande porte comme si de rien n'était terugkomen en er binnen de kortste keren in slagen om de VLD van Ronse vanuit een potentiële winnerspositie tot implosie te brengen.
° Als KSK-voorzitter in mails uithalen naar je voorganger-stichter, daarin pronken met degelijk bestuur maar inmiddels wel niet kunnen beletten dat in de kleedkamer door een maffieuze gokchinees met een valies vol crimineel geld spelers worden 'benaderd' en vijf matches worden omgekocht.
° Als KSK-voorzitter je invloed (vruchteloos) proberen aan te wenden om de Ronsese pers professioneel te muilkorven.
° Mist spuiten en onduidelijkheid in stand houden (als gewezen boegbeeld van het franskiljonisme!) omtrent potentiële samenwerking met het Vlaams Belang.

Alles bijeen betekent het teveel risico voor een burgemeester die een potige bestuursploeg wil, een sterk bestuur en de vlotte uitvoering van een strategisch Plan voor de Ronsese Renaixance.

De enige weg die VLD-voorman Patrick De Dobbeleer nu rest is sterker uit de stembus komen dan SPA-Groen en CD&V. Zoniet zal hij en geen ander de door André Deruyver gebroken VLD-potten moeten betalen in de partij: als kopman en voorzitter van dienst (nadat Deruyver de vorige wegwerkte).

Op die manier sleurt Deruyver dan niet enkel Boudringhien, maar ook Patrick De Dobbeleer mee naar Dead End Street. Al zullen zijn politieke tegenstanders het vol leedvermaak weglachen: ‘Doobie’ zelf verdient beter. De duizenden liberale Ronsenaars ook.