18 maart 2021

 BETOVERINGEN 16.

GRAND CRU VAN DE INKT




Puristen houden vol dat alleen vaak oersaaie geschriften van het hoogste theoretisch niveau het etiket filosofie verdienen. Strikt logisch beredeneerde traktaten die je zo wegjagen naar frisse boslucht. Ingedeeld in logge paragrafen waarvan de titel alleen al je doet vermoeden dat het hier over de meest wezenlijke dingen gaan zal. Verboden te lachen.

Toch kan de razend boeiende geschiedenis van de filosofie (Störig, Hamlyn, Russell, Hersch, Revel et les autres) je leven veranderen. Het mijne toch.
Daarin huizen nu en dan ook filosofen die zich ver houden van al die hoogdravende hersenspinsels van pakweg Kant of Hegel en als originele denkers alle academische regels aan hun laars lappen.
Dichters lezen Plato, schrijft Fernando Savater in zijn ‘Avontuur van de filosofie’. Politici raadplegen Aristoteles. Wetenschappers vinden inspiratie bij Epicurus en Lucretius. Wiskundigen bestuderen Descartes of Leibniz. Revolutionairen bladeren door Spinoza. En nieuwsgierige mensen verslinden Montaigne.
Jij, Michel Eyquem de Montaigne, blijft daarom met je Essais alle filosofiepuristen een doorn in het oog. Want je schrijft er maar vrolijk op los. Niet is je te onbeduidend. Als een journalist haak je in op de actualiteit, fileer je de onbetrouwbaarheid van elke waarneming, lichtgelovigheid van de mens. Je observaties baseer je niet, zoals de zwaargewichten doen, op een of andere zware mathematisch gestructureerde logische bewijsvoering, maar op je eigen ervaringen aangevuld met citaten, anekdotes en spreekwoorden.
Met dat constante heen en weer slingeren tussen onbewijsbare meningen laat je vooral zien hoe de zoekende rusteloze mens doelloos doolt tot nood en dood hem tot (eeuwige) rust dwingen.
Je nodigt me als het ware uit voor een wandeling naar een bepaalde plek, slaat alle zijwegen in tot je op een heel andere bestemming uitkomt. Je bent de eerste grote improvisator van de filosofie.
Je Essais zijn zorgvuldig geformuleerde notities van een wijsgeer of laat me zeggen van een wijze heer die ons laat zien wat en hoe je over de wereld denkt.
Met je mee stappen betekent je gedachtegang op de voet volgen, heen en weer pendelend tussen argumentatie en vertelling, filosofie en literatuur.
Zo kom vrijwel ongemerkt langs je heerlijke kronkelpaden middenin de vraagstukken van de filosofie terecht.
Het menselijk onvermogen de dingen te kennen zoals ze zijn. De neiging van mensen om de wereld aan de hand van ficties te duiden.
Al die diepere inzichten werp je heel terloops op. ‘En passant.’ Zonder er grote uitspraken over te doen. Luchtig vooral. Niet dat het je daarom aan ernst ontbreekt.
Op je dertiende studeer je al rechten in Bordeaux en Toulouse, een studie die je vertrouwd maakt met de oude Grieken en Romeinen, voor jou een goudmijn. Naast je werk bij het gerechtshof word je raadsheer en burgemeester van Bordeaux. Op die manier bouw je bij wijze van façade een heel conventioneel bestaan op, waarachter je echte leven zich afspeelt.
Tot 28 februari 1571: de dag waarop je je definitief terugtrekt in je beroemde schrijftoren van Château Eyquem waar je je schrijfstek tooit met talloze treffende citaten, tot op de balken toe. Een bezienswaardigheid op zichzelf. Het moet niet altijd de exquise Château Eyquem Grand Cru Classé zijn.
Zelf ben je voor mij een (best betaalbare) Grand Cru Classé van de inkt. Je eigen favoriete tovenaars zijn de Griekse filosoof en historicus Plutarchus en de Romeinse stoïcijn Seneca. Bij hen haal je het zout, zowel voor je stijl als voor je levensvisie wars van elke vorm van extremisme.
Je schrijft immers zelf in een hoogst onrustige tijd en in een gevaarlijke directe omgeving. Frankrijk wordt dan verscheurd door een godsdienstoorlog tussen protestantse hugenoten en koningsgetrouwe katholieken. In de beruchte Bartholomeüsnacht worden meer dan twintigduizend hugenoten vermoord. En vermits Bordeaux tussen de twee fronten in ligt, wordt je kasteel meer dan een keer overvallen, jijzelf meermaals met de dood bedreigd.
In je Essais trek je je conclusies uit dat religieus fanatisme. Je vindt het hoogst gevaarlijk als mensen die de waarheid in pacht menen te hebben daaruit politieke consequenties menen te moeten trekken en hun geloof gebruiken als rechtvaardiging voor geweld. Ik ook.
Volgens jou bestaan er geen vanzelfsprekende verstandswaarheden. Grote meningen kunnen nog zo goed onderbouwd zijn, er kan altijd een andere tegenover worden gezet. Je wijsheid richt zich op het bereikbare wereldse levensvreugde. Vooral niet op een zeer hypothetische ‘verlossing’ na de dood.
Een mens mag zichzelf niet overschatten, schrijf je. Hij moet de eigen vergankelijkheid onder ogen durven zien. Uit Plato’s Phaidon gaat je daarom vooral het bekende gezegde van Socrates zeer ter harte. ‘Leven is leren sterven’. Géén romantisch doodsverlangen evenwel, noch een levensvijandige attitude. Wel de dood recht in de ogen kijken.
Wie de dood verdringt,
kan het leven niet
naar waarde schatten.
Je gaat voor een ontspannen bestaan waarin geen hoge doelen worden gesteld. Waarin vreugde wordt gevonden in het kleine, het bereikbare en behaaglijke.
Tegenover alle grote haast, hoge ambitie en grootse plannen zoek je vooral de innerlijke rust. De weg naar geluk loopt voor jou langs de zinnen, niet via ratio.
Niet dat je daarom opkomt voor een op de spits gedreven zinnelijkheid. Alle vormen van extase of vervoering zijn je vreemd. Met je waardering van de zinnelijke intuïtieve verlangens en het contact met de natuur herstel je tegelijk de teloorgegane oriëntatie op de natuur. En hiermee sluit je dan weer aan bij de oosterse meditatiefilosofieën van boeddhisme, hindoïsme tot taoïsme.
Het vermogen los te laten.
Het eigen streven op te geven.
Naar de dingen des levens te luisteren.
Je treedt de wereld tegemoet als iemand die zich openstelt, alles in zich opneemt en van het leven leert. Je bijdrage aan de filosofie is met je Essais zo concreet, zo lichtvoetig en geloofwaardig dat ik je behalve als magiër van mijn Betoveringen ook als vriend voor het leven zie.
Je plaatst de mens in het middelpunt van je denken. En welke mens kent de mens beter dan de mens zelf?
Je toont geen enkele pretentie om een Grote Universele Theorie te ontvouwen. Je noemt je geschriften Essais. Proeven dus. Om van te proeven en te genieten vooral. Je illustreert ze met citaten van Plato, Cicero, Seneca, Vergilius, Horatio, Lucretius en Erasmus die je bewondert.
Dood. Romantiek.. Politiek. Ijdelheid. Alles passeert de revue. En altijd vanuit je schitterend sceptische blik. Want de mogelijkheden van onze kennis zijn uiterst beperkt.
Voltaire over jou: ’Montaigne is een wijze in een tijd van onwetendheid. Een echte filosoof te midden van fanatiekelingen. En dan nog een die onder zijn eigen naam al mijn zwakheden en dwaasheden schildert’.
Zo is dat. Je zeer persoonlijk gekleurde Essais vormen een hoogtepunt in de wereldliteratuur. Je lijfspreuk Que sais-je? staat voor sceptische houding die elke ‘eeuwige waarheid’ in twijfel trekt. Die scepsis maakt van jou een voorvechter van verdraagzaamheid. Je bent een uitgesproken humanistisch denker. Je vertrekt vanuit de waardigheid en de zelfbeschikking van de mens.
Wat weet ik? Vraag je je af.
‘Niet veel’ schrijf je.
Want alles wat je weet, kan morgen alweer achterhaald zijn. Het heeft ook totaal geen zin om ons te laten betoveren door metafysische speculaties. Wat er toe doet, is een rijk gevuld leven. Met voldoende tijd en ruimte om na te denken en voor het onderhouden van onze vriendschappen.
Vriendschap is voor jou de hoogste morele waarde in het leven. Voor mij ook. Met liefde nqtuurlijk. Of is vriendschap dat ook, in een andere gedaante?
Op superieur-sceptische wijze hou je je wijs afzijdig van godsdienstfanatisme vanuit de levensopvatting van je klassieke geest, evoluerend van een stoïcijnse naar een epicuristische visie.
Zo ook met de dood die je ziet als een toevallig verschijnsel aan het einde van het leven en waarmee een mens zich vooral niet te veel moet bezig houden om dat leven zelf niet te bederven.
Que sais-je?
Moins
que rien,
magicien
des mots
pour le dire.
Betoveringen 16.
Levenswandelroute.

 BETOVERINGEN 15.

ALS EEN KIND IN HET MOOISTE CIRCUS.


Van alle tovenaars raak jij me het diepst. Vanaf mijn getormenteerde kop tot waar mijn hart van vol is en helemaal beneden waar het schoentje wringt.
Wat had ik je willen bezig zien Baruch, Bento, Benedictus. Als journalist had ik je zo graag eens geïnterviewd. Duizend efemere beroemdheden, beluisterd en beschreven om den brode, lang vergeten ‘grote staatslieden’, coureurs, footballeurs, chanteurs, poseurs, gebakken luchtbaronnen had ik er grif voor gelaten.
Je één keer bezig zien bij de ex-jezuïet Franciscus van de Enden. In Rijnsburg tussen de vrijzinnige groeperingen. In Voorburg als lenzenslijper om er aan de kost te komen na je vervloeking en verbanning vele generaties diep. Aan de slag als lenzenslijper van 's werelds kortzichtigheid om je heen bij je vriend Johannes De Wit. In Den Haag, het maakt niet uit.
*
Het menselijk bestaan zie je als een voortdurende weinig bevredigende overgang van het ene verlangen naar het andere.
In je postuum gepubliceerd hoofdwerk ‘Ethica more geometrico demonstrata', doe je een poging om aan dit ijdele najagen van geluk te ontsnappen door de kennis van het waarlijk goede. Het besef dat alles in de natuur noodzaak is. Dit inzicht leidt je tot de 'amor fati', liefde voor het lot en de uiteindelijke verzoening met jezelf en de medemens.
Net als Blaise Pascal ben je aanvankelijk geobsedeerd door God. Terwijl Pascal, vanuit het hart dat hem redenen geeft die de rede niet kent, de gok waagt naar een persoonlijke God ontwikkel jij met ijzeren consequentie, in het voetspoor van Parmenides (‘Alles is één’) en naar analogie van Euclides’ meetkundige systeem een onpersoonlijk pantheïstisch godsbegrip.
Het heelal is oneindig en zijn eigen oorzaak. Alles wat in het universum gebeurt, is een noodzakelijk onderdeel en expressie ervan. Wat komen moet, dat komt.
Eén niet onbelangrijke consequentie hiervan is dat de mens dénkt vrij te zijn omdat hij zich alleen bewust is van zijn handelingen maar onbewust blijft van de diepere onderliggende oorzaken waardoor die handelingen bepaald worden .
Het gaat je daarbij dagen dat de dictaten van de geest niks meer zijn dan een andere naam voor de verlangens die variëren volgens de verschillende toestanden van het lichaam.
In zoverre een mens door emoties beheerst wordt, is hij onvrij en blijft hij overgeleverd aan de genade van zijn beperkte begrip.
Om écht vrij te worden moet de mens door rationele reflectie de lange causale keten begrijpen die alles met alles verbindt .
Het zich bewust worden van het grote geheel van het universum is een echte bevrijding. Dan niet van het causale determinisme, wel van onwetendheid over de eigen aard.
Vrijheid wordt dan handelen in overeenstemming met de rede. De weg naar geluk is het beschouwen van de wereld vanuit het standpunt van de eeuwigheid.
Het diepe inzicht in de noodzakelijkheid en de samenhang, voortkomend uit de natuurlijke ordening der dingen leidt tot een vreugdevolle aanvaarding van de werkelijkheid.
Je gaat daarbij voor vrijheid van gedachte en mening. Voor strikte scheiding van kerk en staat. Voor een democratische staatsvorm: omdat hij de meest natuurlijke is en het meest de vrijheid benadert die de natuur aan elkeen toestaat.
Ik hoop vurig dat alle zeloten en mensenhaters je gaan lezen, beste Bento. Ik hoop vooral dat mijn kleinkinderen je op hun eigen levenswandelroute ooit zelf ontmoeten mogen. Ergens in een hoek met een nog net niet versnipperd boek uit de zonderlinge bibliotheek van hun boekenvreter van een papoe.
Wanneer de mens tot inzicht komt dat alles één is, zal hij zich ook realiseren dat wat de mensen onderscheidt en verdeelt een illusie is. Daardoor zal hij ophouden te haten en de haat van anderen met liefde vergelden.
Wat had ik je om dit alles graag willen ontmoeten, Bento Spinoza. Anders dan hier met mijn ouwe trouwe Pelikanpen, de neus in je boeken.
Maar ik neem er vrede mee dat het nu eenmaal zo lopen moest, vanwege onze oorzakelijke, noodzakelijke eigen tijdskaders in de teletijdmachine van het Grote Geheel.
Weten dat ik je hier vandaag op mijn schrijfstekje herlezen kan, betovert me keer op keer.
Het is net of ik hier weer bij mijn eigen grootvader zit. Samen in zijn oude wat krakende Kennedy waarin ik ooit als jongentje van tien de avonturen las van Jerom en Lambik.
In mijn dromen
zitten we samen
op de voorste rij,
klaar voor je toverij.
In het mooiste universele circus dat ik ooit zag.
Betoveringen 15.
Levenswandelroute.

17 maart 2021

BETOVERINGEN 14.

ZONDE VAN ABELARD & HELOISE.

‘Ik zat meer met mijn handen aan haar borsten dan aan mijn boeken,’ schrijf je.
Coitus interruptus, wat zou je: geen half werk. Ze schenkt je een zoon. Lotsbestemming verder onbekend. Toegedekt met de mantel der Liefde. Bij wijze van dank stuur je Héloise naar het klooster. Jij negendertig, zij achttien en je studente. Heloïse’s nonkel vindt dat allemaal niet netjes. Hij laat je in je slaap door een paar kanunniken overmeesteren, castreert je eigenhandig.
En zeggen dat het allemaal zo veelbelovend voor jou begonnen was, daar in je ouderlijk kasteel van Le Pallet als telg van kleine Bretonse landadel. Ten gunste van je broer Dagobert zie je af van je eerste geboorterecht en ga je voor een cleruscarrière, kwestie van je aan je boeken te kunnen wijden. Eerst volg je in Loches lessen van Roscellin de Compiègne, dan in Parijs bij Guillaume de Champeaux. Je bent vierentwintig en je wil meer en beter. Waarop je leermeester de Champeaux :
‘Als je het allemaal beter weet, moet je maar zelf les geven’.
Hoeven ze je geen twee keer te vragen. Na tien jaar theologie bij Anselmus en Radulphus van Loan ben je dé grote rivaal van de meest gerenommeerde theologen van je tijd. De gevolgen laten niet op zich wachten. Weg gejaagd uit Loan keer je terug naar Parijs waar je les geeft aan de kathedraalschool van de Notre Dame.
Uit die periode dateert je beroemde briefwisseling met Heloïse. Twintig jaar na haar opsluiting schrijft ze je van achter de tralies dat haar liefde voor jou al die tijd ongerept is gebleven. Vurig als de vonken van het vagevuur, heet als de vlam in haar onderbuik.
Je kan haar bezwaarlijk terugschrijven dat ook jij nog zo bloedheet loopt als de duivel zijn kaatsballen. Je stelt haar voor de liefde te ‘sublimeren’ als gemeenschappelijke liefde tot God. Opdat jullie ooit in de eeuwige zaligheid herenigd zouden kunnen worden moet ze in afwachting alle gevaarlijke bitterheid uit haar gedachten verdrijven. 'Ween over je Verlosser,’ schrijf je haar terug, ‘Niet over je Verleider.’ Bij wijze van zoethouder kan dat tellen.
‘Mais à quoi ça nous mène de prier, Abélard?’
‘Ha, tu verras tu verras, Héloise. Plus tard’.
Je wil het jezelf niet toegeven maar je vuur is gedoofd, je speeltje is eraf. Met dank aan Tonton la Colère.
Je vult je dagen dan maar met godbetert de vraag of er aan ‘de universaliën’ (dé mens, dé boom) ook zoiets als een eigen ‘universale’ werkelijkheid beantwoordt zoals ‘mensheid’ en ‘boomschap’. Het soort vragen voor mierenneukers. Sorry, het is sterker dan mezelf. Pour un bon mot, je donnerais ma peau, hoewel: het valt nog te bezien welk onderdeel ervan.
Ook over de Heilige Drievuldigheid wil je wel wat kwijt. Op het concilie van Soissons wordt je werk daarover veroordeeld. Door de constante tegenwerking tegenover je boude geschriften en optredens, vooral vanwege Bernard de Clairvaux, wil je vluchten naar de wetenschappelijke centra in ‘het land der heidenen’ zoals je het moslim-Spanje noemt.
Maar dan kan je abt kan worden in het bisdom Vannes. Dat valt echter zwaar tegen. Je libertijnse reputatie gaat je vooraf. De monniken gaan er voorbarig vanuit dat die nieuwe abt hen al hun ‘gebruikelijke genoegens’ intra muros allicht niet misgunnen zal. Toch wel. Ze proberen je te vergiftigen. (Waar Umberto Eco de mosterd al niet haalde voor zijn ‘Naam van de Roos’).
De monniken baseren hun wilde verwachtingen op je veelvuldige bezoeken aan je geliefde Héloise, inmiddels als vrome liefdesbrievenschrijfster zelf priores van een klooster. Je krast op naar Melun waar je als gunsteling van het koninlijk hof je vroegere onderwijstaken en je studiewerk weer opneemt.
Je krijgt er de bekende ‘humanist’ John of Salisbury en de revolutionaire Arnold van Brescia onder je leerlingen. Het duurt niet lang of je wordt alweer veroordeeld, deze keer op het concilie van Sens. Onderweg naar Rome waar je een beroep wil doen op de clementie van de paus, word je ziek en blijf je hangen in de abdij van Cluny.
Doch De Heer slaat niet of Hij zalft. Pierre le Vénérable, abt van Cluny, weet je eindelijk te verzoenen met je oude rivaal Bernard de Clairvaux. Op 21 april 1142 sterf je in een priorij van Cluny. Na eerst nog twee jaren grondig te hebben door gestudeerd.
*
Zeven eeuwen zal het duren eer je op het Parijse Père Lachaise wordt verenigd met je grote geliefde Héloïse. Zij wordt hèt symbool van de liefde die alles opoffert voor de geliefde.
In de wereld van poëzie en volkse fantasie krijgen jullie als mythisch liefdeskoppel een eigen romantisch stekje naast Tristan en Isolde, Dante en Beatrice, Romeo en Julia. In Parijs wordt jullie graftombe tot op vandaag bezocht door verliefde koppeltjes, eenzame minnaars en minnaressen.
Je werk ‘Pro et Contra’ wordt in jouw tijd hét standaardwerk over dialectiek. Naast een eigen 'Ethica', in navolging van Aristoteles, excusez du peu, schrijf je uitgebreide werken over logica en dialectiek. Daaruit pluk ik uit mijn bibliotheek hier op mijn schrijfstekje dit citaat:
‘Mijn rivalen hebben onlangs een nieuwe smadelijke aanklacht tegen mij bedacht omdat ik veel over dialectiek schrijf. Ze beweren dat het christenen niet vrij staat zich bezig te houden met zaken die niet tot het geloof behoren. Ze zeggen dat deze wetenschap niet alleen niet bijdraagt tot onze kennis van het geloof, maar dat ze met haar ver strekkende bewijsvoeringen het geloof zelfs vernietigt. Je kunt je toch wel afvragen waarom ik me niet mag bezighouden met wat zij zo wel mogen lezen? Maar ja, het zijn er maar heel weinigen aan wie de genade Gods zich verwaardigt het geheim van deze wetenschap, wat zeg ik deze schatkamer van wijsheid, te openbaren.’
‘Eerst begrijpen, dan geloven’ luidt je devies. Je vindt het immers onzinnig te doceren over wat niet vooraf is verhelderd. Ook in je ‘Ethica’ ga je volgens je beproefde taalanalytische aanpak te werk. ‘Scito te ipsum’ De Delfische orakelspreuk ‘Ken uzelf’is niet zomaar een pedant bedenksel om indruk te maken op je studenten.
Ze draagt voor jou de volle Augustinische betekenis. Voor ware kennis wordt de mens verwezen naar de stem in zijn binnenste. Niet de daad op zichzelf telt maar de bedoeling, de intentio van degene die handelt. Het is de kern van je hele ‘Ethica’.
Hilarisch vind ik de manier waarop je je opponenten terugfluit over de ‘zonde als boze daad’. Die vinden namelijk genotdaden alleen geoorloofd zolang je er maar niet van geniet. Je antwoord is een parel van dialectische spitsvondigheid.
Je pakt uit met het verhaal van een monnik die vastgebonden door ‘grijpgrage’ vrouwen wordt verleid. Zonder dat de geknevelde monnik daar zelf mee instemt (hij is volgens je opponenten bijgevolg onschuldig en ‘zondigt’ niet) overkomt hem wel een tot dan toe onvermoede genotbeleving.
Een hedonist pur sang ben je, Pierre Abélard.
Ik had je met je Heloïse willen bezig zien. Pennen enzo.
In ‘Sic et non’ som je alle tegenspraken op in de Bijbel en bij de Kerkvaders. Moedig (bijna schrijf ik manmoedig, bon in jouw geval: ontmand moedig) verdedig je de Rede tegenover de religieuze almacht.
Je bent echter niet, zoals in de negentiende eeuw is beweerd, een antiklerikaal. Je dient dan ook niet als een heraut van de Verlichting te worden gezien. In een Verdedigingsschrift, door één van je leerlingen in jouw naam geschreven, zeg je dat je helemaal geen filosoof wil zijn als je daardoor met Paulus botsen moet en evenmin een Aristoteles als je dat van Christus verwijdert.
Wat je wél hartstochtelijk nastreeft is een wetenschappelijk verantwoorde, op taalanalyse gebaseerde aanpak van alle vragen die zich voordoen, met inbegrip van de theologische.
Je betovert me, Pierre Abélard. Dan veel minder als laffe Latin Lover van je eeuwig fidele Héloise, dan als spitse schrandere geest tegenover al je tegenstrevers.
Een bezoekje in Père-Lachaise hoef je van mij niet te verwachten. De gedachte alleen aan je kist zonder je kaatsballen erin. Nee.
Bij deze is Héloise trouwens mijn tovenares. Het moeten hier niet altijd mannekes zijn. Mèt of zonder coucougnettes.
Betoveringen 14.
Levenswandelroute.

 BETOVERINGEN 13.

EEN ONVERGELIJKBAAR NIEUW VERHAAL.





Met ‘Fysica’ van Aristoteles voor de neus tuur je door het raam van je schrijfstek één hoog, volg je het lenteballet van de duiven in de plataan, krolse katten in het gras, hilarisch haantjesgedrag voor onverschillig scharrelende kiekens.
Dan, als in een zonnestraal op je werkblad, krijgen alle tot dusver onontwarbare knopen van de oude Griek een totaal nieuw patroon, vallen de schellen van je ogen en de stukken van je puzzel ineen. Je bent dan nog een jonge doctor in de moderne fysica, pas afgestudeerd aan Harvard, onderweg naar Princeton.
Die ervaring met Aristoteles maakt je zelf tot ‘onvergelijkbare’ in de geschiedenis van de wetenschapsfilosofie. Met je stelling vooral dat alle vooruitgang niet geleidelijk verloopt, maar met paradigmasprongen.
Paradigma in mensentaal (hoewel): 'Geheel van veronderstellingen, bepalend voor de perceptie en de benadering van een wetenschappelijke problematiek'.
Zo’n nieuw paradigma bevolkt dan het hele universum met nieuwe wetenschap. Wat vroeger als een paal boven water stond, wordt onbespreekbare onzin.
Jouw idee is het dat dergelijke paradigma’s onderzoekers in zozeer verschillende werelden plaatsen, dat ze niet langer onder één noemer te brengen zijn.
Daarmee ondergraaf je tegelijk ook het meest wezenlijke element dat altijd aan de wetenschap was toegedicht: dat opeenvolgende theorieën ons een steeds beter beeld brengen van de wereld waarin wij leven.
Dat idee is voor jou niet langer houdbaar: vanwege de ‘onvergelijkbaarheid’ van de opeenvolgende paradigma’s.
Elk nieuw paradigma is slechts tijdelijk bepalend, hoewel het zich eeuwenlang handhaven kan. Tot het zelf weggedrukt wordt door een nieuw.
Pas wanneer een bestaand paradigma keer op keer onder druk komt te staan van de bevindingen en hypotheses van de knapste wetenschappers (met dank aan Copernicus, Galilei, Darwin, Einstein, Hawking) degradeert de puzzel ervan tot wat jij een ‘anomalie’ noemt, waarbij het paradigma op de duur niet langer echt werkt. Tot de rigiditeit ervan tenslotte helemaal wordt losgelaten, er eentje als dwarskop gaat experimenteren met nieuwe ideeën.
De zon om de aarde,
of is het veeleer
omgekeerd?
And yet it moves.
Eppur si muove.
Na een tijd wordt er dus een nieuw paradigma gevonden dat voldoende beloften inhoudt bij genoeg wetenschappers bijeen.
Al zijn we er dan lang nog niet. Om te beginnen heeft het nieuwe paradigma zelf net zo veel problemen als het oude. Bovendien wordt het gaandeweg even onkritisch behandeld, komt het daardoor vroeg of laat zelf weer onder druk te staan.
In ‘De structuur van wetenschappelijke revoluties’ beschrijf je wetenschap als een dynamisch proces dat niet langer kan gezien worden als systematische opstapeling van wetenschappelijke betrouwbare kennis in een geleidelijke, rechtlijnige vooruitgang met als ultiem doel de waarheid.
Maar dan veeleer als een reeks relatief rustige periodes waarin de onderzoekers zich laten leiden door een heersend paradigma met zijn geheel van overtuigingen, methodes, waarden en normen, dat na een tijd verdrongen wordt door een nieuw paradigma.
Die verandering is volgens jou echter geen gevolg van het opeenstapelen van betrouwbare kennis op ‘wetenschappelijk verantwoorde wijze’ maar het nu en dan omverwerpen van bepaalde perspectieven op de werkelijkheid.
Tot je dood in 1996 probeer je daarbij het idee van ‘onvergelijkbaarheid’ van het ene paradigma met het andere verder uit te werken.
Je gaat die in toenemende mate zien als ‘onvertaalbaarheid’ tussen twee radicaal verschillende talen. Tenslotte kom je toch maar mooi weer uit op de idee dat wetenschap zo is ingericht, dat haar theorieën gaandeweg steeds grotere diepgang krijgen en een groeiend aantal puzzels zullen oplossen.
Wat dan niet echt veel meer verschilt van de traditionele wetenschap die je aanvankelijk ondersteboven had doen opveren.
Al had ‘Structure of Scientific Revolutions’ ondertussen op de wetenschapsfilosofie zelf wel een ‘onvergelijkbare’ uitwerking.
Neem je vriend Aristoteles versus Galilei. Antieke fysica versus moderne natuurkunde. Je confronteert ze als twee afgeronde onvergelijkbare concepten. Aristoteles binnen het paradigma van het klassieke Griekenland, Galilei in het Europa van de zestiende eeuw.
Alleen al door die twee zo te stileren en in de tijd tegenover elkaar te zetten, ga je ze als onvergelijkbare perspectieven belichten.
Er zijn er die je om dit alles beschouwen als de vader van het modern wetenschapsonderzoek. Mij best. Al heb ik daar mijn eigen goede redenen voor. Zeker sinds ik op de nieuwsvergadering van de krant naar aanleiding van je dood voor het eerst over je hoorde. Meer had ik niet nodig.
*
Je theorie heb ik me sindsdien immers voor persoonlijk gebruik schaamteloos toegeëigend. Als GPS op mijn rusteloze levenswandelroute, bezaaid met de meest diverse paradigma’s. Gaande van overbeschermde herkomst tot onzekere toekomst, vaderloze verlatingsangst en faalangst, passie, liefde, vriendschap.
Stuk voor stuk puzzels die vroeg of laat onder druk komen te staan, waarbij telkens weer nieuwe paradigma’s opdagen.
Neem een oude vriendenkring die geruisloos onder je ogen verandert, uiteen groeit, onder druk staat van stoorzenders, barstjes in het blind vertrouwen vertoont, een kras op het hart hier, wonden die maar niet helen daar. Tot het oude paradigma bol en hol van ooit Gezworen Woorden op een frisse lentedag als een kaartenhuisje ineenstort en alweer een ander, onvergelijkbaar verhaal zich aankondigt.
Je bent een tovenaar, Thomas Kuhn.
Je paradigma betovert mijn enigma.
Alleen in ware Liefde kan, naar mijn diepste gevoel, het ene onvergelijkbaar paradigma het andere nooit wegdrukken, vervangen, ongedaan maken. Elk liefdesverhaal is uniek en onvergelijkbaar, vraag dat maar aan Heloise en haar Abélard: mijn volgende tovenaar.
Liefde is geen wetenschap,
gevoel geen puzzel.
Betoveringen 13.
Levenswandelroute.