01 juli 2020

TUSSEN BELGETUDE EN NEGRITUDE


Hoog boven de kaart van Belgisch-Kongo waakt koning Boudewijn (droef ogend om het dodelijk ongeval van zijn mama Astrid), naast de foto van paus Pius XII . Ons kan niks gebeuren.Vroom en veilig zijn we. Sneeuwwit is ons zieltje. De zonde is pikzwart. Onze eeuwige zaligheid daarentegen oogt wit als de vleugels van de engelen gods. Ridders van de Fiertel en de Kruistocht zijn we.

Op een blauwe maandag vervangt de schoolknecht  koningin Astrid door Fabiola. Ze heeft het haar in krullen als croissants. Uren kan ik er naar turen in de les aardrijkskunde terwijl het gaat over de rijkdommen van onze Belgische kolonie. Rubber voor de wit gestreepte autobanden van Boudewijn zijn Amerikaanse décapotable met roodlederen fauteuils. Mangaan, maniok. Doch vooral uranium, diamant, goud en zilver. Dit alles wordt door Belgische gewestbeheerders in tropenhelm als bij toverslag omgezet in lucratieve aandelen van de Union Minière. Wie er bezit, kan zoals detective Van Zwam in Nero naar Cannes.

Op de lessenaar van de meester lacht ons een negertje toe dat ‘dank-u-wel’ knikt als je er een kwartje in mikt. Het geld is voor de witte tropenpaters die rond Broederlijk Delen hun negerdorpjes komen neerpoten in de turnzaal.
We zeggen allemaal ‘Charlie- de- neger’ als we het hebben over ons zwart speelkameraadje uit de Franse afdeling dat helemaal uit Kongo onze schoolkoer komt opvrolijken met zijn gulle lach en zijn voetballoeiers. Charlie zit behalve goed in het vlees ook perfect in het pak en heeft een fijn straaldun strikje om. Niks geen hongersnood, zo te zien.
Le Congo. Gewezen privétuin van Leopold II. Vrijstaat Kongo. Belgisch-Kongo. In goede Belgische handen, zo komt het ons voor. Samen met Charlie-de-neger zingen we vrolijke prauwenliedjes. Wanen we ons voor even Kuifje in Kongo.

Uhele
maliba
makkassi.


Klinkt alvast leuker dan ‘Den Uil die op den perenboom zat’ en ‘Daar zat een sneeuwwit vogeken’. Hoe het vogelken van Charlie eruit ziet, willen sommigen onder ons wel eens zelf controleren. Maar hij laat zich niet vangen.

Na de Indépendance verwijdert de schoolknecht de kaart van Belgisch-Kongo. Onder auspiciën van blauwhelmen en CIA wordt Belgisch-Kongo nu een neo-kolonie. Nog vijf jaar later namens de ‘authenticité’ van Mobutu voortaan Zaire genoemd.
Dat gaat niet zonder slag of stoot. Eerst wordt daartoe onafhankelijkheidsheld Patrice Lumumba vermoord, probeert Moise Tsjombé het rijke Katanga in te rijven met behulp van huurlingenleider kolonel Jean Schramme en worden tenslotte alle kolonialen geëvacueerd.

Lang na die foute schoolkaart woon ik als Wetstraatjournalist voor Spectator de persconferentie bij van Président-Fondateur-à-vie Mobutu, hoeder van vrouwen en kippen in de Lambermont. Dat is de ambtswoning van de Belgische premier. Verboden vervelende vragen te stellen.
‘Autre question, madame Colette Braekman’ (Le Soir). 'Prenez garde Monsieur Polspoette’ ( Guy Polspoel. Télévision Flamande).

Op dat moment ligt ‘Ik ben maar een neger’ van gewezen assistent-gewestbeheerder Jef Geeraerts in de boekhandel. Iedereen wil het verhaal van Matsombo. En dan zit zijn Black Venus er nog aan te komen tot amusement van de zogezegd geschandaliseerde goegemeente. Geschokt de pink omhoog bij een vingerhoed Elixir d’Anvers.

Er is nog een lange weg te gaan naar het Négritude-besef van de Senegalese poète-président Léopold Senghor. Die weg loopt over het voortschrijdend inzicht dat ‘neger’ in feite een scheldwoord is.

Sidney Poitier (In the heat of the night), Harry Belafonte (Banana Boot Song, Matilda, Island in the sun), Percy Sledge (When a man loves a woman), Otis Redding (Respect, Satisfaction), Arthur Conley (Sweet Soul Music), Michael Jackson, Tina Turner, Nina Simone, Myriam Makeba, The Harlem Globetrotters, Cassius Clay alias Mohammed Ali in Kinshasha : allen dragen ze Tout doucement (Bibi) hun steentje bij tot dat voldragen négritude besef. Tot de film Cry freedom, Paul Simon, de Afrikaconcerten ‘Under the African Skies' en 'Free Nelson Mandela' de onomkeerbare verandering brengen.

Als kind in de fifties en puber in de sixties vergaap ik me ondertussen aan de voetbalkunsten van Yamouka bij Club Ronse, Mokuna bij Gantoise en Kialunda bij Anderlecht. Ben ik verlekkerd op de zwarte ‘spekken’ van marktventer Karaboudja uit Sint-Gilles. Speel ik als jonge papa voor Zwarte Piet met mijn vriend van altijd die de rol van Brave Sint op zich neemt. Krijg ik in een solidariteitsactie van Martin De Jonghe tegen de hongersnood in Somalië met mijn companen tijdens onze stickerverkoop een weekend lang alle racistische haatpraat naar de kop die je in een zelfverklaard beschaafd land als België nooit voor onmogelijk houdt. Maar er is ook veel vrijgevigheid. Onze actie lost alle verwachtingen in. Dezelfde vrijgevigheid en beste bedoelingen allicht die ook de paters en zusters met hun ideaal in het hart op hun Kongoboot voor ogen hadden.
Niks van wat de zwarte medemens is aangedaan, valt goed te praten. Met of zonder sorry. Maar al dat gratuit politiek correct denken achteraf, gelardeerd met hoog showgehalte die onze generatie via sociale media nu dag aan dag ingelepeld krijgt, gaat schromelijk voorbij aan alle oprechte pogingen die er tegelijk geweest zijn om onze tijd van toen, gewrongen als die was tussen Belgitude en Négritude, dag aan dag te velde wat beter en mooier te maken.

Paters en nonnen.
Artsen Zonder Grenzen.
Réginald Moreels.
Paula D’Hondt.
Daniel Coens.
Inge Vervotte.

Al die mooie oprechte rechtschapen mensen. En met hen zoveel anonieme anderen. Loin des méchants. Loin du monde du pouvoir et de l'argent. Mensen zonder aandelen bij de Société Générale.

Schrijfstek. 
Dagboeknotities.