11 november 2005

DE NIEUWE RONSENAAR (2)

Exclusief Feuilleton

DE RONSESE RENAIXANCE

De wording van de nieuwe meerderheid in Ronse wordt volgend jaar een regelrechte ‘casse-tête Chinois’. Het Vlaams Belang verwacht een sprong van de huidige zes zetels naar tien en meer. Een partij die zoveel wint, kan er door de verrekening nog wat gratis zetels bovenop krijgen. Het Vlaams Belang belandt dan dicht bij een absolute meerderheid. Als Erik Tack met Joost Heysselinckx als zijn sterke running mate die al niet vanzelf scoren. Herinneren we ons de monsterscore van Orphale Crucke die met nagenoeg 5000 stemmen hooguit een tachtigtal stemmen tekort kwam om in zijn eentje zo’n absolute meerderheid binnen te rijven.
Wie echter in Ronse veertien van de zevenentwintig zetels binnenhaalt heeft dan wel een meerderheid, maar in de praktijk is Ronse dan onbestuurbaar. Veertien zetels is namelijk niet genoeg voor een comfortabel beleid. Eén malcontente in éigen rangen, één overloper, één die het laat afweten, één die koppijn heeft en zijn kat stuurt en de krappe meerderheid kantelt al bij de eerste beste stemming.
Bijgevolg kan de winnende partij zelfs met veertien zetels beter meteen zoeken naar versterking. Samenwerking tussen het Vlaams Belang met wie dan ook van de SPA is uitgesloten. Zelfs als de CD&V opkomt in kartel met NVA is coalitievorming heel onwaarschijnlijk. De partij schaart zich trouwens als één man en vrouw achter de huidige burgemeester Luc Dupont.
Als het Vlaams Belang bijgevolg met iemand zal gaan praten, dan wordt het met individuele VLD’ers. Meer bepaald met mokkende malcontente verkozenen binnen de VLD die een lastige lijstvorming, waarbij ze zich gepasseerd hebben gevoeld, niet kunnen verteren.
De sleutel van de nieuwe coalitie ligt hoe dan ook bij de VLD. Als die partij zich een beetje weet te handhaven, misschien een zetel winst scoort, dan zit zij in fauteuil voor de onderhandelingen met alle anderen.
De partij kan daarbij dan de oude weg van de petite politique politicienne volgen en zwichten voor het royale aanbod van de meest biedende partner. Dat betekent dan niet noodzakelijk het burgemeesterschap.Veeleer één of twee schepenmandaten meer dan die ene nu voor eerste schepen Rudi Boudringhien. Bij de traditionele liberale achterban van de VLD heerst nogal wat ongenoegen omtrent een op zijn zachtst uitgedrukt als te slap ervaren profilering van het liberale beleid. Vooral dan de demarkering ten opzichte van de huidige socialistische partner. Als daarop doorgedacht wordt, kan de partij kiezen voor een ‘bipartite’ met de CD&V. Dat veronderstelt dan wel een stevige uitslag voor deze huidige beide meerderheidspartners. Plus een navenante verdere verschrompeling van de afgestoten partner SPA.. Met pakweg acht zetels voor VLD en bijvoorbeeld behoud van zeven voor de CD&V, beschikt dat nieuwe bestuur dan wel over een stevige meerderheid. Wie daarbij dan het burgemeesterschap opneemt, doet niet zozeer terzake.
Van primordiaal belang wordt welke bekwame mensen in dat nieuwe bestuur Ronse uit het slop helpen en het stategisch plan - waarmee eerstdaags wordt uitgepakt - vorm kunnen geven.
Rest natuurlijk de vraag of de CD&V zomaar bereid wordt gevonden om de SPA te laten vallen. (Vervolgt).

10 november 2005

EGOSTRIP (39)

Den Bloten Pompier

Cavalaire. Droomvakantie in droomresidentie. Althans, blijkens de brochure. In werkelijkheid een kunstmatig spookgehucht. In het landschap gesmeten door een of andere roi du béton. Twaalf stijlloze nep-masjes in de kurkdroge heuvels boven de kustlijn. Met als enige attractie almaar overvliegende dreigende Canadairs. We zijn moe van de lange reis. Met zijn vijven opeengepakt in een middenklassewagen zonder airco en wel honderd keer ‘Ohé Ohé Capitaine abandonné’. Veertig graden, twaalfhonderd kilometer. Maar dit is dus de zomervakantie waarnaar in winterse tafelgesprekken verlangd werd.
‘Zijt blij dat ge met vakantie moogt.’
‘Ja, er zijn er velen die dat niet kennen, vakantie.’

De eerste dag nemen de kinderen de kilometerverre trektocht vanuit ons spookdorp naar zee door hete rotspartijen vrij vrolijk op. De twee kleinsten zitten dan ook comfortabel op onze schouders. Martelen met hun sandaaltjes onze doodvermoeide harten.
‘Wij sjeiks, jullie kamelen.’
De oudste draagt fluitend als een flurkje zijn nieuwe vislijn met bijhorende doos vol geïmporteerde Belgische wormen richting verse loup de mer. Hopelijk vangt hij niks. Moeten we anders dat beest vanavond nog helemaal ontgraten.
Wij, vader-en moeder kemel, torsen al de rest. Luchtmatrassen. Vliegers. Jojo’s. Scoubidou-draadwerk. Ballen. Zonnebrandcrème. Reuzehanddoeken. Rolmatjes. Plooistoeltjes. Drinkbekers. Boeken. Tijdschriften. Puzzelalbums. Een transistor. Drie veelkleurige recorders. Gigantische cassettedoos in polyvinylchloride. Vier keer per dag. Want het kleintje moet rusten en de honger dient al een eerste keer gestild. De hele dag aan zee, dat geeft grote trek. Met of zonder Vitabis, Betterfood, Petit Lu, alom wegsmeltend Choco Prince geklieder.

Eerste droomnacht in droomresidentie. De jongste van de jongens laat zichzelve om twee uur in de ochtend met luide knal nederstorten vanop het stapelbed direction faience de Fayence. Kwalijke parapente-droom allicht. Kin ligt open. Bloedend als Floyd Patterson na die round teveel tegen Sonny Liston.
De syndicmadam van het dorp verwijst me na lang bellen (‘ne pas déranger la nuit’) scheldend naar de gendarmerie. Waar die ligt ? Helemaal beneden in het centrum van Cavalaire, bien sûr. Hoe ik weet dat niet ? Zulke dingen moèt je weten.
'C'est évidank'.
Of je bent een vermaledijde ontaarde vader.
‘Y a qu’à suivre les flèches’.
Badhanddoek één vol bloed.

Vijfenveertig minuten zoeken later praat ik tegen een gendarmerie-parlofoon.
‘Alorre ça mes braves ganks, ça n’est pas vraimank de notre compétence.’
‘Com-pé-tank-se.’
Het klinkt als pétanque.
‘C’est plutôt l’affaire des Sapeurs-Pompiers.’
‘Allez, bonne chankse.’
Badhanddoek twee vol bloed.

De brandweerkazerne ligt in andere verre heuvelen boven de kustlijn. Verborgen in de duisternis van het onverlichte maquis. Al eens verkeerd gereden in het Massif des Maures ‘s nachts ? Je rijdt jezelf recht door de brousaille naar een nieuwe affaire Gaston Dominici.
‘Belgische toeristenfamilie uitgemoord door onbekende schutter.’
Je hebt al de boeken van Peter Mayle gelezen (‘A year in Provence’, ‘Hotel Pastis’ ‘Encore Provence’). Je toert rond op de verkeerde plek op het verkeerde moment. Morgen vinden ze vijf lijken in de garrigue.
Nice-Matin: 'D'accord, ce ne sont que des touristes Belges. Mais quand-même'.
Afgemaakt in Truman Capote’s Koelen Bloede. Deerlijk verminkt door vreselijke everzwijnenbeten.

Een uur zoeken later sta ik voor de verlaten donkere kazernepoort van de Sapeurs-Pompiers. Bonken. Toeteren. Bonken. Een Bronzé in minuscuul Hom-slipje komt na nog een tiental minuten verdwaasd in de koplampen van mijn Peugeotje staan staren.
Hij oogt als Jean-Hugues Anglade in ‘37°2 le matin. Dit na een wilde nacht in het strandhuisje met de bloedmooie Béatrice Dalle, film naar de bestseller van mijn lievelingsauteur Philippe Djian.
Jean-Hugues heeft net Béatrice zijn Kleine Beer getoond. Hij zucht nog na.
‘Cela n’est pas vraimank de ma compétankse.’
Het is een prachtige nacht. Alle sterren van Michel de Nostradamus vertellen me wat nu volgen zal.
‘Il vous faut voirre le médecink de garde.’
Wat ik dan zeg en hoe ik het zeg, hoeft niemand me ooit te vragen. Dit neem ik mee in mijn columbariumkluisje. Bovendien, de feiten zijn verjaard.
Nooit heb ik Jean-Hugues of welke andere blote pompier zo snel in de kleren weten duiken om me zo vakkundig als Jean-Louis Trintignant in zijn machtige witte Ford Mustang (‘Un homme et une femme', Claude Lelouch) voor te rijden naar de dokter van wacht, aan de rand van het strand.
Chabadabada…Chabadabada. Tidadi chababada…(Musique: Pierre Barrough).

Badhandoek drie vol bloed.
De dokter van wacht bekomt net van een late barbecue.
‘De l’ail ! Et encorre de l’ail !’
‘Des gousses entières.'
'Gros comme des pastèques.’
Hij hoeft het niet te zeggen. Zijn kabinet lijkt wel de lookbollenplantage van La Garde Freinet.
‘Et arrosé avecque ça. Je te dis pas.’
Hoeft hij evenmin te zeggen.
‘Holala. Pas de la piquette !’
Ik merk het. Met overdreven veel gezwaai en hoogst onzekere bewegingen naait hij de kapotte kin. Grof. Als was hij zijn juteslaapzak aan het naaien, in het kamp van de Septième Compagnie. In de bled van Bab-El-Oued.

Maar kom, ‘s anderendaags schijnt de zon. We plonzen met zijn allen in het zwaar vervuilde zwembad van onze droomresidentie. Met zijn allen ? Bijna. Op doktersbevel moet onze hevige dromer veertien dagen uit de buurt blijven van water. Van vervuild water zeer zeker. Vergis ik me, of laat hij de kin wat hangen ?

09 november 2005

EGOSTRIP (38)

‘Denk steeds aan de inmiddels dode dokters die zich zorgen maakten over de zieken. Aan de astrologen die de dood van anderen voorspelden. Aan de vele filosofen en hun eindeloze redevoeringen over dood en onsterfelijkheid. Aan de grote helden die duizenden mensen doodden. Aan de tirannen die hun macht over mensenlevens misbruikten, met een schaamteloosheid als waren ze goden. Aan de vele bedolven steden zoals Babylon, Pompeï en vele andere. Voeg hierbij alle mensen die je hebt gekend. Hoe de ene mens de ander begraaft, alleen maar om zelf opgebaard en door een derde begraven te worden. En dit alles in een oogwenk.
De menselijke parade is van voorbijgaande aard. Onbeduidend. Wat gisteren slijm was, is morgen mummie of as. Besteed de weinige tijd die je hebt om je naar de natuur te voegen. Beëindig je reis in tevredenheid. Zoals een olijf die valt als hij rijp is, de natuur looft die hem voortbracht en de boom dankt waaraan hij kon groeien.’

(Marcus Aurelius.’Overpeinzingen’)


Nukerke. Met de Mandolienen zingen we in een tent op de Nukerke Feesten. De tent zit vol. Het is hoogzomer. Bakkend warm. Volop ambiance maar we moeten plots even stiller. In de kerk achter ons wordt een kindje gedoopt. Ik denk aan dit gedicht van Claus.


Te Nukerke

‘s Zondags, na de vespers, wil hij thuis geen krentenbrood,
de idoot. Hij stapt in het veld en in de huizen
en zwijgt in alle talen.

Zelfs al zit je in een boom
dan ben je toch geen vogel.

Ook in mijn keuken staat hij daar
zonder een gebaar. Zijn tanden malen.
Ik zwaai met mijn hand, hij ziet een zeis.

Als er geen koeien waren
dan was de bandhond een groot beest.

Dan rukt hij de almanak met playgirts
van de wand en rent in het aardappelland.

Beetje bij beetje at de vlo
het oor van de hond.

Hij vertrouwt de waarde van woorden niet
(zoals ik, maar uit een andere nood).

Met zijn playgirl klimt hij blaffend
tussen de takken :

In nemen ende in gheven
Moeten die sinne
Die dolen in minne
Altoes hier leven.

Hugo Claus. Van horen zeggen. ‘Te Nukerke’.

DE NIEUWE RONSENAAR (1)

Tuupe vuir Roonse.

‘De Nieuwe Ronsenaar’ is een ovenvers volkomen onafhankelijk mediaforum met - voorlopig - onderdak op deze nieuwe snelgroeiende auteursblog. ‘De Nieuwe Ronsenaar’ richt zich tot alle Ronsese doemensen, wars van eigenbelang of sektarisch denken. Alles wat u in de klassieke printpers niet vindt, leest u in de auteursrechterlijke beschermde titel ‘De Nieuwe Ronsenaar’.
Bijtitel: ‘Tuupe vuir Ronse’.
We verwerpen verlammende partijpolitieke termen als ‘cordon sanitaire’. We laten ons niet gijzelen door de beperkingen van het al te vaak misbruikte ‘politiek correcte denken’. We respecteren de keuze van elke Ronsese kiezer. Als één op drie Ronsenaars stemt voor een partij als het Vlaams Belang, respecteren we die democratische keuze. Het gaat er ons niet om wie volgend jaar de nieuwe burgemeester van Ronse wordt. Het gaat er ons om wat die burgemeester met de sjerp voor Ronse en voor alle Ronsenaars ‘tuupe’ doet.
Zijn we a-politiek, dan verwerpen we de anti-politiek. ‘De Nieuwe Ronsenaar’ bestrijdt elke vorm van racisme of elitarisme. We verwerpen kordaat de verderfelijke opdeling van Ronsenaars in aparte sociale, intellectuele, financiële, ethnische, religieuze, ideologische en taalkundige clans. We zien waartoe zoiets leidt in Frankrijk. We gaan integendeel voor openheid, wederzijds respect, hartelijkheid, broederlijkheid, solidariteit. De wereld is onze stad en Ronse is een stad van de wereld. Tegelijk gaan we voor een vastberaden aanpak van onveiligheid en van de verloedering van onze stad. Elk democratisch antwoord op de malaise verdient onze aandacht.
‘De Nieuwe Ronsenaar’ garandeert gastvrijheid en persvrijheid voor de beste pennen van Ronse. Geheel in de geest van artikel 18 van de Belgische grondwet (de drukpers is vrij) zullen we in ‘De Nieuwe Ronsenaar’ datgene publiceren wat sommigen omwille van het machtsgeile eigenbelang elders (vruchteloos) proberen te muilkorven. De pers blijft vrij. Ook en meer dan ooit in Ronse. ‘De Nieuwe Ronsenaar’ stelt zich hiervoor garant. Geheel volgens de ethiek, vastgelegd door de Beroepsunie van de Belgische Pers en gegarandeerd door de hogervermelde grondwet.
Het gaat ons hier ook niet om het draaien van de grote grieventommel. Het gaat ons niet om de zoveelste klaagzang omtrent de malaise van Ronse. Waar het ‘De Nieuwe Ronsenaar’ om gaat, dat zijn de positieve initiatieven, de haalbare oplossingen, de interessante ideeën. Het goede, het ware, het schone.
Regelmatig duiken we daarbij in de Ronsese anekdotiek van het heden. Of in de petite histoire de Renaix, om er de lessen uit te trekken voor de toekomst. We blijven de humor van de Ronsenaar koesteren en vrijwaren. Dit zullen we blijven doen we in tekst, lied, revue en Ronsies gezang. Als nagelnieuwe mediastem en opiniemaker wil ‘De Nieuwe Ronsenaar’ bijdragen tot het herstel van het imago van Ronse. Voor een hartelijke, hoffelijke, vredige en veilige stad.

Tuupe vuir Ronse

Stef Vancaeneghem.

08 november 2005

EGOSTRIP (37)

Saint-Sauveur. In het muziektempeltje van Johan Vanderaspoilden wordt hard gerepeteerd aan nieuwe nummers van De Gev(l)uigoode Mandolienen. Fabriseke Donckerwolcke zet een prachtige interpretatie neer van ‘Hiete Paane’ (Aline, Christophe). Fabrice is weg van De Panne. Van het een kwam het ander. Dit is zijn lied. Ik heb het speciaal aan hem opgedragen, in de tweede druk van Het Roonsies Beurookboekskie. Het is een uit de hand gelopen grapje maar het wordt een kaskraker. Een bisnummer voor onze komende optredens, zeker weten.
Johan probeert zelf ‘Mei Lucie an de zie’ uit (Memphis Tennesee, Chuck Berry), een nummer voor Philippe ‘Kari’ Verbruggen. Philippe zingt doorgaans ook een van mijn lievelingsliedjes : ‘t Kloert ien Roonse’ (Paris s’éveille, Jacques Dutronc). De nieuwe dageraad van Ronse, op tekst en muziek. Wat Luc Delcoigne op dat nummer uit zijn dwarsfluitpartij haalt, overtreft mijn stoutste verwachtingen wat betreft de symbiose tussen volkse eigenheid en muziek.
Peter Dhooge heeft zijn laatste patiënt van de dag gemasseerd. Achter zijn microfoon ontroert hij me telkens weer met die prachtige stem van hem in ‘Engookie’ (Angie, The Stones). Dit nummer, my song for Stanse, wordt soms ook ten hemel gezongen wordt door onze zangcoach zelve : Katrien Wemel. Een godsgeschenk.
Peter leeft zich verder uit met ‘Adieu Peire’ (A hard day’s night, Beatles). Ik popel al om hem ‘Baie des Canoubiers’ te horen zingen (‘In my life’, Beatles). En afgesproken, as soon as possible ook een paar leuke uit het rijke creatieve leven Rod Stewart. De muziek zit goed. Het werkt allemaal wel. Er wordt gesleuteld. Gecorrigeerd. Herbegonnen. Partiturenconnoisseur Delcoigne geeft elke noot haar plek. De gitaristen plukken de sterren uit de hemel. Jonathan tovert op zijn prachtige Les Paul Gibson, een juweel. Bassist Erwin is een begenadigd zanger.
Ik heb hem een verrasing gemaild, hij weet het nog niet. Drummer Gino houdt het ritme strak. Op 19 november treden we dezelfde avond op in zowel de Klijpe als op Sint-Pieter. Hoe we dat gaan flikken, is ons nog niet duidelijk. Een heksentoer wordt het zeker. Maar we zijn hectische omstandigheden al gewoon. Het leuke is dat het oorspronkelijke Tavi-repertoire inmiddels helemaal kon opengetrokken worden naar een echte 'Tuupe vuir Roonse Tour'. We zijn nu al goed voor een act van anderhalf uur steengoede muziek. En heu wat de zang betreft: naar best vermogen. Sinds Luc me heeft uitgelegd (gelukkig niet getoond) hoe ik een tong moet draaien, weze het op mijn chromatische Hard Bopper van Toots, ben ik even van mijn melk. Vanavond hou ik mijn mondharmonicacollectie veilig opgeborgen. In de mooie zwarte Stella Artois Music-tas die ik met de Gev(l)uigoode Mandolienen-ploeg gewonnen heb, op de Hermes quiz.
Cultuurraadvoorzitter Marc De Turck meldt me dat we het break even point gehaald hebben met het Roonsies Berooboekskie.Vanaf nu kunnen we doorgaan voor het goede doel. Johan van de Standaardboekhandel laat me weten dat ik meer Beurooboekskies gesigneerd heb dan Filip Meirhaeghe en Stan Laureyssens. Juist, maar ik speelde wel een thuismatch. Op de Boekenbeurs signeerde Meirhaeghe er meer dan achtduizend. Met zoveel Beurooboekskies zouden we voor het héél goede doel kunnen gaan.

Ronse. De reacties op mijn idee om hier voortaan ruimte te maken voor ‘De Nieuwe Ronsenaar’ en deze blog open te stellen voor ideeën en teksten en activiteiten van alle positieve Ronsese doemensen die het ideaal 'Tuupe vuir Ronse' onderschrijven, verwarmen mijn hart. Een jongensdroom gaat in vervulling.
Uitgerekend vandaag lees ik dat de printpers steeds meer onder druk staat van internet. Le Monde probeert nu terug te slaan met nog meer kwaliteit. Ooit ben ik Het Volk beginnen lezen op de trein naar Brussel omdat die krant, waar ik later zelf nagenoeg dertig jaar werken zou als journalist, toen voor de buitenlandverslaggeving het exclusieve copyright had van Le Monde. Ik verslond Jacques Amalric en zijn companen. Niets van wat in Chili of Nepal aan de hand was ontging me. 'De Nieuwe Ronsenaar.' Met alles erin wat u elders niet leest. Moe maar gelukkig ga ik slapen. Met een samenzweerderig knipoogje naar mijn bompa op wiens ouwe Remington ik mijn eerste stukjes tikte. Dan al met twee vingers.

Onder de nachtlamp lees ik 'Trois jours chez ma mère' (Grasset)helemaal uit. Goncourtwinnaar François Weyergans schrijft werkelijk als een god. Ik kan iedereen zijn dik verdiende prijs aanbevelen. Zelf stort ik me nu gretig op ‘Mijn leven met Mozart’ van Eric-Emmanuel Schmitt. (Atlas) Van Schmitt heb ik ook al ‘Oscar en oma Rozerood’ en ‘Meneer Ibrahim en de bloemen van de koran’ en ‘Het kind van Noach’ verslonden. Stuk voor stuk pareltjes. Lezen en schrijven. Schrijven en lezen. Lezen om te schrijven. Leven om te lezen. Een geschreven leven. Het leven is mooi. Veel meer moet dat niet zijn. We zullen met zijn allen doorgaan. Met streelzachte violen als het kan. Met trompetgeschal als het moet. Zien wat Goldman daarover zingt.

Et même si le temps presse
même s’il est un peu court
si les années qu’on me laisse
ne sont que minutes et jours

Et même si l’on m’arrête
ou s’il faut briser des murs
en soufflant dans des trompettes
ou à force de murmures

J’irai au bout de mes rêves
tout au bout de mes rêves
j’irai au bout de mes rêves
où la raison s’achève
tout au bout de mes rêves.

Jean Jacques Goldman. ‘Au bout de mes rêves.’ Singulier.

07 november 2005

EGOSTRIP (36)

DE NIEUWE RONSENAAR

Het Weekblad De Ronsenaar. Ik begon er ooit aan een lange journalistieke loopbaan. Bijna schreef : ik lijdensweg. Want leven van de pen… Bij De Ronsenaar verdiende ik 1 frank per regel. Al eens duizend frank verdiend aan 1 frank per geschreven regel ? Maar goed, er is geen klagen. Soms heb ik zelfs wat heimwee naar al die jonge geiten en volle vaarzen die de boeren van de omliggende op hun kloefen in het blad kwamen mikken.
Op zo’n dagen van tedere herinnering keer ik in mijn hart met warme gevoelens terug bij al die echte idealisten, okee tscheven, die me op dat blad zijn voorgegaan. Ik denk bijvoorbeeld aan die lieve mens Adelin De Catelle, de bescheiden maar efficiënte boekhouder. Aan ‘Narke’ (Omer Verpoort) , met zijn schitterende pen. Aan de vaak verguisde Jan Verroken met zijn pijp. ‘Le tombeur de Louvain’. Maar ook aan Krisje Naudts (goede collega-journalist bij De Gentenaar/Het Nieuwsblad nadien) aan Jotie ‘t Hooft (den dichter), aan Willy Dehaene, Marc Vercuysse, die me zijn voorafgegaan op de desk. Aan zoveel anderen met wie ik enthousiast de Jeugdkrant op pagina twee in elkaar knutselde. Wel voor al die mensen, voor de stichters, de leden van de raad van bestuur, voor al die medewerkers start ik hier eerstdaags in mijn eentje (en met de steun van bevriende Ronsenaars in alle lagen van de bevolking, mensen die samen met mij om Ronse begaan zijn en die het enge partijpolitieke gekibbel weten te overstijgen) in deze blog ‘De Nieuwe Ronsenaar.’
Al wat u elders niet meer leest, krijgt u voortaan hier gratis in uw stoel.
Als eerbetoon herdoop ik bij deze al die Ronsese opschrijfsels bij de gewone man en de machtigen van Ronse ‘De Nieuwe Ronsenaar.’ Al wat me verteld en opgetekend wordt, al het genoegen, al het ongenoegen, je leest het voortaan op deze blog regelmatig in ‘De Nieuwe Ronsenaar.’
Vertel het voort. Je hoort bij de allereerste lezers van onze lezersclub.
Dit is een mooie mediadag, er zijn er zoveel niet. We worden snel een echte grote Ronsese familie. We gaan samen ongebonden voor Ronse. Wars van politiek belang. Wars van eigenbelang. Wars van partijbelang. Wars van commerciële belangen. Met De Nieuwe Ronsenaar : Tuupe vuir Roonse. Op deze kreet staat apropos het copyright van mijn auteursrecht. Geen enkele politicus durve het bijgevolg nog wagen hem te misbruiken voor het enge partijbelang in propaganda of advertenties. De Ronsenaar op het web als De Nieuwe Ronsenaar. Dat ik dat nog mag meemaken, ik doe mezelf een lol. De Ronsenaar is dood? Leve De Nieuwe Ronsenaar.
Mocht mijn bompa nog leven, ha, hij sleurt mij naast hem op zijn bank en hij blaast sebiet een airke op zijn bombardon van contentement. Daarvoor doen we het, bompa ! Start spreading the news. Dat ik daar eerder niet ben op gekomen. Soms heeft een mens een vonkje nodig.

06 november 2005

EGOSTRIP (35)

Ronse. Trouwzaal stadhuis. Beneden hangen gewezen burgemeesters eeuwigdurend te wezen in gruwelijk verstarde portretten. Boven staat burgemeester Luc Dupont zichzelf te zijn, in afwachting dat hij eindigt als portret. Burgemeester van een lastige stad in de kering. Wie nu burgemeester van Ronse wil zijn, verschaffe zichzelve een doos Quiesbollen. Tegen het oorverdovend gesakker.

Ze zijn allemaal gekomen voor de viering van wijlen ‘Mister Blue’. Etienne Verschueren, die Ronse internationale Jazzroem schonk. Ik begroet Jazzfreak Julot Pot die met het idee van deze viering is komen aandraven. Ik zie kunstenaar Roger Cnudde die een schilderij van Etienne heeft geborsteld. Jeugdvriend Paul Vandenhoeke, architect, acteur en miskend schilder (zijn Magritte-station : alle gekte van Ronse in één doek) en ere-commissaris José Plume, die zijn boezemvriend Etienne schitterend huldigt. Dan de andere muzikanten naast West Music man José. Vooraan aan de toetsen Tony Bauwens, ‘Bob Friend’ van het eerste uur . ‘De aristocraat van de piano.’ Bauwens, Ronsenaar, compaan van Etienne maar ook begeleider van Toots, Georgie Fame, Shirley Bassey. En helemaal weggestopt, vrijwel onzichtbaar op de voorlaatste bank : de nu al legendarische Roger Vanhaverbeke. Vijfenzeventig en als onvervalste jazzman nog altijd aan de slag in het Brusselse Sheraton Airport. Tien jaar is hij nu al dood Etienne. Maar de stad van zijn dromen vergeet hem niet. Voor een keer laat de schuchtere stad Ronse haar bescheidenheid varen, is zij groots in het unanieme enthousiasme van een terechte erkenning.

Ronse, waar alles mogelijk wordt als Ronsenaars er samen voor gaan. Cultuurschepen Joris Vandenhoucke en Cultuurraadvoorzitter Marc De Turck scoren een topmoment. Er komen er nog. Deze stad gaat voor cultuur met eindelijk een nieuw Cultuurcentrum. En de opvolging van Etienne is in goede handen, bij Serge Plume en Dieter Limbourg. De twee jonge Ronsese goden van het Brussels Jazz Orchestra..Claude Debie, geboren rasacteur, onvergetelijke ‘Nonkel Louis’ in ‘De Schietspoeldynastie’ introduceert de vrienden van Etienne. Hij doet dat met stijl. Het is alsof iedereen zich heeft voorgenomen Etienne Verschueren terug te halen uit de jazzhemel.

Een filmmontage op muziek van zijn Fiertelsuite toont de mijlpalen, afgebakend op de Fiertels van zijn leven. Ik herken in die prent talloze Ronsenaars, onderweg naar het licht van de eeuwigheid in een immer levendige Fiertel. Trommels en Fluitjes. Altijd andere, steeds hetzelfde lied. De Fiertel als metafoor van de vergankelijkheid. Eeuwigdurende Fiertel. Ronsenaars die heel eventjes meestappen in de karavaan van het bestaan. Op die beelden van vergankelijkheid, de tijdloze muziek van Etienne. Als gegoten op het ritme van het komen en het ter ziele gaan . De traagheid en de last van het schrijn. Het efemere van de eindeloze stoet mensenlevens. En Etienne die met zijn noten de eeuwigheid vastpint, op de balkjes van de schoonheid.

Troomoo Floatsie
Troomoo Floatsie
geift den boer
nen stamp ie zien gat.


Ik heb een déjà-vu effect, herken beelden van thuis. De Steenbrugge. De Fiertels van mijn jeugd, van Wijnstraat naar Kruissens, van Kruissens naar Wijnstraat. Je bent even terug, Johan, dode broer die maar voortleeft in mijn hart. Het is jouw film. Het is jouw eindwerk aan het Nationaal Radio en Filminstituut. Verknipt en verwerkt tot magische mozaiek van Ronsenaars.
Waar je nu zit, moet het goed toeven zijn. Misschien hoor je er Etienne op zijn altsax. Wie weet hoor je een deuntje op zijn eerste accordeon. Ze zeggen dat je altijd terugkeert naar vroeger als je dood gaat. Ik kijk door het raam van mijn schrijfhoek naar de sterren. Mars is goed zichtbaar in deze najaarsnachten. Ik zoek Mars in het zuidoosten, zie een ster met alle Ronsenaars bijeen. Grote beren, kleine beren. Recht voor de raap en hartelijk. Eindelijk verenigd in de broederschap en de liefde voor onze stad. Jij bent er aan het filmen, zoals altijd. Naast jou zitten je vrienden. Kapitein Zeppos. Johan en de Alverman. Joos Florquin. Fons Fraeters en zijn Annie huppeldepup. Nog wat verder tokkelt Ephrem Delmotte op de beiaard ‘Lieve Vrouwe van Ons land’. Klienen Beutsoo, de eerste nar, maakt bokkesprongetjes op het Bommelslied. Emile Cuvelier trekt aan zijn sigaar, schiet een paashaas. Raymond Vandeputte overhandigt een beker aan Jempi Monseré en bloemen aan Zuster Zenobie. En jij mama, waar zit jij in die fanfare van leven na de dood ? Eindelijk terug bij papa ? Zeg hem dat het een propere is. Dat hij zomaar is dood gevallen, alleen al van het verschieten van mij te zien geboren worden. En vraag aan bompa dat hij stopt van zo vals op zijn bombardon te blazen. Dat ik Etienne zijn trommelfluitje kan horen. Heel zacht. Hemels mooi.