07 november 2020

 AVONDUREN.

Ronse, een handleiding.
22. Liefdesverhaal in straatnamen.

Straatnamen vertellen veel zo niet alles wat je weten wil over Ronse. Neem de Zonnestraat, net als de Oswald Ponettestraat en de Cesar Snoecklaan dringend aan renovatie toe.
De Zonnestraat loopt recht op de Klijpe. Om er te geraken ik bedoel aan de Klijpe moet je eerst voorbij de Blokstraat. Die ligt (rechts dat spreekt) tegenover de Rode Mutslaan. De Klijpestraat zelf loopt uit op de Malaisestraat. Ik bedenk dit niet zelf.
Ten noorden van de Klijpe kom je langs Wittentak via de Eikelstraat uit op de Vlamingenweg (in één woord, voor alle duidelijkheid).
Aan de Eikelstraat zoekt u het dan best zelf maar uit. Bon. Wat lager dan de Rémi Van Caeneghemstraat (mienen bompa) kom je dus uit op de Cyriel Buyssestraat. Schrijvers en schilders zijn prima vertegenwoordigd in Ronse. Zo heeft folkkunstenaar Watkyne (van de heksenmuur in Ellezelles) zijn straatje dat uitkomt op de Hendrik Consciencestraat.
Ook wijlen mijn vriend Armand Demeulemeester siert het straatbeeld. In uitstekend gezelschap trouwens, vlakbij Guido Gezelle aan de Rode Broekstraat. Armand had er best mee kunnen leven. Hij van wie zijne heiligheid Paus Johannes Paulus II een werk van de Belgische bisschoppen geschonken kreeg, bij het pausbezoek aan de basiliek van Koekelberg (nog net niet de basiliek van Hermes).
Rode Mutslaan.
Rode Broekstraat.
De kaart van Ronse kleurde ooit rood, doch schijn bedriegt. Vandaag is rood hier op sterven na dood. Doch het kan verkeren, zei Bredero.
Dan de vele Steegjes en koerkes. Ik ken vrienden bij De Gevuigoode Mandolinen en niet van de minste (onze chef hemzelf) die er wonen. Net als ik onweerstaanbaar vallend voor de charme ervan.
Neem het Steegje Willocq waar de kleine Eric Zonneman (9) om de hoek met de Abeelstraat woonde met zijn mama en er aan zijn eind kwam toen hij enthousiast doch iets te voorbarig zwaaiend met de Belgische cocarde laf werd neergekogeld van op de laatste vluchtende nazipantser.
Steegje Snoeck aan de Vanhovestraat.
Koer Styns aan de Lange Haag.
Koer Devos aan de Nieuwe Brugstraat.
Koer Dejonghe aan de Kruissens.
Kleine straten.
Betere boulevards.
Vervallen buurten.
Nieuwe sites.
Le grand chic huist in de prachtige art deco buurt van de Leopold Sturbautstraat en de belendende ‘quartiers’, in statige burgerwoningen aan de Square Mouroit en ooit ook in de mooiste huizen van een nu helaas deerlijk toegetakelde Wijnstraat met Cinema Ritz als grootste schandvlek.
Met de Stadstuin is midden de oude Kloef een open residentiële stadstuin neergezet voor betere tweeverdieners. De meningen erover blijven even verdeeld als de initiële discussie daaromtrent in de gemeenteraad. Maar de verbinding met de Oscar Delghustraat lijkt wel geslaagd. De trieste de Kloef van weleer is omgetoverd tot een mooie open ruimte met veel licht en groen.
Hip heet tegenwoordig de buurt van de Beekstraat met trendy lofts, woonprojecten in oude fabrieksgebouwen. Dit zowel aan de Gebroeders Dopchiestraat, de Beekkant zelf, de Drieborrebeekstraat en verderop de Napoleon Annickstraat.
Betekenisvolle namen in Ronse zijn er meer dan genoeg. Neem de Weerstandstraat. Wijlen Georges Van Coppenolle (met Lucien Ven een van de legendarische chefs van het Ronsese verzet) toonde me bij de research voor mijn roman ‘De Nalatenschap’ zelf nog op de kaart hoe de verenigde weerstand langs Deurnestraat en Weerstandstraat (vandaar dus) langs de Wodecqstraat Ronse binnen kwam geslopen. 'En file Indienne,' zoals Georges het zei. Recht naar de Grote Markt voor de verbinding met de Engelsen vanuit …de Engelsenlaan.
Zelf woon ik op Broeke. Wat hogerop ligt de Hemelberg op aarde. Doch alles wat ik wil lijkt zover weg, zover weg van mij. In de buurt allemaal nieuwe straten met namen als Ronsese zustersteden.
Klevestraat.
Jablonecstraat.
Sandwichstraat.
Een leuke straatnaam vind ik de Trogstraat aan de Kanarieberg. Bijna schreef ik de Trollenstraat. Wat verderop aan het Ruddersveld ligt de Breucq.
Ik herinner me eindeloze discussies bij de zoveelste taalgrenstwist over de vraag of de Breucq bij Vlaanderen dan wel bij Wallonië diende te worden ingekleurd. Boel en bazar. Geen wonder ook, met de Slagkotstraat vlakbij.
Misschien kan de ovenverse ‘nieuwe oude partij’ genaamd 'Respect' van mijn goede buur Erik Van der Eedt de strijdbijl daarover weer opgraven. Krijgen we hier weer ‘wandelingen’ van het Taal Aktie Comité. Ronse nog maar eens op de foute manier in het nieuws. 'Du moment qu'on en parle.' Straatnamen ik zei het al, ze vertellen veel zo niet alles.
Neem de Maagdenstraat. Ongeveer de langste straat van Ronse. Met middenin Boontjesstraat, Waaienberg en Lievensveld. Je kan zoiets zelf zo romantisch niet bedenken.
Een liefdesroman,
in simpele
straatnamen.
Of een poëemke
met niks anders
zoals dit hierna;
weg van poëzie
bakkereel en baremeers
cachette pierrette en coq battant
malaise en de maneschijn
ten houte en tombeele
de kafhoek en de kammeland
papekouters, borrekens
kleine heide, oude vesten
blauwesteen en molendam
de linde en de walenweg
biest, den hul en meijerije
langeweg en triburie
schaffendal en langehaag
de rotterij, de zomerij
spillegem en groeneweg
kattemolen, kegelkaai
kruissens en spinessenberg
ronsemeers, fiertelmeers
schavaart en de waaienberg.
Théodule Canfijn

Bart Wallays, Laureaat Stadsgedicht 2006.

 AVONDUREN

Ronse, een handleiding.

21. De gijzeling van ons mooiste erfgoed.

Ik voel het aan mijn tenen als er een anonieme brief in de bus ligt: ze beginnen te krullen. Al van toen ik thuis op de Steenbrugge de brievenbus van De Ronsenaar ledigde. Hoopvol uitziend naar hemelsblauwe airmail van mijn vriendinnetje uit San José. De haatmail bij elk standpunt van Jan Verroken in De Ronsenaar (Le tombeur de Louvain! Monsieur Verbroken!) kon me worst wezen. En zie, vanochtend doen mijn tenen waar ze goed in zijn. Anonieme envelop met mondmasker cadeau erin.
Timeo danaos et dona ferentes. Wees op je hoede voor de Grieken, ook al komen ze met geschenken als het paard van Troje.
Het mondmasker zit keurig steriel verpakt. Het venijn zit meer in de boodschap erop. Het oude verhaal van mensen die vinden dat maskers dienen om hun eigen boodschap te verspreiden veeleer dan om je van het virus te vrijwaren. Niet beseffend dat die boodschap zélf een virus is dat Ronse nu al een halve eeuw verlamt.
Hun discussiepunt is steriel verpakte gebakken lucht. Gegarandeerde taalhoffelijkheid is immers vanzelfsprekend voor eenieder die wat verder kijkt dan zijn eigen kleine bubbel. Bij uitbreiding hoffelijkheid tout court en respect voor elke Mens.
Een overbodig debat is het, dat enkel dient om de zelfverklaarde redders van het oude avondland en het verzameld extreem gedachtengoed aan een vet politiek mandaat te helpen. Zich ondertussen profilerend als Verlossers van Ronse. Aldus het nieuwe obscurantisme en de onderliggende crypto-xenofobie als sluipend gif propagerend van in Ronse tot in Rome.
Wee wie er een andere mening dan hen durft op na te houden, zich niet gedwee houdt aan het opgelegde marstempo en het gerinkel van de bellen, bij dag en bij nacht.
Een politieke hidden agenda die zich aldus genesteld heeft in het mooiste erfoed van Ronse. Waarbij voor de (zelf gesubsidieerde) partijtrollen op de sociale media tot de Ronsese patroonheilige Hermes toe, zijn clandestiene Fiertel, zijn gerestaureerd paard en zijn gesubsidieerde basiliek vooral moeten dienen om zichzelf vol gezwollen retoriek en heraldiek, te verheffen boven de ander, in de bubbel genaamd Ronse.
Nee, met taalhoffelijkheid heeft het allemaal allang niks meer te maken. Wel alles met zelfrespect en hoffelijkheid voor élke Ronsese medemens, inclusief anders denkenden.

02 november 2020

 AVONDUREN

Ronse. Een handleiding.
20. Wees gegroet, Valère.
‘Hey Chico, moe k'ik
va zu verre kommen,
veur zu ’n dun boekske ?’
Voor mij staat mijn nieuwe kameraad Roger De Vlaeminck. Goedlachs als een schalkse ruiter zwaait hij me toe met zijn ovenvers exemplaar van ‘Zonde van Nini’ dat hier net door voormalig burgemeester van Ronse Jacques Piessevaux bovenop de Kwaremont is gepresenteerd terwijl ik zelf krom gebogen en redelijk overrompeld met de kramp in de hand signerend over de desk hang.
Sinds de verdwijning van Spectator magazine wordt mijn schrijvend beroepsleven gevuld met coureurs, chanteurs, footballeurs voor het gezellig familiaal weekblad Zondagsblad.
Roger heb ik on the road ontmoet in zijn mooie hoeve in Kaprijke. Hij ontvangt er me als kende ik hem al mijn hele leven, trapt tussendoor op zolder als een kwajongen één van zijn talloze koersbekers weg, die van de Giro d' Emiglia. Meer moet dat niet zijn, zo spontaan kom ik ze niet vaak tegen. Zelfs bij 'de kleine Planckaert' in Meigem niet en dat wil wat zeggen. Roger doet me zijn levensverhaal, het is ingewikkeld.
Het klikt, we rijden samen naar de Tour, vliegen naar de primavera die hij zeven keer gewonnen heeft en waar hij, hoe kan het anders, van aan de dom van Milaan tot op de Poggio als een ware Italian hero wordt onthaald.
Nu staat deze geil gebleven puber hier in Galerie Beukenhof op de Kwaremont in een wereld die totaal de zijne niet is, ondertussen wel helemaal de mijne is geworden. Ik ben blij met zijn aanwezigheid. Hier in het mooie vroegere buitengoed van mijn grootvader, de ooit rijk geboerde textielbaron uit Wortegem.
Hier aan de Ronde van Vlaanderenstraat bovenop deze Kwaremont begint het echte verhaal achter mijn romandebuut ‘Zonde van Nini’. Kort na de publicatie schrijft de VRT me aan, ze willen de roman verfilmen voor de Reeks ‘Made in Vlaanderen’. De wonderen zijn de wereld nog niet uit, ik weet niet wat me overkomt, ken helaas de vele valstrikken bij zo’n verfilming nog niet.
In ‘Zonde Van Nini’ steken drie lagen. Dees, dertienjarige puber doorziet de schone schijn van de rijkemanswereld, sluit vriendschap met de smid van de fabriek, doorprikt dank zij hem het paternalisme en de hypocrisie van het bescheten textielbaronnenwereldje van toen (schouderklopjes, geen opslag), voelt via de verhalen van zijn grootvader de spanningen tussen de zelfverklaarde economische elite van Franstalige Ronsenaars versus het Vlaams werkvolk.
Mijn verhaal heb ik gesitueerd op de achtergrond van het eerste van de twee wereldkampioenschappen wielrennen in Ronse. Dat van 1963 waarin Rik Van Looy op de Glorieuxlaan nipt geklopt wordt door Benoni Beheyt. Hoofdpersonage Dees wordt er als ijsventertje voor Ola op de tribune geraakt door het verdriet dat hij meevoelt met Nini Van Looy, voor hem zoveel mooier nog dan de wonderfee op zijn kamerwand Marilyn.
Met de geplande verfilming gaat aanvankelijk een jongensdroom in vervulling, duik ik in de wereld die ik in Ronse eerder al eens proeven mag als mijn oudere broer Johan, cameraman voor de VRT thuis op de Steenbrugge in mijn jongenskamer Axel North komt filmen.
Wat veelbelovend wordt aangekondigd als mini-serie is bij gebrek aan middelen onderweg deerlijk verminkt tot één uur film. Van de drie lagen blijft een flauw afkooksel over. Mossel noch vis, kop noch staart.
Wat er voor mij bij de verfilming vooral toe doet is Ronse op de kaart zetten. De insluiting van Ronse onder de brede aandacht brengen erbuiten. De door Brussel opgelegde beperkingen van een Vlaamse stad die administratief is vastgeklonken in een wurgstatuut dat Ronse als kernstad helemaal en zonder fusiemogelijkheden op zichzelf terugsmijt voor alle lasten, belet te groeien en elke degelijke ontsluiting tegenhoudt. Het sleutelverhaal van de grootvader, met zijn kleinzoon Dees op de wandel boven Broeke.
Niks van dit alles komt over zoals het hoort. Ondanks een droomcast met Dora Van der Groen, Katrien Devos, Hugo Vandenberghe (aan de acteurs zal het niet liggen) blijft de kijker achter als een kieken zonder kop, zoekend welke richting het uitgaat. Geen enkele dus. In vier achtereenvolgende versies is het scenario helemaal ontmanteld, kaal geplukt. Van de beloofde drie uur sfeervolle inleving naar één koude soep zonder ballen. Eenieder op zijn honger. Niemand echt content.
Achteraf zal ‘Zonde van Nini’ me wel terugvoeren naar de wereld waarin ik als kind al door de familie van mama ben meegezogen. Die van het theater en de wondere Ronsese wereld van de Tavi revues.
Drie keer krijg ik zelf eerst nog te maken met de enige echte ware bedenker van de legendarische Tavi en zien schuun Madleenekie.
De eerste keer in Ronse in Restaurant Lou Pahou (nomen est omen) als het radiogezelschap van Jos Ghysen daar komt neergestreken. Valère Depauw, boezemvriend van Leo Vindevogel, auteur van Tavi en inmiddels een heel oeuvr leer ik er kennen als een hoogst gedreven auteur vol gezonde zelftwijfel.
'Jongeman ik heb veel teveel geschreven'.
Op een zondags Davidsfondscongres in Antwerpen dat ik als verslaggever beroepshalve voor de krant bijwoon, komt de tweede ontmoeting. Ronse heeft hem al die jaren niet losgelaten. Maar sinds ‘De dood met de kogel’ van zijn vriend Leo kan Ronse voor hem nooit nog hetzelfde zijn. Voor elke Ronsenaar mag hij dan nog met zijn onvergetelijk universum van Tavi & Madleenekie het hart harder doen kloppen, zelf wil hij dat niet echt meer geweten hebben. Hij schrijft nu mystieke, magisch-realistische turven van boeken die Davidsfondsvoorzitter Norbert D’Hulst op een dag in mijn stekje aan Broeke deponeert, bij wijze van duidelijke hint. (Hier zie, dat is eens nog wat anders dan Tavi of flinterdunne boekskes over coureurs).
Valère heeft ongelijk, vind ik om aldus zelf neer te kijken op zijn Tavi als niks meer dan een burlesk verschijnsel. Met Tavi tovert hij integendeel magistraal een hele vergane époque van het echte diepe Ronse uit de pen. Meer dan je ooit kan doen met een hooggeletterd moeilijk boek van duizend bladzijden.
Niemand doet het hem na, nooit. Tavi blijft zijn creatie. Hoe leuk ook de afsplitsingen die ik er achteraf, mede dank zij het initiatief en het talent van mijn schrijfbroers Geert Desmytere en Koen Lauwereyns, in volle vriendschap met hopen lol en een Beurooboekske vol nieuwe liedjesteksten zelf mee op de planken zetten zal.
Klak af voor Valère. De laatste keer dat ik hem ontmoet, ligt er een Vlaamse Leeuw op zijn kist.We zitten met een Ronsese delegatie van Voor Taal en Volk in Sint-Job-in-’t Goor waar Valère Depauw zijn schrijvend bestaan na de dood van zijn vriend Leo heeft voortgezet. Op de koffietafel na krijg ik van iemand een publieke blaam omdat ik geen weesgegroetje meelees voor de boterkoeken en ik...
‘NOCHTANS NIET ZO GEKWEEKT
BEN DOOR ROBERTE, MIJN MOEDER!’
(Ik heb mama nooit weten bidden. Sinds de vroege dood van papa heedt ze als weduwe met vijf kinderen zo al de handenvol. Geen plaats en geen tijd voor ook nog het prevelen van paternosters).
Maar goed, beter laat dan nooit. Ons Heer moet van elks zijn getal hebben en aan een struik patatjes hangt er van alles. Hier dus mijn postuum gebed.
Wees gegroet
Valère vol van
genade
de eeuwige leute
zij met u.
Geëerd
zij uw naam
gespeeld
de grollen
van uw revue.

 Avonduren

Ronse, een handleiding.
19. Square Luc Dupont.
Stadhuis Ronse. Achterafzaaltje schepencollege. Met de rector van de basiliek en een paar gelijkgestemde companen van het goede doel dat ons drijft, maak ik mijn opwachting voor een geplande ontmoeting met burgemeester Luc Dupont en zijn schepencollege.
Het is de bedoeling dat we er, aangepookt door de gedreven Wim Vandevelde (zelf schepen van Ronse inmiddels) onze power point presentatie zullen uitrollen. We willen eenieder ervan overtuigen dat de oude Sint-Martinus in het hart van de oude vrijheid als waardevol erfgoed dringend dient te worden gered van verval en sloophamer. De kerk is een inmiddels verlaten oude garage. Eerder heeft Albert De Cordier al een ‘Comité de Soutien’ opgericht ter redding van de crypte eronder. Doch die poging is deerlijk mislukt vanwege teveel blabla en te weinig boem boem. Na een laatste expositie met de ‘Genesis’ van Armand Demeulemeester is de hele achterkant van de Sint-Martinuskerk met de grond gelijk gemaakt, de crypte door de graafmachine ingeslikt.
Het goede doel dienen vergt geduld. Lang zitten we daar op dat stadhuis te antichambreren tussen het kille marmer van de traphal. Het zichtbaar goed geladen schepencollege blijkt er eerst al een uitgebreid gastronomisch ‘onderonsje’ te hebben opzitten. Nu dienen er eerst nog dringende zaken te worden door gewauweld. Als daar zijn het uitklaren van onderling gekibbel en het zoveelste eigengereide optreden van de ongeleide projectielen in het college. Politics as usual.
Na het deemoedig wachten op Godot & co mogen we eindelijk ons verhaal doen. Oorverdovende stilte is de respons erop. Geen vragen? Ook niet van de bevoegde schepen van Erfgoed? Ook niet van alle andere schepenen met hun ronkende verantwoordelijkheden in de glimmende stadsbrochures als daar zijn het patrimonium van Ronse, de stadsontwikkeling, de ruimtelijke ordening, de stedebouw, het milieu, de duurzaamheid, de cultuur, het erfgoed. Nee er is niet één vraag en de spijsvertering is na zo’n gastronomisch eetgelag ook niet meer wat een mens ervan verwacht.
Burgemeester Luc Dupont schetst daarop zelf kort en gevat de situatie met de Sint-Martinuskerk. Wat er volgens hem te doen staat. Eerst eens gaan praten zal hij, met de eigenaar. Daar zien of privékopers misschien interesse hebben. Want één ding kan hij al kwijt: de stadskas kan zoiets niet dragen zonder er zoals de Heilige Martinus zijn mantel aan te scheuren. Ook al is het dan voor het goede doel. Het goede doel heeft geen middelen.
De rest van het verhaal is bekend, kan het mooist omschreven worden als het plotselinge samenvallen van alle lang gekoesterde dromen over het hart van Ronse. De droom bijvoorbeeld van de nieuwe eigenaar van de Sint-Martinuskerk Serge Crucke. Een droom die hij me pakweg veertig jaar geleden al vertelt. Het hele gedeelte van de oude vrijheid verkeersvrij krijgen en geherwaardeerd zien. Ware het niet dat hij daarbij botst op het koppige verzet van een paar cafébazen van het marktje die vrezen voor het parkeerplekje van hun drie laatste toogplakkers, het was al lang gebeurd.
En zie nu valt dus alles samen.
Familia, Memling, Passage.
Basiliek, Oude Sint-Martens.
Verkeersvrije Oude Vrijheid.
Zo werkt dus burgemeester van Ronse Luc Dupont.
‘Wat zegt het dossier?’
‘Welke mogelijkheden hebben we?’
‘Wie kan welke meerwaarde brengen?’
Het werkt. Traag en geluidloos. Maar het werkt. Op een moment dat die power point presentatie vergeten is en Luc Dupont in de grootste discretie zelf al lang met de eigenaar van de oude garage is gaan praten, komt plotseling alles los en staat de Oude Vrijheid helemaal op stelten met als resultaat één van de allermooiste restauraties en stadsrenovaties uit de hele geschiedenis van Ronse.
Luc Dupont zal zelf ongetwijfeld de laatste zijn om zelf uit te pakken met die enorme dossierkennis van hem, gekoppeld aan onder gekoelde no nonsens. Anderen die hem als hun grote politieke tegenstrever het licht in de ogen niet gunnen omdat ze al die jaren zelf tevergeefs zijn zitje ambieerden, zullen ongetwijfeld de eersten zijn om dat allemaal tegen te spreken.
C’est de bonne guerre, zei Molière. Het is tegelijk zijn sterkte maar ook datgene wat van Luc Dupont nooit de grootste Ronsese stemmenkampioen aller tijden maken zal. Al valt dat na twintig jaar burgemeesterschap best wel mee. Bij de recente raadsverkiezingen heeft het van hem alvast dé onomstotelijke kandidaat burgemeester gemaakt. Ook al werden hiervoor nochtans (tevergeefs) linke Quickies in zijn rug uitgeprobeerd.
Luc Dupont is als van Teflon. Doet almaar voort zonder toeters noch bellen. Quasi onzichtbaar discreet voortschrijdend langs de gevels. Van zijn kantoor op het stadhuis naar zijn huis op de Square en terug.
Résultat des courses?
Aanleg van de Grote Markt en centrumstraten.
Uitbouw van de Kloef tot Stadstuin.
Fusie van Burgerlijk Ziekenhuis en Kliniek.
Herbestemming TIO3.
Oudeschool wordt Triadant.
Nieuwe Ambachtelijke Zone Pont West.
Uitbouw van Sportzone Rosco.
Bouw nieuw Zwembad.
Heraanleg as Veemarkt-Glorieux-Broeke.
Recyclagepark.
Renovatie Oude Vrijheid.
Geplande renovatie Scheldekouter.
Geplande bouw van eigentijdse stadsdiensten.
Je kan opwerpen ja maar die plundering van de Ronsese nutsdiensten dan? De postsortering? Het Vredegerecht? Door een minister van Justitie van zijn eigen partij dan nog? Bovendien zaten veel van die werken al in de pijp ervoor, dus pluimen voor een ander op de eigen hoed. Ja en neen. Want tussen droom en werkelijkheid liggen wetten en praktische bezwaren en die dienen te worden aangepakt, geforceerd, afgedwongen. Soms lukt dat, soms is de overmacht te sterk. De beste stuurlui staan aan wal.
Waar Dupont bovenal is in geslaagd als burgemeester in de afgelopen twintig jaar ligt nog iets dieper: in het hart van elke Ronsenaar die zich hier van de ene dag op de andere thuis weet, opgevangen wordt, verder geholpen wordt. Wars van alle racistische shit die de afgelopen jaren op Luc Dupont is losgelaten.
Voor die onverzettelijke warme vastberaden standvastigheid, ga je als oud scout in houding geef acht staan.
Luc Dupont zal wel nooit de populairste jongen van de politieke klasse zijn, Noch het grootste bakkes. Noch de luidste schreeuwer. Of hij nu morgen stopt, dan wel binnen twee jaar als zijn huidige termijn erop zit : zijn volgehouden vastberaden parcours ten dienste van het moeilijke ingesloten Ronse op de grens van vele culturen is er een dat van Ronse een hartelijke gastvrije taalhoffelijke Vlaamse stad heeft gemaakt.
Zijn open en integere aanpak voor zijn stad Ronse op het kruispunt van diverse en gediversifieerde godsdiensten, obediënties, talen en culturen is er een om u tegen te zeggen. Zijn dubbele Fiertelcommunicatie (of die van zijn college) weze bij deze toegedekt met de resterende halve mantel van Sint-Martinus.
Luc Dupont zal, zeker weten, nog gemist worden als burgervader. Op naar een nieuwe straatnaam in Ronse. Square Luc Dupont.