DE NIEUWE RONSENAAR (39)
De neo-sofisten van Ronse.
Waarin zijn pre-socratici de voorboden van het vrije denken? Zij breken met de oude Griekse mythen. Bevrijd van goden die tot dusver alles bestierden, trekken ze op zoek naar het bindend principe van alles. Voor Thales van Milete is dat het water. Het oneindige of onbestemde voor Anaximander. De getallen voor Pythagoras. Het Ene of god voor Xenofanes. Het vuur, de logos of het worden voor Heraclites. Het Zijn voor Parmenides en Zeno van Elea. De geest voor Anaxagores. Liefde en haat voor Empedocles. De atomen en de leegte voor Democritos.
Socrates (470-399 v.c) gooit het roer helemaal om. Hij zoekt minder naar het Al dan naar de mens. ‘Ken jezelf’ is echter voor hem géén zelfingenomen egotrip maar een echte dialoog ‘tuupe’ op het publieke forum. De waarheid zit dan misschien wel verborgen in elke mens zelf, maar om die eruit te puren, heb je voor alles de ontmoeting met de andere vandoen. Elke andere.
Wat vindt een mens in zichzelf via die ontmoeting met de ander? De universele waarheid. Universeel want wat niet universeel geldt voor elke mens op deze planeet, kan de waarheid niet zijn. (Eeuwen later stoelt Kant hierop zijn categorische imperatief). Het goede en het ware vallen samen. De Waarheid is goed. Het goede is waar.
Socrates staat met dit voor zijn tijd totaal vernieuwend denken compleet haaks op dat van de sofisten. Die boeren zich dan snel rijk door je aan te leren hoe je het kan halen in het publieke debat, ongeacht het standpunt van je tegenstrever. Het enige wat voor hen telt, is stoere taal en lekkere verwoording. Veel meer dan de vraag of hetgeen je vertelt goed en waar is voor eenieder. Het komt er volgens de sofisten minder op aan het ware en het goede aan je kant te hebben, dan een meerderheid goedgelovigen achter je te krijgen.
Volgens Socrates is dat valse logica. De waarheid laat zich namelijk niet zomaar (s)temmen, de rede laat zich noch verleiden noch verknechten. Socrates moet zijn visie met zijn leven bekopen. Hij slaagt er niet in de rechters te overtuigen die hem beschuldigen van goddeloosheid. Hij wordt veroordeeld tot de gifbeker. Hij kan vluchten maar verkiest te sterven voor de waarheid van het vrije denken. Zijn sprong naar het goede, het ware en het schone in zichzelf in dialoog met de ander zal echter de tijd trotseren. De sofisten daarentegen, zelfs de meest briljante onder hen zoals Protagoras, Antiphon, Gorgias, Hippias, vermogen niks meer tegen de Socratische ironie en de maieutiek (de verloskunde van het denken) die voor altijd zal blijven nazinderen .
Er is al die tijd niks veranderd. Zoek zelf uit, dierbare DNR-lezer, wie de neo-sofisten van Ronse zijn. Met hun stoere taal zonder inhoud. Met hun goedkoop succes. Met hun pluimstrijken van de waan van deze tijd.
Waarin zijn pre-socratici de voorboden van het vrije denken? Zij breken met de oude Griekse mythen. Bevrijd van goden die tot dusver alles bestierden, trekken ze op zoek naar het bindend principe van alles. Voor Thales van Milete is dat het water. Het oneindige of onbestemde voor Anaximander. De getallen voor Pythagoras. Het Ene of god voor Xenofanes. Het vuur, de logos of het worden voor Heraclites. Het Zijn voor Parmenides en Zeno van Elea. De geest voor Anaxagores. Liefde en haat voor Empedocles. De atomen en de leegte voor Democritos.
Socrates (470-399 v.c) gooit het roer helemaal om. Hij zoekt minder naar het Al dan naar de mens. ‘Ken jezelf’ is echter voor hem géén zelfingenomen egotrip maar een echte dialoog ‘tuupe’ op het publieke forum. De waarheid zit dan misschien wel verborgen in elke mens zelf, maar om die eruit te puren, heb je voor alles de ontmoeting met de andere vandoen. Elke andere.
Wat vindt een mens in zichzelf via die ontmoeting met de ander? De universele waarheid. Universeel want wat niet universeel geldt voor elke mens op deze planeet, kan de waarheid niet zijn. (Eeuwen later stoelt Kant hierop zijn categorische imperatief). Het goede en het ware vallen samen. De Waarheid is goed. Het goede is waar.
Socrates staat met dit voor zijn tijd totaal vernieuwend denken compleet haaks op dat van de sofisten. Die boeren zich dan snel rijk door je aan te leren hoe je het kan halen in het publieke debat, ongeacht het standpunt van je tegenstrever. Het enige wat voor hen telt, is stoere taal en lekkere verwoording. Veel meer dan de vraag of hetgeen je vertelt goed en waar is voor eenieder. Het komt er volgens de sofisten minder op aan het ware en het goede aan je kant te hebben, dan een meerderheid goedgelovigen achter je te krijgen.
Volgens Socrates is dat valse logica. De waarheid laat zich namelijk niet zomaar (s)temmen, de rede laat zich noch verleiden noch verknechten. Socrates moet zijn visie met zijn leven bekopen. Hij slaagt er niet in de rechters te overtuigen die hem beschuldigen van goddeloosheid. Hij wordt veroordeeld tot de gifbeker. Hij kan vluchten maar verkiest te sterven voor de waarheid van het vrije denken. Zijn sprong naar het goede, het ware en het schone in zichzelf in dialoog met de ander zal echter de tijd trotseren. De sofisten daarentegen, zelfs de meest briljante onder hen zoals Protagoras, Antiphon, Gorgias, Hippias, vermogen niks meer tegen de Socratische ironie en de maieutiek (de verloskunde van het denken) die voor altijd zal blijven nazinderen .
Er is al die tijd niks veranderd. Zoek zelf uit, dierbare DNR-lezer, wie de neo-sofisten van Ronse zijn. Met hun stoere taal zonder inhoud. Met hun goedkoop succes. Met hun pluimstrijken van de waan van deze tijd.
<< Home