22 maart 2021

 BETOVERINGEN 18.

PLAATSVERVANGENDE SCHAAMTE


Met jou heb ik echt te doen Met je oprecht rotsvast geloof in één universele waarheid en de verklarende kracht van mathematica en natuurkunde. Ook in de verantwoordelijkheid van het autonome individu. Iets waarmee je me onvermijdelijk aan Albert Camus, een van mijn tovenaars met de pen denken doet.
Met je terecht nieuwe visie heb ik te doen over het ontstaan, de ontwikkeling en de structuur van de kosmologie. Met het pantheïsme waarmee je me bij Spinoza brengt, die andere magiër van mijn Betoveringen.
En bovenop dit alles met je ‘brandend actuele’ dramatische ‘verhouding’ tot het oppermachtig zelfverklaard ‘onfeilbaar’ kerkelijk instituut van je tijd.
Jij bent de man die dapper doorzet, tot op de bot gaat, Giordano Bruno. Met alle desastreuze gevolgen van dien voor je eigen vege lijf. Jij bent het die de consequenties van je vrije denken onder ogen durft zien. Jij bent het die aan Copernicus’ denken de meest ingrijpende conclusies durft te verbinden.
Dat het universum oneindig gigantisch is. Dat er van onze zon, sterren en planeten nog talloze varianten zijn, in talloze andere wereldstelsels met talloze melkwegen.
Dat alle afzonderlijke dingen zowel veranderlijk als vergankelijk zijn, iets waar Darwin later con brio op doorbomen zal.
Dat het universum door niets is voortgebracht, niet af- noch toenemen kan, eeuwig en onvergankelijk is.
Jij bent het die een komaf maakt met de zeer hypothetische hersenspinsels van de 'geopenbaarde' metafysische transcendentie.
Jij bent het die ze vervangen durft door de rationele immanentie van ‘hic et nunc’.
Jij bent het die zeggen en schrijven durft dat er niets buiten of boven deze wereld staat, maar alles in de wereld zelf zit.
Hoor ik daar het ‘deus sive natura’ van Spinoza al dagen? Zal iemand het nog verbazen dat weinig van je tijdgenoten geneigd zijn mee te gaan in al je gewaagde stellingnamen?
Wanneer de mens immers zelf in een directe relatie tot de natuur komt te staan en dus tot immanente godheid bevorderd is, wordt zijn eigen verantwoordelijkheid als die van de hemel boven Asterix en Obelix die, als hij er niet mee uitkijkt, vroeg of laat op zijn eigen kop terecht komt.
*
In Napels sluit je eerst (nog veilig) aan bij de orde der dominicanen waar later ook Pico della Mirandola zal schuilen voor het bloeddorstige oppergezag van Rome.
In 1572 word je tot priester gewijd. Vier jaar later al vlucht je uit het klooster omdat je een klacht verwacht wegens ketterij. Je reist Europa rond, verblijft ondermeer in Londen en Genève.
Een Venetiaans edelman lokt je naar de Dogenstad om er door jou te worden onderwezen in de donkere kunst. Maar gauw hierin door jou teleurgesteld (zwarte magie is totaal je ding niet, integendeel je zoekt het licht, verlichting) verraadt hij je aan de inquisitie.
Rome ruikt bloed. In 1592 word je gearresteerd en, na acht jaar opsluiting, verbrand voor je filosofische overtuiging die je tot op het laatst dapper weigert te herroepen.
Was het woord martelaar niet al eeuwen volkomen geperverteerd door de beulen van de inquisitie, we zouden je horen te vieren als martelaar van het vrije denken.
*
Je belangrijkste werkgebied is de natuurfilosofie. Hiermee verzet je je uitdrukkelijk tegen de aristotelische traditie, kom je op voor de nieuwe kosmologische ideeën van Copernicus. Je bewondert de grootsheid van de natuur, voor jou een ‘universo’, een oneindige kosmos met oneindig veel ‘mondi’. Je kosmos grenst aan het pantheïsme. De natuur is de goddelijke kracht zelf. De wereldziel dient te worden opgevat als één groot organisme, waarvan de delen zélf gehelen op zich zijn.
Hoe speel je dat toch klaar, jij met de zeer beperkte middelen van je tijd en bovenop je kop een denken dat het omgekeerde verkondigt?
Pas eeuwen later zal Fritjof Capra in zijn ‘The Tao of Physics’ haarfijn beschrijven wat er gebeurt als, zoals bij de voorlaatste eeuwwisseling, de verzamelde atoomfysici eindelijk in staat zijn dieper in het atoom door te dringen. Volkomen verbijsterd zijn ze als blijkt dat die atomen niet zomaar hard en compact zijn zoals altijd was aangenomen, maar integendeel zelf weer bestaan uit ruimtes waarin zich met enorme snelheid uiterst kleine deeltjes, elektronen genoemd, rond een kern bewegen.
En dan komt je grote gelijk, Giordano Bruno. Dat atoom bezit immers een vreemde, heel onverwachte werkelijkheid.
Want als de moderne fysici dan ook die elektronen nader onderzoeken, lijken ze in het geheel niet op compacte objecten. Afhankelijk van de manier waarop ze worden geobserveerd, doen ze zich nu eens voor als deeltjes (materie), dan weer als golven (straling).
Dat leidt tot het besef dat de materie in wezen veeleer een gecompliceerde verzameling is van betrekkingen tussen het universum. Dit betekent ook dat het universum inderdaad een fundamentele eenheid bezit, waar alles deel heeft aan dit tweedelige deeltje/golf aspect van materie.
Binnen een atoom is massa/energie voortdurend in beweging. Dezelfde ene energie die de oude Heraclitus al had verondersteld. Deze energie is dus de schakel tussen ons als individuen en het universum. We zijn als coherente, zichzelf organiserende levende systemen onderling verbonden, door de energie in onze atomen.
Hoe je ertoe komt, hoe je het klaarspeelt, hoe je ook al uitpakt met het ‘monadebegrip’ zoals dit later vooral door Leibniz zal worden opgepikt als ‘kleinste eenheid, waarin de wereld te verdelen is maar tegelijk de wereld in zijn geheel is'.
Ik heb er het raden naar. Diepe buiging voor je knappe denkwerk. Je betoverende avant-garde denken. Totaal buiten je vastgeklonken eigen tijdskaders. Ik vind dit waarlijk begeesterend groots en prachtig. Moedig en sterk.
‘Zoals de natuur afdaalt van het grootste geheel tot in haar kleinste delen, zo moet de filosoof dezelfde weg afleggen met behulp van de rede. De grote samenhang zal hem dan duidelijk worden. Zo dat hij het hele wereldgebeuren herleiden kan tot twee principes, namelijk vorm en materie waartussen een voortdurende wisselwerking plaatsvindt.’
Wie wil vandaag voor zoveel waarheid en wijsheid niet tekenen? En dat je daarvoor op de brandstapel moet. Plaatsvervangende postume schaamte is wat ik voel.
Niet de liefde
tussen mensen
is zonde,
je dood
op de brandstapel
om je vrije mening
is dat.
Je schrijft je voornaamste werken in dialoogvorm. Dat is iets wat ik best begrijpen kan. Wie anders en beter dan jij ervaart je bekrompen wereld immers als een dodelijk beklemmend schouwtoneel?
Je enorme invloed op je latere broeders van het denken is er echter niet minder om. Van de al genoemde Spinoza en Leibniz tot Schelling.
Deze laatste zal op zijn beurt de dialoogvorm hanteren in zijn ‘Das göttliche und natürliche Prinzip der Dinge’ die hij de veelzeggende titel ‘Bruno’ meegeeft.
Het is behalve een verdiend postuum eerbetoon, een erkenning van je verguisd, gefnuikt, vruchteloos verbrand glashelder denkwerk.

BETOVERINGEN 18
Levenswandelroute.