17 maart 2021

 BETOVERINGEN 13.

EEN ONVERGELIJKBAAR NIEUW VERHAAL.





Met ‘Fysica’ van Aristoteles voor de neus tuur je door het raam van je schrijfstek één hoog, volg je het lenteballet van de duiven in de plataan, krolse katten in het gras, hilarisch haantjesgedrag voor onverschillig scharrelende kiekens.
Dan, als in een zonnestraal op je werkblad, krijgen alle tot dusver onontwarbare knopen van de oude Griek een totaal nieuw patroon, vallen de schellen van je ogen en de stukken van je puzzel ineen. Je bent dan nog een jonge doctor in de moderne fysica, pas afgestudeerd aan Harvard, onderweg naar Princeton.
Die ervaring met Aristoteles maakt je zelf tot ‘onvergelijkbare’ in de geschiedenis van de wetenschapsfilosofie. Met je stelling vooral dat alle vooruitgang niet geleidelijk verloopt, maar met paradigmasprongen.
Paradigma in mensentaal (hoewel): 'Geheel van veronderstellingen, bepalend voor de perceptie en de benadering van een wetenschappelijke problematiek'.
Zo’n nieuw paradigma bevolkt dan het hele universum met nieuwe wetenschap. Wat vroeger als een paal boven water stond, wordt onbespreekbare onzin.
Jouw idee is het dat dergelijke paradigma’s onderzoekers in zozeer verschillende werelden plaatsen, dat ze niet langer onder één noemer te brengen zijn.
Daarmee ondergraaf je tegelijk ook het meest wezenlijke element dat altijd aan de wetenschap was toegedicht: dat opeenvolgende theorieën ons een steeds beter beeld brengen van de wereld waarin wij leven.
Dat idee is voor jou niet langer houdbaar: vanwege de ‘onvergelijkbaarheid’ van de opeenvolgende paradigma’s.
Elk nieuw paradigma is slechts tijdelijk bepalend, hoewel het zich eeuwenlang handhaven kan. Tot het zelf weggedrukt wordt door een nieuw.
Pas wanneer een bestaand paradigma keer op keer onder druk komt te staan van de bevindingen en hypotheses van de knapste wetenschappers (met dank aan Copernicus, Galilei, Darwin, Einstein, Hawking) degradeert de puzzel ervan tot wat jij een ‘anomalie’ noemt, waarbij het paradigma op de duur niet langer echt werkt. Tot de rigiditeit ervan tenslotte helemaal wordt losgelaten, er eentje als dwarskop gaat experimenteren met nieuwe ideeën.
De zon om de aarde,
of is het veeleer
omgekeerd?
And yet it moves.
Eppur si muove.
Na een tijd wordt er dus een nieuw paradigma gevonden dat voldoende beloften inhoudt bij genoeg wetenschappers bijeen.
Al zijn we er dan lang nog niet. Om te beginnen heeft het nieuwe paradigma zelf net zo veel problemen als het oude. Bovendien wordt het gaandeweg even onkritisch behandeld, komt het daardoor vroeg of laat zelf weer onder druk te staan.
In ‘De structuur van wetenschappelijke revoluties’ beschrijf je wetenschap als een dynamisch proces dat niet langer kan gezien worden als systematische opstapeling van wetenschappelijke betrouwbare kennis in een geleidelijke, rechtlijnige vooruitgang met als ultiem doel de waarheid.
Maar dan veeleer als een reeks relatief rustige periodes waarin de onderzoekers zich laten leiden door een heersend paradigma met zijn geheel van overtuigingen, methodes, waarden en normen, dat na een tijd verdrongen wordt door een nieuw paradigma.
Die verandering is volgens jou echter geen gevolg van het opeenstapelen van betrouwbare kennis op ‘wetenschappelijk verantwoorde wijze’ maar het nu en dan omverwerpen van bepaalde perspectieven op de werkelijkheid.
Tot je dood in 1996 probeer je daarbij het idee van ‘onvergelijkbaarheid’ van het ene paradigma met het andere verder uit te werken.
Je gaat die in toenemende mate zien als ‘onvertaalbaarheid’ tussen twee radicaal verschillende talen. Tenslotte kom je toch maar mooi weer uit op de idee dat wetenschap zo is ingericht, dat haar theorieën gaandeweg steeds grotere diepgang krijgen en een groeiend aantal puzzels zullen oplossen.
Wat dan niet echt veel meer verschilt van de traditionele wetenschap die je aanvankelijk ondersteboven had doen opveren.
Al had ‘Structure of Scientific Revolutions’ ondertussen op de wetenschapsfilosofie zelf wel een ‘onvergelijkbare’ uitwerking.
Neem je vriend Aristoteles versus Galilei. Antieke fysica versus moderne natuurkunde. Je confronteert ze als twee afgeronde onvergelijkbare concepten. Aristoteles binnen het paradigma van het klassieke Griekenland, Galilei in het Europa van de zestiende eeuw.
Alleen al door die twee zo te stileren en in de tijd tegenover elkaar te zetten, ga je ze als onvergelijkbare perspectieven belichten.
Er zijn er die je om dit alles beschouwen als de vader van het modern wetenschapsonderzoek. Mij best. Al heb ik daar mijn eigen goede redenen voor. Zeker sinds ik op de nieuwsvergadering van de krant naar aanleiding van je dood voor het eerst over je hoorde. Meer had ik niet nodig.
*
Je theorie heb ik me sindsdien immers voor persoonlijk gebruik schaamteloos toegeëigend. Als GPS op mijn rusteloze levenswandelroute, bezaaid met de meest diverse paradigma’s. Gaande van overbeschermde herkomst tot onzekere toekomst, vaderloze verlatingsangst en faalangst, passie, liefde, vriendschap.
Stuk voor stuk puzzels die vroeg of laat onder druk komen te staan, waarbij telkens weer nieuwe paradigma’s opdagen.
Neem een oude vriendenkring die geruisloos onder je ogen verandert, uiteen groeit, onder druk staat van stoorzenders, barstjes in het blind vertrouwen vertoont, een kras op het hart hier, wonden die maar niet helen daar. Tot het oude paradigma bol en hol van ooit Gezworen Woorden op een frisse lentedag als een kaartenhuisje ineenstort en alweer een ander, onvergelijkbaar verhaal zich aankondigt.
Je bent een tovenaar, Thomas Kuhn.
Je paradigma betovert mijn enigma.
Alleen in ware Liefde kan, naar mijn diepste gevoel, het ene onvergelijkbaar paradigma het andere nooit wegdrukken, vervangen, ongedaan maken. Elk liefdesverhaal is uniek en onvergelijkbaar, vraag dat maar aan Heloise en haar Abélard: mijn volgende tovenaar.
Liefde is geen wetenschap,
gevoel geen puzzel.
Betoveringen 13.
Levenswandelroute.