18 maart 2021

 BETOVERINGEN 16.

GRAND CRU VAN DE INKT




Puristen houden vol dat alleen vaak oersaaie geschriften van het hoogste theoretisch niveau het etiket filosofie verdienen. Strikt logisch beredeneerde traktaten die je zo wegjagen naar frisse boslucht. Ingedeeld in logge paragrafen waarvan de titel alleen al je doet vermoeden dat het hier over de meest wezenlijke dingen gaan zal. Verboden te lachen.

Toch kan de razend boeiende geschiedenis van de filosofie (Störig, Hamlyn, Russell, Hersch, Revel et les autres) je leven veranderen. Het mijne toch.
Daarin huizen nu en dan ook filosofen die zich ver houden van al die hoogdravende hersenspinsels van pakweg Kant of Hegel en als originele denkers alle academische regels aan hun laars lappen.
Dichters lezen Plato, schrijft Fernando Savater in zijn ‘Avontuur van de filosofie’. Politici raadplegen Aristoteles. Wetenschappers vinden inspiratie bij Epicurus en Lucretius. Wiskundigen bestuderen Descartes of Leibniz. Revolutionairen bladeren door Spinoza. En nieuwsgierige mensen verslinden Montaigne.
Jij, Michel Eyquem de Montaigne, blijft daarom met je Essais alle filosofiepuristen een doorn in het oog. Want je schrijft er maar vrolijk op los. Niet is je te onbeduidend. Als een journalist haak je in op de actualiteit, fileer je de onbetrouwbaarheid van elke waarneming, lichtgelovigheid van de mens. Je observaties baseer je niet, zoals de zwaargewichten doen, op een of andere zware mathematisch gestructureerde logische bewijsvoering, maar op je eigen ervaringen aangevuld met citaten, anekdotes en spreekwoorden.
Met dat constante heen en weer slingeren tussen onbewijsbare meningen laat je vooral zien hoe de zoekende rusteloze mens doelloos doolt tot nood en dood hem tot (eeuwige) rust dwingen.
Je nodigt me als het ware uit voor een wandeling naar een bepaalde plek, slaat alle zijwegen in tot je op een heel andere bestemming uitkomt. Je bent de eerste grote improvisator van de filosofie.
Je Essais zijn zorgvuldig geformuleerde notities van een wijsgeer of laat me zeggen van een wijze heer die ons laat zien wat en hoe je over de wereld denkt.
Met je mee stappen betekent je gedachtegang op de voet volgen, heen en weer pendelend tussen argumentatie en vertelling, filosofie en literatuur.
Zo kom vrijwel ongemerkt langs je heerlijke kronkelpaden middenin de vraagstukken van de filosofie terecht.
Het menselijk onvermogen de dingen te kennen zoals ze zijn. De neiging van mensen om de wereld aan de hand van ficties te duiden.
Al die diepere inzichten werp je heel terloops op. ‘En passant.’ Zonder er grote uitspraken over te doen. Luchtig vooral. Niet dat het je daarom aan ernst ontbreekt.
Op je dertiende studeer je al rechten in Bordeaux en Toulouse, een studie die je vertrouwd maakt met de oude Grieken en Romeinen, voor jou een goudmijn. Naast je werk bij het gerechtshof word je raadsheer en burgemeester van Bordeaux. Op die manier bouw je bij wijze van façade een heel conventioneel bestaan op, waarachter je echte leven zich afspeelt.
Tot 28 februari 1571: de dag waarop je je definitief terugtrekt in je beroemde schrijftoren van Château Eyquem waar je je schrijfstek tooit met talloze treffende citaten, tot op de balken toe. Een bezienswaardigheid op zichzelf. Het moet niet altijd de exquise Château Eyquem Grand Cru Classé zijn.
Zelf ben je voor mij een (best betaalbare) Grand Cru Classé van de inkt. Je eigen favoriete tovenaars zijn de Griekse filosoof en historicus Plutarchus en de Romeinse stoïcijn Seneca. Bij hen haal je het zout, zowel voor je stijl als voor je levensvisie wars van elke vorm van extremisme.
Je schrijft immers zelf in een hoogst onrustige tijd en in een gevaarlijke directe omgeving. Frankrijk wordt dan verscheurd door een godsdienstoorlog tussen protestantse hugenoten en koningsgetrouwe katholieken. In de beruchte Bartholomeüsnacht worden meer dan twintigduizend hugenoten vermoord. En vermits Bordeaux tussen de twee fronten in ligt, wordt je kasteel meer dan een keer overvallen, jijzelf meermaals met de dood bedreigd.
In je Essais trek je je conclusies uit dat religieus fanatisme. Je vindt het hoogst gevaarlijk als mensen die de waarheid in pacht menen te hebben daaruit politieke consequenties menen te moeten trekken en hun geloof gebruiken als rechtvaardiging voor geweld. Ik ook.
Volgens jou bestaan er geen vanzelfsprekende verstandswaarheden. Grote meningen kunnen nog zo goed onderbouwd zijn, er kan altijd een andere tegenover worden gezet. Je wijsheid richt zich op het bereikbare wereldse levensvreugde. Vooral niet op een zeer hypothetische ‘verlossing’ na de dood.
Een mens mag zichzelf niet overschatten, schrijf je. Hij moet de eigen vergankelijkheid onder ogen durven zien. Uit Plato’s Phaidon gaat je daarom vooral het bekende gezegde van Socrates zeer ter harte. ‘Leven is leren sterven’. Géén romantisch doodsverlangen evenwel, noch een levensvijandige attitude. Wel de dood recht in de ogen kijken.
Wie de dood verdringt,
kan het leven niet
naar waarde schatten.
Je gaat voor een ontspannen bestaan waarin geen hoge doelen worden gesteld. Waarin vreugde wordt gevonden in het kleine, het bereikbare en behaaglijke.
Tegenover alle grote haast, hoge ambitie en grootse plannen zoek je vooral de innerlijke rust. De weg naar geluk loopt voor jou langs de zinnen, niet via ratio.
Niet dat je daarom opkomt voor een op de spits gedreven zinnelijkheid. Alle vormen van extase of vervoering zijn je vreemd. Met je waardering van de zinnelijke intuïtieve verlangens en het contact met de natuur herstel je tegelijk de teloorgegane oriëntatie op de natuur. En hiermee sluit je dan weer aan bij de oosterse meditatiefilosofieën van boeddhisme, hindoïsme tot taoïsme.
Het vermogen los te laten.
Het eigen streven op te geven.
Naar de dingen des levens te luisteren.
Je treedt de wereld tegemoet als iemand die zich openstelt, alles in zich opneemt en van het leven leert. Je bijdrage aan de filosofie is met je Essais zo concreet, zo lichtvoetig en geloofwaardig dat ik je behalve als magiër van mijn Betoveringen ook als vriend voor het leven zie.
Je plaatst de mens in het middelpunt van je denken. En welke mens kent de mens beter dan de mens zelf?
Je toont geen enkele pretentie om een Grote Universele Theorie te ontvouwen. Je noemt je geschriften Essais. Proeven dus. Om van te proeven en te genieten vooral. Je illustreert ze met citaten van Plato, Cicero, Seneca, Vergilius, Horatio, Lucretius en Erasmus die je bewondert.
Dood. Romantiek.. Politiek. Ijdelheid. Alles passeert de revue. En altijd vanuit je schitterend sceptische blik. Want de mogelijkheden van onze kennis zijn uiterst beperkt.
Voltaire over jou: ’Montaigne is een wijze in een tijd van onwetendheid. Een echte filosoof te midden van fanatiekelingen. En dan nog een die onder zijn eigen naam al mijn zwakheden en dwaasheden schildert’.
Zo is dat. Je zeer persoonlijk gekleurde Essais vormen een hoogtepunt in de wereldliteratuur. Je lijfspreuk Que sais-je? staat voor sceptische houding die elke ‘eeuwige waarheid’ in twijfel trekt. Die scepsis maakt van jou een voorvechter van verdraagzaamheid. Je bent een uitgesproken humanistisch denker. Je vertrekt vanuit de waardigheid en de zelfbeschikking van de mens.
Wat weet ik? Vraag je je af.
‘Niet veel’ schrijf je.
Want alles wat je weet, kan morgen alweer achterhaald zijn. Het heeft ook totaal geen zin om ons te laten betoveren door metafysische speculaties. Wat er toe doet, is een rijk gevuld leven. Met voldoende tijd en ruimte om na te denken en voor het onderhouden van onze vriendschappen.
Vriendschap is voor jou de hoogste morele waarde in het leven. Voor mij ook. Met liefde nqtuurlijk. Of is vriendschap dat ook, in een andere gedaante?
Op superieur-sceptische wijze hou je je wijs afzijdig van godsdienstfanatisme vanuit de levensopvatting van je klassieke geest, evoluerend van een stoïcijnse naar een epicuristische visie.
Zo ook met de dood die je ziet als een toevallig verschijnsel aan het einde van het leven en waarmee een mens zich vooral niet te veel moet bezig houden om dat leven zelf niet te bederven.
Que sais-je?
Moins
que rien,
magicien
des mots
pour le dire.
Betoveringen 16.
Levenswandelroute.