15 december 2008

DE NALATENSCHAP












Hoofdstuk 20.

Fox.

Het is enkel aan de perfecte compartimentering van onze werking te danken dat we onze strijd hier kunnen voortzetten. Dit ondanks de zware verliezen van de jongste maanden. Het is doodsgevaarlijk geworden nu. Hoe meer onze groep uitbreiding neemt, ondanks de vele recente tegenslagen, hoe groter de risico’s. Na drie jaar volkomen ondergrondse werking spant de Gestapo haar netten in en om Ronse almaar strakker aan.

De collaborateurs zitten overal in de stad. Kleine profijtjes. Grote winsten. De ene doet het om af te zijn van de opgelegde burgerwacht na de aanslagen op Vogel. De andere doet het voor het gemakkelijke geld. Nog een andere doet het vanuit oude veten.

De textielbaron, die doet het zogezegd om zijn fabriek draaiende en het volk van Ronse aan het werk houden. Wordt ondertussen snel smoorrijk van de gestreepte grijze stoffen die hij weven doet voor de gevangenispakken van onze jongens in de kampen. Werkt aldus voor de nazi’s. Steunt zogezegd stiekem het verzet. Wint altijd. De kleine man van Ronse geraakt geplet in het verraderlijke lied der oude getouwen. Samen met de wol die hij weeft.

De kleine man is de sigaar van de baas.

Wij van het verzet merken alvast weinig van enige geldelijke steun van de baronnen. Het steungeld voor de werkweigeraars halen we zelf wel uit onze bankovervallen. Nu en dan zetten we zo’n ‘textilien’ eens zwaar onder druk. Dat werkt.

En dan zijn er de persoonlijke afrekeningen van zwart versus wit. De oude en nieuwe rancunes. Lang verdrongen rivaliteiten in de liefde die nu hun weg vinden naar listig revanchisme. Oude schoolmakkers worden vrienden voor het leven in het verzet. Of dan bloedvijanden voor generaties.

De dood is zo goedkoop tegenwoordig. Eén anonieme brief naar de Gestapo. Eén smerige hint naar de vriendjes van de nazi’s in hun salons. Ronse was altijd al een stad van de hevigste wrijvingen. Zelfs in vredestijd. De draaideur tussen Wallonië en Vlaanderen. Twee werelden door één deur. Een stad waar er altijd elektriciteit is.

*

Georges Vanherpe, onze gewestleider van Oudenaarde (codenaam ‘Michel’) moet onderduiken in Oudenaarde. Zijn opvolger Achille Vanhecke (codenaam ‘Barbotin’) kan maar op het nippertje ontkomen aan één van de vele razzia’s in de stad. Karel Van Wambeke, onze gewestleider van Zottegem, wordt door de nazi’s dood geschoten in zijn huis. De Gestapo dringt brutaal binnen in mijn eigen thuis bovenaan de Wijnstraat. Alle ouderlijke woningen van onze belangrijkste leden worden doorzocht. Overal in de stad, op elk moment van de dag en de nacht , valt de Gestapo ergens binnen in alle straten van Ronse.

De thuis van Léon Fouquet wordt ondersteboven gehaald. Dat van Albert Bauwens. Van Achilles Van Coppenolle, Marcel De Buyscher, André Gheux, Michel Detandt, Gaston Snoeck, Cyrille Vanreckem, Julien Debodt, Gaston Bridou…

Met zijn allen duiken we in de eerste uren onder op de hoeve van Antoine Cantraine in Saint-Sauveur. Daarna leven we ondergedoken als illegalen. We zitten verspreid in diverse hoeven en schuren. Ieder van ons zit nu veilig verborgen. We zetten de strijd verder. Voor onze stad. Voor onze stadsgenoten die wegkwijnen in de kampen. Nooit zullen we onze strijd opgeven. Nooit.

*

De Gestapo zet hopen geld in om kwetsbare stadsgenoten om te kopen met geld en voordelen allerhande. De nazi’s zoeken uit wie hun sympathieën deelt. Ze pikken er mensen uit van wie ze weten dat ze in geldnood zitten, die hun broer en zus zouden aangeven. Voor dertig zilverlingen.

Op onze beurt krijgen we de verraders van Ronse steeds beter in kaart. Een welbepaald adres in de Kruisstraat. Een handelsreiziger uit de periferie van de kerkelijke overheid van de Sint-Martinusparochie. Een advocaat. Een doktoor. We weten wie er overal rondgaat in de huizen. We weten wie daar naar ons informeert.

Ronse is een stad van extremen. Extreme armoede. Extreme weelde. Extreme tegenstellingen. Extreme overtuigingen. Het sluimerend ongenoegen vindt vandaag zijn weg naar de verklikking. Met zijn vierkant karakter en zijn scherpe pen heeft nep-burgemeester Vogel de doos van Pandora opengetrokken.

Al het chagrijn komt boven. Er zijn er die snel rijk willen worden. Er zijn er die zich willen wreken op de vermeende ondergang van het avondland. Er zijn er die dromen van een zogenaamde Nieuwe Orde waar zij het dan als de nieuwe elite voor het zeggen zullen hebben. Altijd hetzelfde verhaal. De ene mens die zich verheffen wil boven de andere, ten koste van die andere. Met de macht van wapens. Van ras. Van taal. Van geld. Van wat grijze hersencellen meer.

Er zijn er die de oude frontfrustraties uit ‘De Groote Oorlog’ willen wreken. Er zijn er die al dromen van een Vlaamse gouw, in de Groot-Germaanse natte droom van Adolf Hitler. Er zijn er die de Führer volgen in de waan van een wereldrijk dat groter moet worden dan dat van Rome en dat van Alexander de Grote. Er zijn er die de joden alle schuld geven, de zigeuners, de Franssprekenden, de rijken. Er zijn er die hun hoge hoed naar al die nazi-windbuilen zetten. Er zijn er die meegaan in de megalomane droom van Speer, Goebbels, Goering en co. Er zijn vrouwen die in de koffer duiken met nazi-officieren, zo netjes in het pak, in glimmende laarzen. Die vallen voor de aantrekking van de macht. De donkere charme van het gladgestreken uniform, het gladgeschoren gezicht, het glas Cognac, muziek van Wagner. Er zijn er die zelf het zwarte uniform van de vijand aantrekken. Die met de handen op de gouden gesp trots door de straten van onze stad paraderen.

God aan onze kant
God bij de hand.

Er zijn er die vanop de kansel en in de katholieke scholen onze jongens opzwepen. Die hen schaamteloos meeslepen in de nazi-oorlog tegen de Bolsjewieken aan het Oostfront. Want God wordt bedreigd.

God staat aan de kant van de fascisten.
Samen met God tegen de communisten.

De nieuwe Kruistocht. Zelf blijven ze ondertussen buiten schot. Tellen ze de knopen van hun soutane. Buigen ze minzaam het hoofd voor de Allerhoogste. Blazen ze een restantje hostie van hun habijt. Sleuren ze de jonge mensen van Ronse ongegeneerd mee in de waanzin van het ene totalitarisme tegen het andere.

Hogere clerus bespookt gewone jongens.
Het goede doel heiligt de middelen.

*

En wij? Tegenover de waanzin van dit alles strijden we voor in stilte. De grootste voorzichtigheid is ons nu geboden. We weten nooit meer wie we kunnen vertrouwen. Eén keer pech, één verklikking, één controle, één anoniem schrijven en er wachten ons ondervraging, marteling, uithongering, verbranding.

Maar we laten Maurice, Theo, Roger, Marcel, Oscar, Noël, Robert, Herman, Julien, Alberic, Michel in de kampen ginder niet in de steek. Zij hebben het nog veel moeilijker dan wij. Als ze dan in leven zijn, zijn ze vast meer dood dan levend. We weten hun gecensureerde brieven wel perfect in te schatten. Meer nog dan wij, werd hen hun menselijke waardigheid bestolen. Niets menselijks is hen nog gegund. De nazi’s hebben hongerige werktuigen van hen gemaakt. Bedelend om wat geringeld vlees. Een laatste pakje sigaretten. De nazi’s hebben de mechanistische mensvisie van Thomas Hobbes, de Machine-Mens van Julien Offray de la Mettrie geperverteerd en naar hun hand gezet. De mens als gereedschap voor de wording van hun Derde Rijk.

Er rest ons geen andere keuze dan de nieuwe verknechting, de nieuwe onderwerping door het zogenaamde Herrenvolk te verwerpen en voort te vechten. Noem ons partizanen. Patriotten. Verzetstrijders. Noem ons Geheim Leger. Noem ons Nationale Beweging. Noem ons Eenheidsfront. Noem ons vrije Ronsenaars. Noem ons gesneuvelden. Noem ons oorlogsslachtoffers. Noem ons vooral bij onze namen en bij onze voornamen. En vergeet ons nooit. Nu niet en later niet.

Laat ons verzet en de dood van onze strijdbroeders onze nalatenschap zijn.

*

Ik schrijf dit alles op en ik geef het vanuit mijn schuilplek in verzekerde bewaring aan Jacqueline Roos. Dank zij haar, dank zij Lucien Geenens en Frans Testelin slagen we er hier vanuit het maquis beetje bij beetje in om het contact met het diepe ware Vrije Ronse alweer te herstellen. Nooit krijgen de nazi’s ons weg. Nog met alle goudschatten uit de bunkers van Berlijn niet.

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording van de bronnen cfr.9.08.2008).