18 december 2008

250.000 VISITES LATER

TUUPE NIE PLUIJEN

Vanmiddag noteer ik het 250.000 ste bezoek. Bij het afsluiten van dit stuk exact 250.005, waarvan 171.601 uniques en 78.404 reloads. Met grote fideliteit en in snelgroeiend aantal klikken jullie deze blog aan vanuit Ronse maar ook vanuit 56 landen op alle continenten. Ook surfend of via de diverse zoekmachines. Waarvoor mijn diepe dank.

Er zijn ook lezers die via deze blog hun Ronsese roots willen terug vinden of hun missing link willen dichtrijden, zoals gisteren nog een modedame uit Antwerpen die hier gelezen had over het Textiel Incubatie Centrum en daar meer info over wou.

Jullie klikken soms vanuit landen waar ik zelf wel eens zou willen toeven. Cambodja, Maleisië, Nieuw-Zeeland, Argentinië, de Filippijnen, Zuid-Afrika…. Het spreekt tot de verbeelding hier op mijn schrijfzoldertje onder de toren van Sint-Hermes. Tijd voor een tussentijdse balans.


Parkeergarage voor pennenvruchten.

In Humo legt Pieter Aspe, welvarende schrijfbroeder bij mijn uitgever Manteau, uit hoe de meeste auteurs in Vlaanderen en Nederland met hun romans amper 1000 lezers vinden. (Hijzelf vond er met zijn thrillers inmiddels 1.500.000).

Wat Aspe vertelt, is helaas de waarheid. Auteurschap dat geen maakwerk wil zijn noch BV-stuntwerk wordt in Vlaanderen - tenzij het uitzonderlijk succesvol is zoals dat van Aspe - in Vlaanderen een hopeloze Sisyphusarbeid.

‘Mais il faut que l’oeuvre existe’, zei Flaubert die met zijn Madame Bovary om te beginnen al justitie op zijn dak kreeg omdat madame het met haar vrijer deed in een koets.

Zopas herlas ik ‘The Road to Los Angeles’ van John Fante. Pareltje met de kracht van de beste Salinger. Fante schreef dat echt schrijversboek in 1933. Het geraakte pas gepubliceerd …in 1986. Na zijn dood. Waar het op aankomt, is dat je fideel blijft aan je schrijfpassie zonder jezelf daarbij noch te verloochenen noch te verpatsen aan de waan van de tijd.

In die zin beschouw ik de massale respons op deze blog als een hemels geschenk in barre schrijftijden en een perfecte parkeergarage voor mijn pennenvruchten. Wie dat wil, kan hier aldus al mijn koppig volgehouden geschrijf volgen. Dag aan dag of erna via deze pdf-bestanden:

‘De Gok van Hermes’. ‘De Schrijfheren’ (roman over veertig jaar journalistiek). ‘Sterrenkijker’ (Short Story over Schrijven in Vlaanderen). ‘Vader Dag’ (Brievenroman naar dode papa). De romans in wording ‘De Nalatenschap’ en ‘Blue Moon’.

‘De Nalatenschap’ is daarbij onbetwistbaar het werk dat me het meest in de kleren gaat hangen. Altijd blij dat ik tegelijk ‘Blue Moon’ heb om me met alle gekheid uit mijn schrijfstokje weer los te wrikken uit die vreselijk donkere tijd van verzet en verraad.

Als verwoed lezer weet ik zelf wel best wel dat lezen op het web iets heeft van dansen met je zus. Maar het sterkt me bij het voort schrijvelen dat ik tenminste langs deze zijweg de lezers van mijn uitgegeven werk verder teken van schrijfleven kan geven.

Het grote Webnet

De massale respons op deze blog heeft natuurlijk alles te maken met mijn zeer vroege sprong naar het web nu drie jaar geleden. Ik bleek daarmee lokaal een grote vraag te beantwoorden op een heel andere lezersbehoefte in een totaal veranderde mediamarkt waarin printpers en audiovisuele media zich plotseling voorbij gesneld zagen door het internet.

Het heeft geholpen dat ik dit na jaren van verzuilde pers, vijftien hoofdredacteuren die het allemaal zoveel beter wisten en anonieme aandeelhouders wie het alleen om hun winst te doen was, eindelijk kon gaan schrijven zonder opdringerige opdrachtgevers noch oppermachtige broodheren, noch vaak bindende commerciële krijtlijntjes van krantenconcerns, noch morele druk van occulte al dan niet confessionele netwerken.

De gigantische mogelijkheden van internet ontdekte ik in het vroegste stadium ervan toen mijn jongste zoon Yannic zijn studie afwerkte in Schotland en Australië en het web via zijn aanmoediging ons enig communicatiemiddel werd. Als redactiechef had ik er op de krant naderhand aanvankelijk nogal wat moeite mee de nieuwsredactie te overtuigen van de gigantische mogelijkheden die er zaten aan te komen via dat web.

Tuupe vuir Roonse…

De onmiddellijke massale respons op de digitale lancering van 'De Nieuwe Ronsenaar’ (inmiddels herdoopt tot 'De Benieuwde Ronsenaar') bracht me op de idee om van deze blog samen met jullie tegelijk één van de hefbomen te maken bij onze pogingen als Ronsenaars van goede wil om allemaal samen onze geliefde stad eindelijk de echte Renaixance te geven waar ze zo’n grote nood aan heeft. Dit bovenop het Strategisch Plan en alle andere inspanningen van het stadsbestuur om Ronse uit het slop te helpen.

Tuupe vuir Ronse is in de eerste plaats niks meer dan een hartekreet. Zo naïef wil ik daarbij echter niet zijn, dat ik in dat enthousiasme blind zou blijven voor al wat mis gaat. Er zal hier altijd wel wat scheef zitten. Er gaat hier immers van alles grondig fout. Er zijn dan ook dagen van grote moedeloosheid. Maar ook andere van verblijding om wat wel lukt. Hoe mooi het sportcentrum Rosco is en nog wordt. Dat de renovatie van het oude stadscentrum er nu zit aan te komen. Omdat Steenbrugge en Zonnestraat een nieuw leven krijgen. Omdat de Nieuwe Leie een parel van een cultuurcentrum wordt.

La Vie en Ro(n)se

Verre van een afwijzing van de Franstalige Ronsenaars bij die verhoopte Renaixance is de faciliteitenbrief van burgemeester Dupont het signaal waarmee Ronse haar opgedrongen rol als no mans-land voor verloren gelopen gelukszoekers uit Wallonië en filières uit Brussels allochtonië definitief van zich afgooit.

Ronse wil daarbij een gastvrije, solidaire, taalhoffelijke Vlaamse taalgrensstad zijn. Elke vorm van onverdraagzaamheid zal ik hier blijven bekampen met de pen. Het Ronse van het (taal)fanatisme, de agressie, de brutale overvallen, het onveiligheidsgevoel, de onwil van echte inburgering. Het is niet simpel om schrijven. Want eer je het weet, zit je in het vaarwater van de populisten en extremisten.

In alle oprechtheid ben ik er echter van overtuigd dat het halfslachtige statuut Ronse klein houdt en achterop zet. Bovendien geloof ik echt dat al die nieuwe gelukszoekers hier in Ronse telkens weer in de armoedeval worden gelokt door de foute perceptie van tweetaligheid.

Tegelijk zal ik hier blijven pleiten voor de grootste taalhoffelijkheid naar de Francofone Ronsenaars en naar onze Waalse buren en klanten. Solidariteit moet daarbij ten allen tijde primeren. Maar die goed bedoelde solidariteit mag ons als tolerante en solidaire Ronsenaars niet marginaliseren. Anders krijgen we hier vroeg of laat een veel minder solidaire, veel minder taalhoffelijke 'extreem-populistische alliantie'...

Tuupe vuir Ronse? Ja maar dan wordt het de hoogste tijd voor de allochtone minderheidsgemeenschap(en) om de uitgestoken hand van de Ronsenaars niet langer te negeren door vanuit de gemakkelijke slachtofferrol verongelijkt te schermen met de eigen integriteit zonder daarbij rekening te houden met die van de Ronsenaars. De komende vier jaar moet daar hard aan gewerkt worden. Vorige maandag is het echte debat daarover in de gemeenteraad eindelijk op gang getrokken. Nu daarop doorgaan.

We gaan als Ronsenaars van goede wil niet plooien. Noch voor de agressie, noch voor het groepsegoïsme, noch voor de arrogantie, noch voor het elitarisme, noch voor de netwerken, noch voor het geld, noch voor de goedkope stunts, noch voor de verbale krachtpatserij, noch voor welke macht dan ook. Nooit. Jamais.

Aan mijn initiële hartekreet
Tuupe vuir Ronse
voeg ik er 250.000 clicks later
daarom deze tweede aan toe:
Tuupe Vuir Ronse. Nie Pluijen.