28 januari 2019

ONBESCHRIJFELIJK

CHAOS OP EEN BEDJE VAN KINDERKOPPEN



Sociale wijken die met langlopende leningen de stadsbegroting vastpinden - voor een tijdperk vol electorale trouw met meerderheden in de raad en vette mandaten in Brussel - geraakten nu snel in verval. De schaarse voetpaden erheen leidden langs sukkelstraatjes. Ze werden al bij de eerste stevige regenbui omgevormd tot openbare waterwegen en publieke modderbaden.

De voorkeur voor dringende en noodzakelijke openbare werken ging uit naar de meer zichtbare stadsdelen met hun 'Stadstuin voor betere tweeverdieners', hun chique squares, hun betere boulevards en gladde binnenstadstegels. De vertrekkers hielden het dal voor bekeken. Ze zochten hun geluk in Hong -Kong of Seattle. Vonden het aan zonnige Costa’s.

Wij, de blijvers zagen hoe het waardevol industrieel erfgoed hier ondertussen werd platgewalst. Marchands van oud ijzer boerden zich rijk met de doorverkoop van hele inboedels uit de lege fabrieken.

De Vrijheidsboom ging tegen de grond als startsein voor de vernieling van al wat ooit pittoresk was. Waar ooit de champetter uit Kwik & Flupke het verkeer regelde, kwamen er verkeerslichten. Dan niks meer. Tenzij chaos op een bedje van trendy kinderkopjes. Verkeersdeskundigen draaiden met hun Plan Poté het hele verkeer in de patee.

Ondertussen stortten de eerste gretige investeerders zich op het patrimonium van de binnenstad. Een welvarende schoenmaker durfde het als eerste aan om in de winkelstraat een flatgebouw op te trekken van wel vier verdiepingen. Met uitzicht op de Kredietbank. Je weet maar nooit.

Wat verderop bood een zakenman uit de Kasteeldreef ( naar het lang verdwenen paleis van Jan Van Nassau ) kopers de kans eigenaar te worden van een flat met uitzicht op de staande wip aan het park. De Nederlandse taal stond hier toen nog minder op scherp dan de schutter met zijn pijlen in het lichaam van de Heilige Sebastiaan. Wie raak schoot werd beloond met Keizersglorie en om de nek de medaille van dekstier om mee te pronken in de Ommegang.



Met meneer Amelinckx , de eerste grote investeerder helemaal uit Antwerpen nog wel, begon pas de echte verdwijntruc van het mooiste erfgoed in ons groenste dal van Vlaanderen. Hij smeet prompt het Heilige der Heilige ter verdediging van het vaderland de Patria tegen de vlakte.

Lang duurde het niet of er volgden fluisterverhalen over wederdiensten. De aloude zittende macht kon aldus schaamteloos en ongestoord voort bouwen aan de globale verschraling in naam van algemeen belang, vooruitgang en nooit hard gemaakte want leep toegedekte persoonlijke verrijking.

Bij dit alles bloeide het verenigingsleven als nooit voorheen. Waren dit dan niet de golden sixties ja toch? Fanfares. Gilden. Sportclubs. Theaterverenigingen. Nachtclubs. Restaurants. Dampierre. Beau-Séjour. Beaulieu. Daar bovenop: de onstuitbare triomf van de nieuwe techniek. Viewmaster. Teppaz. Walkman. Maison Joris. Disco Bar Malrait. Videoclubs. Strobolights.

Het roemruchte zwembad met waterpoloclub aan het Park Lagache ging dicht. De scholen bouwden er dan maar elk zelf een en nog wel overdekt. De stad bleef niet achter, zette er een aan de oude postkoetswoning vanwaar uit de Engelsen ze had bevrijd. Het verhaal ging dat de kolenkoning Hilaire Spiers, de toenmalige nieuwe eigenaar van het statige pand, er als eerste vertrekker uit het dal zijn nieuwe buurman in het Zwitserse Vevey had ontvangen om hem te tonen hoe mooi de zomers hier toch zijn. Of Charles Chaplin dat ook vond, vertelt de legende niet.

Tijdens de zomerkermis
wapperde in de stad
heraldieke glorie alom.
De vertrekkers waren
hoe dan ook beter gebleven.