02 april 2020

DE FIERTEL IN MIJN KOT



Om de mensen op te vrolijken, speelde de beiaardier van de Hermesbasiliek allemaal liedjes op aanvraag. Ik bestelde 'Van God los' van Stijn Meuris.
Het klonk als een vloek in de kerk die op bevel van het crisiscomité vastgetimmerd bleek. Het was op een Drievuldigheidszondag, de week na Sinksen.
De ommegang ging door. Dit ondanks de omstandigheden. Bedevaarders volgden het schrijn één na één in een lange file. Zoals bij de bakker: veilig op anderhalve meter van elkaar. Allemaal met zelf geknutselde pestneuzen op, als in een schilderij van Jeroen Bosch.

Elke stop op de Fiertelroute werd geschrapt, elk samenzijn gemeden: ook de traditionele taart in Wattripont. De twee oudste dragers, die zelf eerder dat jaar nog met de bellen naar de catacombe van Hermes in Rome waren getrokken ter erkenning van de bedevaart als UNESCO-wereldergoed, hadden een enorm draagstuk op paletten getimmerd van wel twaalf vierkante meter. Zo dat belders en dragers op veilige afstand van elkaar het schrijn torsen konden.

Aldus trokken dragers en bellenmannen van de Maatschappij met de relieken van Hermes door het onwezenlijk mooie doch lege landschap rond Ronse.
Het was geen zicht. Maar de traditie bleef overeind. Een Fiertel stel je niet uit. De Ommegang is geen Ronde van Vlaanderen. Dat zijn de Olympische Spelen niet.

Aan de Kraai werd het moeilijk. Te stijl en te eng. Er werd gevreesd voor kanteling der heilige knoken. Twaalf vierkante meter, dat is als een verplaatsbaar podium voor Marco Borsato in het Sportpaleis. Doch het lukte, met gekreun, geknars en geprevel.
Zelfs de vlucht voor de geuzen aan het Muziekbos bleef die dag als traditie gaaf en gered.

Evenals de afsluitende speech van de voorzitter der Dragers en Bellenmannen, op meer dan veilige afstand van mekaar, bovenop de Kruisberg aan de kapel van Eeuwig Durende Bijstand. Hij dankte zijn twee anciens vooraan in de file (waarvan de staart voorlopig nog in Rozenaken hing) voor het ronduit geniaal genoemd palettenwerkstuk.

Daarna trokken we tuupe maar apart terug naar de gesloten basiliek beneden in het dal. De beiaardier tokkelde 'Mien schuun Madleenekie' van Tavi bij wijze van afsluiter.

Wat een mens al niet droomt, lachte Borsato me nog na, bij het lastige ontwaken in mijn kot.

Nachtboeknotities.