27 april 2021

 SALUT LES COPAINS.

3. Merguez à l'air.

De machtige Mercedes-Benz wiegt me de nacht door in werelden waar ik dans op de wolken van mijn verlangens met de Schoonheid van mijn ultieme hallucinatie.
‘Allez les jeunes, réveillez-vous’.
Vrolijk molent Marie-Reine Cambier, mijn gastvrouw voor de komende weken, de immer vrolijke dame aan het stuur van haar Duits vehikel (noch airco, noch stuurbekrachtiging) het raampje naast haar half open.
‘Les enfants, écoutez le chant des cricris’.
Een miljoen krekels. Zoiets zaligs heb nooit eerder gehoord. Voorbij de duizend bochten van de Route Napoléon dwars door de nacht, tussen Solliès-Pont en Solliès-Toucas, begint het te klaren.
We zijn onderweg naar La Capte, onder het oude Hyères op het Presqu’île de Giens waar de tijd voor goed stil staat.
Et la vie sûrement
plus d’un million d’années.
et toujours en été...
La Capte heeft meer dan alles wat ik er als adolescent van verlangen durf. Volle vriendschap, oprechte hartelijkheid en warme gulle gastvrijheid.
Met mijn jeugdvriend Guy-Louis verkennen we er de zoutbanken langs de ‘Salins des Pesquiers’, steken we over naar Porquerolles (waar volgens Nice-Matin Mylène de Mongeot gelukkige dagen slijt met Marc Simenon het zal me worst wezen) en het natuurparadijs Port Cros.
L’île du Levant doen we niet. Sinds Mai ‘68 lopen ze daar met zijn allen in hun blote, merguez à l’air. We houden onze maillots-de-bains liever aan, met de adders daar weet je nooit of ze in duel willen.
Binnen de week zijn we er aan vrolijke bendevorming toe, rijden we in konvooien Renault, Méhari en 2CV naar La Londe, verbroederen we er met de Gendarmes de Saint-Tropez die ons voorstellen aan Marie Brizard.
We schuimen er ‘La Route du Sel’ af, hangen tot het ochtendgloren in 'Le Port du Niel', bekijken vanop rotsen de zonsopgang in La Madrague.
Le jour se lève
sur la terre
alors le
monde entier
fait l’amour.
Esther Galil bedrijft de liefde niet. Zij zingt en danst de nacht door voor eenieder met in gedachten die ene.
*
Een duik in het azuurblauwe water en onze mooie zomer zonder witte haai kan weer herbeginnen. Ik lees ‘Bonjour tristesse’ van Sagan, observeer tussendoor de strandjutters, stuk voor stuk personages die één keer La Capte hebben gezien, er nooit meer weg geraken. Ze kunnen zo figureren in ‘Pauline à la plage’ en de andere prenten van Eric Rohmer.
Neem ‘Madame Elsa’ die ik er onder haar immense strohoed dag aan dag wezenloos voor zich uitstarend het strand zie afstruinen, eindeloos wachtend op de ware die nooit komen zal.
*
Negen levens later keer ik er terug met mijn oudste jongen Cédric die er met zijn gezinnetje in het prachtige oude Hyères aan
Nicolas Broche
behalve een hoogst hartelijke gastheer een copain pour la vie overhoudt.
Want zo zijn ze hier. Met ‘Salut les copains’ bedoelen ze dat je dan nu misschien wel tijdelijk afscheid van ze neemt, maar dat je tussendoor diep in hun hart blijft zitten: tot de volgende keer.
Il est bientôt
cinq heures,
le matin va venir.
Vous allez tous partir.
Ik hou zielsveel van La Capte en van het schiereiland Giens. Keer op keer wil ik er terug. Het hart vol herinneringen en uit op steeds weer andere nieuwe indrukken.
Zoals die keer op huwelijksreis toen het dagenlang pijpenstelen regende, alles er potdicht zat en zelfs Madame Elsa het voor bekeken hield.
Salut Les Copains (3). Récit.
Alle personages zijn net niet fictief.