27 april 2021

 SALUT LES COPAINS.

2. Radio Monte-Carlo.

Nicoletta Grisoni, bij de yéyé's beter bekend als ‘Nicoletta’ heeft alles mee wat je als collegebok in je al te strakke bordeauxrode Salik Jeans vol verlangens tot zondige gedachten drijft.
Te doodzondig om ze achteraf ook nog eens spontaan te gaan opbiechten aan een man in soutane die je van achter de doorkijkgaatjes in het schuifraampje van de biechtstoel langdurig uithoort, doorvraagt naar details, na deze geilige biechtviering uitnodigt op zijn chambrette voor een aanvullend gesprek.
(Ik zal me gaan haasten. Gewaarschuwd als ik gelukkig ben door mijn grote broers. ‘Kleinen: vooral nooit meegaan naar hun kamer’).
Aan la Petite Corniche, uit de drukte van ‘Les Routiers sont sympa’, op een door zwerfvuil en olievlekken ontsierd desolaat ‘terrain vague’ volgestouwd met caravans van Radio Monte-Carlo delen dartele deernen in kanariegele, diep open geritste outfit van Pastis Duval vlaggetjes uit. In afwachting van het moment suprême.
Want vanavond komt ze. Hier. Gratis. Zingen. Als ‘Grande Vedette de Radio Monte-Carlo’.
Wat ze ook doet. Tegen middernacht. Na uren wachten in de ijskoude zeebries die van achter de Alpes Maritimes is komen opsteken.
Het hart vol verlangen de spleen in de espadrilles wacht ik geduldig tot de oeverloze zever door de haut-parleurs is gebruld, alle pipo’s hun onnozele actjes op ons ‘pigeons’ van de toeristenveestapel hebben losgelaten.
Zo dat we morgen met zijn allen allemaal de ene Gitane na de andere binnen draaien, pastis Duval zuipen tot we van de wereld weg zijn en de hele dag naar Radio Monte-Carlo luisteren.
Nee doe mij als vedettenparade dan maar onze eigen grote sportieve optocht met alle bokken van het College Sint-Antonius van Padua bijeen in zalig gezelschap van de meisjes van de Sancta Maria dwars door de binnenstraten van Ronse. Samen op naar het Park Lagache voor de apotheose.
(Ik zie me daar nog marcheren met op de borst als wapenschild S/A wat door kwaadwilligen van ‘den Ecole Moyenne’ ten onrechte vertaald wordt als Sturm Abteilung. Nooit echt geweten wie van mijn collegeleraren zich daarin best vinden konden, wie niet).
Mijn vriendin Nicoletta zal zichzelf jaren na haar debuut in Menton nog mooi uit de vergeethoek van de yéyétijd zingen met haar tijdloze Ray Charles interpretatie ‘Il est mort le soleil’.
Zon en zee is wat mijn lievelingstante Nelly, mijn lievelingsmama en ik als hun dolende valiezendrager hier zijn komen zoeken.
Mijn eerste kennismaking met Menton is echter alles wat je een puber in die omstandigheden vooral niet toewenst.
Geen bal te beleven. Om de dagen door te komen hooguit in mijn eentje wat wandelen aan de havenkant.
Binnen de kortste keren benaderd voor een of andere aanlokkelijke expérience. De belofte van alle paradis artificiels, tussen Gainsbourg en Gainsbarre in. Mijn eerste en laatste sigaret aangeboden krijgen. ‘Prince de Monaco’.
Alles is blijkt goed om te verkopen en te verkloten. Vooral de illusie van gewoon gelukkig zijn onder de citroenen.
Morgen trek ik de steile rotsen in, als die sneeuwpanter van Sylvain Tesson behoedzaam sluipend rond Roquebrune Cap Martin. De Paris-Match meldt dat Le Corbusier, de man die Marseille haar Cité Radieuse schonk hier boven het water een liefdesnestje aan de rotsen heeft hangen om er naar hartelust tegelijk minnares en wanden te versieren met zijn kunsten. Faut le croire pour le voir.
Het veelbelovend gepland bezoek aan Grasse blijkt achteraf niks anders dan een georganiseerde promotoestand voor de Franse parfumbusiness. In de busreis terug wordt er aan de échantillons gesnoven dat mijn neusgaten er de chachacha van dansen. Dagen lang.
SALUT LES COPAINS 2.
Récit. Alles is perceptie, verteller inbegrepen.