03 maart 2021

BETOVERINGEN 8.

Kinderkopkes.

Een andere keuze heb ik niet. Tenzij ik als lichtgevoelige puber de nuttige idioot worden wil van hun wapperende vlaggen, holle kreten, bevlogen speeches, halve tafelwaarheden eindigend op isme. Hun idealen, glad als de kasseien van de Koppenberg in een voorjaarsklassieker.
These, antithese, synthese.
En opnieuw en opnieuw.
Alsof een van de manillenvrienden van grootvader de kaarten telkens weer herschudt voor alweer een nieuw spel. Pas veel later zal ik er achter komen hoe Hegel precies om die reden door Kierkegaard (geen coureur) van tafel wordt geschud bij de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid. Al zoekt Kierkegaard die zelfverwezenlijking eerst onder nogal doorzichtige schuilnamen als Victor Eremita, Johannes de Silentio, Hilarius Boekbinder, Johannes Climacus, Vigilius Haufniensis.
In het burgerlijk milieu waarin ik gesmeten ben heeft mijn altijd al dode verwekker al die wegen naar de Ultieme Waarheid ooit zelf ook verkend. Voor zover hem zelf Zijn en Tijd gegund werden. Zo te zien toch aan zijn bibliotheek vol ondoordringbare boeken waarin ik ’s avonds in mijn eentje hopeloos verdwaal, op zoek naar tekenen van leven, na zijn vroege dood.
Duizend mogelijkheden met niks dan -ismen liggen daar op mij te wachten. Ik voel me als de enige toeschouwer van een theaterstuk overvol van personages die me allemaal hun verhaal kwijt willen, hun waarheid voorhouden. Regisseur onbekend.
Georg Wilhelm Friedrich Hegel, de ondoorgrondelijke met zijn ‘wereldgeest’ waarop volgens hem de mens van de ene halve waarheid naar de andere complete nonsens voort drijft, gaat me gauw vervelen, laat me snel op mijn honger bij mijn rusteloze zoektocht naar hoe ik dan zélf in mijn eentje verder door het leven wil.
Ik voel me dan al nergens bijhoren rond de luidruchtige familiale tafel van de ultieme definitieve geopenbaarde waarheden met of zonder priester-leraar als gastspreker (‘directeur de conscience’) van de avond.
Er rest me maar één zekerheid: dat schrijven me uit hun voorgehouden, voorbehouden, geprivilegieerd en uitverkoren wereldje weghalen zal.
In afwachting kan ik maar niet kiezen tussen de zinnelijke genoegens zonder kommer om het genadeloze verleden noch kwel om de hopeloze toekomst en de veilige voorgekauwde ethiek om me heen die me tot in de biechtstoel toe wordt ingepompt. Met als eindpunt op een zilveren schotel een beklemmend kleinburgerlijk huwelijk als ideale pasvorm voor een gebeitelde patriarchale persoonlijkheid als de vaderfiguur die ik zelf nooit kennen mocht van hun Grote Architect, hun Onbewogen Beweger.
Ware het niet dat een van mijn grote broers op een dag Brel als godengeschenk op de pick-up schuift. Het esthetisch bestaan kondigt zich integendeel aan als bijzonder fascinerend. Op de golven surfend, gedragen door de moed der wanhoop.
***
In de theaterwereld waarin ik opgroei, hebben ze nu en dan een revue met dansacts. Daarin kijk ik als kind ademloos geboeid naar ‘Roberti’, ‘danseur de charme’. Dansend op een ingebeelde koord die er niet hangt.
De danser die zichzelf wegstopt achter drie lagen schmink, geen eigen gezicht heeft, behalve dat van de illusie, die in elke nieuwe revue een andere rol heeft, in elk theaterstuk een andere geliefde het hof maakt, blind voor de persoonlijkheid van de tegenspeelsters, die het leven als één theaterstuk ziet waarbij het spel zelf het doel op zich is, die alle gevoelens van anderen als jeune premier aan zijn laarzen lapt.
Die ‘gewetenloos van bloem naar bloem zoemt’ zoals de retoricaleraar in het Sint-Antonius van Padua College het met geheven vinger vol nauwelijks verhulde toorn over onze gebogen hoofden heen schreeuwt.
'Willen we dan zo door het leven fladderen? Met niks dan onmiddellijk vermaak? Op naar het hoogste genot dat telkens weer wordt uitgesteld naar nog meer verfijnd genoegen? Wachtend op steeds weer meer en beter van hetzelfde maar anders? Het spel om het spel? De jacht om de jacht? De weg der oppervlakkigheid als doel op zichzelf? Alles als Spielerei, tijd verdrijf en theaterbedrijf, los van de tijd, zonder vaste eigen identiteit?'
Het hele plaatje wil ik.
Esthetiek en ethiek.
Alles of niks.
Verleden, heden en toekomst in één schrijfplan. Dezelfde persoon zijn en blijven, van wieg tot graf. Leven in het nu mag me dan wel bekoren als pure magie op de planken, in de coulissen lijkt het me deerlijk ontoereikend. Daar in het donker, als alle mensen weg zijn, het laatste licht uit gaat en iedereen naar huis is voor de voortzetting van het eigen leven.
Nee, dat ten volle beleefd en geleefd bestaan lijkt me zoveel meer dan theater. Voorbij zinnelijk genot en esthetische genoegens zoek ik de heilige graal. Ik wil mijn eigen plek ontdekken, mét hart en ziel. Met oog voor het eigen verhaal van alle anderen, om te beginnen dat van de dierbaren om me heen.
Voorbij de sterfelijkheid de eeuwigheid beleven in elk moment. Stoppen met dat dansen op één been tussen kiezen en toch maar liever niet-kiezen.
Doen wat me te doen staat. Me niet langer laten meedrijven. Me voluit bewust worden van mijn eigen bestaan. Er zelf het beste van maken. Mijn angsten (die vage verre echo vanuit de eeuwigheid omtrent de ijdelheid der ijdelheden) overstijgen. Me voor goed los schrijven. Geen dag langer gedwee hun filosofische stelsels volgen die me zogezegd een keer en voor goed het ware leven zullen uitleggen, al hun gebeitelde en geschreven idealen als zoethouders. Hun goede manieren en schone schijn tegenover de pijn voluit en volkomen mezelf te zijn.
Mijn ploegmaat Kierkegaard houdt het voor bekeken en stapt in de volgwagen van zijn Grote Koersdirecteur. Tot opgave gedwongen in het licht van de eeuwigheid. Zelf ga ik door in mijn eentje, zonder hem dan maar als piloot naar de eindspurt.
Erop of eronder.
Alles of niks.
Blik op oneindig.
Verstand op nul.
BETOVERINGEN (8).
Levenswandelroute.