16 december 2020

BLIJVEN SCHRIJVEN

DE HEILIGE MARTINE.

Mondmaskers zie je dan alleen als je amandelen eruit moeten omdat ze in de weg zitten van je nochtans groot gebekt keelgat. Het laatste wat je observeert eer je op Hogerlucht in de wolken gemikt wordt, is een mondmasker boven een groene kiel. Haastig krijg je daar zelf een gapende muilband op de mond gepropt. Die hangt aan een brede tube, zoals die van Buck Danny als hij in zijn straaljager het westers luchtruim beschermt tegen de Russen. Of dan zie je, als je veel chance hebt onderweg naar school de ochtend na Zotte Maandag hier en daar een gemaskerde Bommel. Het is lang voor de Eerste Virale Wereldoorlog.
Ik groei op in een huis met vele kamers, zoals in het Koninkrijk der Hemelen van Kindeke Jezus. In één ervan huist Madam De Blauwe de Bruxelles. In haar naaikamertje, behangen met ‘patrons’ uit Femmes d’Aujourd’hui, naait ze kaboutersloefkes voor onder de kerstboom naast Le Petit Jésus dans la crèche. Naaien draagt nog niet de geladen mankracht die Jan Cremer er later aan geven zal onder het hoofdkussen van mijn puberende grote broers.
Vanop het voetstoeltje in haar naaikamer heb ik een uitkijk op de buanderie zoals ze het washuis noemt. Met erachter de duiventil van grootvader onder de dakpannen en erin, speciaal door hem vervaardigd als de ervaren timmerman die hij is gelijk De Heilige Jozef: het pupiterke waarop ik mijn geheime schriftjes vol pen met Encre de Chine van bij Maison Ulysse Vandenbossche.
Het wereldbeeld van Madam De Blauwe is één kettingcatastrofe. Ik hoef dan ook niks te hopen, niks te ondernemen, niks vol te houden. Het komt toch nooit meer goed. Dat mijn papa altijd al dood was van kort na mijn geboorte, is daar volgens haar de bevestiging van. En zo te horen moet het ergste nog komen.
Monsterachtige ‘ogres’ verslinden les enfants innocents in Le Bois de La Houppe. Malfaiteurs wachten in het gangske aan de Watermolen om ons in het holst van de donkerste maanloze nacht te vermoorden en haar, zoals de Simba’s met de nonnettes doen in Le Congo Belge, te violeren. 'Maintes fois d’affilée’.
‘Wat is er mis met violen, Madam?’ .
‘Tu es trop petit pour comprendre’.
En ze zakt zachtjes snikkend weg in haar rituele eenakter, gelardeerd met de hele collectie Heilige Maagden, van Bonsecours tot Bauraing. Ik probeer haar te troosten, zoals ik het Suske heb zien doen met Wiske. Niks helpt.
‘Tout est chaos. Tout est foutu. Rien ne va plus.’
Nu en dan dien ik het Rattenkasteel van Nero terzijde te leggen om im-mé-dia-te-ment mijn broers van bij hun partijtjes pingpong op zolder vandaan te gaan zagen. Zo dat ze als koene Ridders van de Fiertel met hun zaklampen nog maar eens de ronde van de binnentuin doen, tot diep in het gangske erachter en Madam De Blauwe weer tijdelijk tot rust kan worden gebracht. (Ze roken er ondertussen op hun gemak hun eerste pakjes Bastos, komen haar dan verzekeren dat de hele buurt volkomen veilig is. Tenzij van henzelf natuurlijk).
Rechtover mijn slaapkamer ligt het pleintje met de kastanjelaars er na het basketgedoe verlaten bij, wachtend op de eerste sneeuw. Erachter schittert avond na avond het kasteel waarheen ik na mijn avondgebedje (dat mama voor altijd zou mogen blijven leven alstublieft) wegdroom.
De Kleine Prins op ruimtereis
dwars door de sterrennacht
onderweg naar het maanmanneke.
Het kasteel is dan nog niet weg gebulldozerd in ruil voor aandelen van Delhaize, een carwash, een tankstation, een shoppingcenter, bankkantoren klaar voor malfaiteurs.
Na de lering naast de Cinema Familia, Mechelse catechismus verfrommeld op zak, kom ik voorbij de Plechtige Heilige Communie gaandeweg van de God los die mijn papa pikte, vervaagt Zijn Huis met vele kamers.
Het geluk van goede foute vrienden maakt van mij eerst een misverzuimer. Verboden indexlectuur bevrijdt en verlost me daarna voorgoed, als agnost. Wie me vraagt of dat dan een soortement sekte is, antwoord ik dat ik het niet weet.
Wat ik wél weet, is dat de tijd van voor de Eerste Virale Wereldoorlog al bij al veel warmte had. Met of zonder de hele maskerade van toen. En dat alles, tegen het doemdenken van Madam De Blauwe in, vroeg of laat goed komt.
Zeg dat de Heilige Martine het gezegd heeft.
‘Blijven Schrijven’. Dagboek.