20 maart 2006

DE SCHRIJFHEREN (9.2)

Roman

Hij heeft het maar hij gaat er tegen vechten. Ik moet me geen zorgen maken. Waar is het voor nodig ? Ze zijn er vroeg genoeg bij. Er zijn therapieën tegenwoordig. Heel doeltreffend. Weet ik dat heel wat kankers genezen ? De meeste. Daar spreken de mensen dan nooit over. Genezingen zijn oninteressant. Veel heeft te maken met wilskracht. Vooral met mentaliteit. Hem zullen ze niet klein krijgen. Nog niet. Hij heeft drie kinderen. Ik heb het aan het rechte om eind altijd vrijgezel te willen blijven. Nu zit hij daar ziek, met zijn verantwoordelijkheid voor vier mensen, zijn vrouw, zijn kinderen. Anders was hij alleen geweest. Had hij nu geen probleem.

‘Gij zijt aan niets of niemand gebonden, Charlie. Dat is wijs.’

Hij zit er mee voor de kinderen.

‘Als ik genees zullen ze het nooit weten.’

We wandelen veel. We praten. Dingen die hij voor de rest aan niemand kwijt wil. Wat mij te doen staat als hij het niet haalt. Hij idealiseert mijn bestaan, kijkt op naar mijn ivoren toren. Hij onderschat mijn rusteloosheid als eenzame jager. Hij wil met mij naar Australië. Weg van de kernraketten. Karel Van Miert heeft gelijk. Europa wordt het nucleair theater van de volgende oorlog. Inpakken en wegwezen. Ze gaan hun raketten hier toch zetten. We mogen nog met een miljoen op die Brusselse boulevards staan schreeuwen. Het helpt allemaal niks. Hij wil alles verkopen. Hij wil een zeilboot. Toeristen rondvaren op de Canarische eilanden. Hij wil naar Afrika. Hij wil zich nuttig maken. Hij wil leed lenigen. Ander leed.

‘Ze kunnen mijn kloten kussen met hun vijf fases naar de dood. Ik ga niet dood, Charlie. Dat ze daar maar niet op rekenen. Als ze denken dat het afgelopen is met mij, zitten ze er compleet naast.’

Zeven maanden later is hij onherkenbaar, is zijn stem nauwelijks nog hoorbaar.

‘Schenk me nog een choco in, Charlie. Gelijk vroeger.’

Ik geef hem een kwart glas, met een pijpje. Hij slikt niet meer door. Alles is geregeld, zegt hij. Hij toont naar de lade van de nachtkast. Laatste wilbeschikkingen. Lezen. Hij wil geen gedoe, geen melo, geen zachtgevooisde muziek. Geen Pachelbel, geen Ave Maria, geen Ne me quitte pas. Asverbranding, geen gepreek. Ik heb gelijk gehad om geen zekerheden te zoeken in het leven, zegt hij. Het laat hem niet los. Zekerheden, er zijn er geen. Zo doorgaan, Charlie. Ik moet mij niet binden. Nooit. Aan niets of niemand. Hij heeft haar graag gezien. En zij hem. Maar nu laat hij haar in de steek, met hun drie kinderen. Hij moet wel. Er komt dan toch geen alternatieve redding. Er is alleen pijn en angst. De onomkeerbaar hoge dosis morfine brengt hem in de war.

‘Charlie is ons vader nu dood, de kloot ? Waar blijft hij ?’

Jij moet doorgaan, Charlie zegt hij. Altijd. Je nooit binden. Er is niets of niemand. Mijn broer, mijn zielevriend, mijn fotograaf. Zijn laatste donkere kamer. Zijn laatste flash. Niet doen zeg ik hem. Niet doodgaan godverdomme. Niet doodgaan.

(Vervolgt).

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.