DE SCHRIJFHEREN (8.7)
Roman
‘Anders werden we altijd vooraf getipt door het verzet. Maar nu zat de Gestapo overal tegelijk. Met tien anderen hebben ze Scherpereel en Romain opgesloten. Eerst in de trouwzaal van het stadhuis. Van daar naar Gent, dan Buchenwald, dan Dora, dan Harzungen, dan naar Ellrich.’
Ze schreit. Stop mama. Ik wil het niet meer weten.
‘Tenslotte naar Bergen-Belsen. Scherpereel heeft het gehaald. Hij heeft mij achteraf verteld hoe het allemaal gegaan is. Hij is bevrijd op 15 april 1945. Veertien dagen later is hij gerepatrieerd. Veertig kilo woog hij nog. Nonkel Romain was al te ziek om nog terug te keren. Hij is gestorven van de tyfus in Bergen-Belsen, na de bevrijding van het kamp. Op 6 mei ‘45, de dag van zijn eenentwingste verjaardag.’
Ze pakt mij vast, we zijn samen voor altijd.
‘De nacht dat ze hem vasthielden op het stadhuis waakten uw vader en ik in het appartement van tante Louise op de markt. Bij dageraad hebben de Duitsers Romain, Scherpereel en de anderen weggebracht naar Gent. Onze Romain moet het geraden hebben dat we bij tante Louise op de loer lagen. Hij heeft nog naar ons raam gezwaaid. Dat was het laatste wat we van hem gezien hebben.’
Ze haalt mijn klasagenda weer uit mijn boekentas, leest de opmerking van meester Kilo over mijn dromerijen, zegt niks, stopt de agenda weer in de boekentas en glimlacht. Ze is zachter dan Brio, zachter dan Bonux God wat zie ik ze graag.
‘Wat moeten we ermee dat ze hem een held van het vaderland noemen? Alle jaren leggen de verzetshelden bloemen aan de voeten van de Onbekende Soldaat. Nu en dan sterft er een.’
Scherpereel stierf in zijn auto, een veertiende juli, op de weg van Parijs naar Doornik. Hij zag de camion van de Laiterie du Clipet te laat. Rond het altaar stonden ze met al hun vlaggen. Na de mis speelden ze de Brabançonne. Ik mocht met mama mee naar de dienst.
‘Het leven zit raar ineen, Charlie. Scherpereel overleeft de kampen. Dan zomaar dood in zijn auto.’
*
‘Het wijfje van de bidsprinkhaan peuzelt het mannetje op.’
Notelaar keek zijdelings of ik volgde. Ik schreef voort aan een verhaal over de Hongaar Victor Vaserely die ik was gaan opzoeken in Annet-sur-Marne.
‘Na de paringsdaad. En dat is ook wat er gebeurt, als je toegeeft aan dat gauchistisch gespuis.’
Leonard Notelaar had het niet begrepen op al wat zich progressief noemde. Vasarely was dat al lang niet meer, sedert zijn optical art was doorgedrongen tot in de supermarkt. Notelaar zei dat we veel konden leren van het lot der mannelijke bidsprinkhanen.
‘Eerst worden ook wij opgevrijd door verhalen over broederlijkheid. Trappen we in de val van de solidariteit. Verliezen we onze identiteit. Vreten ze ons op.’
Ik vroeg hem wie hij bedoelde met ze. Ik zag maar ons tweeën. Het zinde hem niet.
‘Klooi jij maar voort aan je linkse oostblokker.’
Om de haverklap haalde hij uit naar al wie opkwam voor meer rechten. Er waren geen rechten. Alleen plichten. Er waren meesters met rechten, knechten met plichten. De meesters mochten geen duimbreed toegeven. Nooit. Aan niemand.
‘Vrouwenrechten? Denk aan de bidsprinkhanen, Charlie.’
Elke onderwijsvernieuwing luidde de ondergang in van het avondland.
‘Nivellering naar omlaag.Voor het klootjesvolk.’
Er zat één lijn in zijn opstelling. Vroeger was alles beter. Op een dag vroeg hij me om de lezersbrieven voortaan te ‘zuiveren van het klootjesvolk’.
‘Alle brieven tegen het vernieuwd secundair onderwijs erin.’
Een leraar pleitte voor.
‘Gooi die linkse leraar zijn geëmmer eruit, Charlie. Linkse leraar, pleonasme.’
We hadden een schitterende cartoonist. Op een dag tekende hij een prent die Notelaar niet zinde. De verfijnde schrijfheer schreeuwde zich schor, liet Embargo over zijn desk glijden.
‘Die Zak moet eruit. Meteen.’
We beraamden verzet. Het was niet meer nodig want hij kondigde aan dat hij elders een nieuw blad ging maken. Een jaar later gooide hij Wodan op de markt. Zes maanden duurde het avontuur. Na het faillissement, hoorden we nooit nog wat van hem. Volgens de geruchten kwam hij aan zijn eind in Costa Rica. Land tussen twee oceanen. Land van meesters en knechten.
(Vervolgt)
Uit : ‘De Schrijfheren'. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.
‘Anders werden we altijd vooraf getipt door het verzet. Maar nu zat de Gestapo overal tegelijk. Met tien anderen hebben ze Scherpereel en Romain opgesloten. Eerst in de trouwzaal van het stadhuis. Van daar naar Gent, dan Buchenwald, dan Dora, dan Harzungen, dan naar Ellrich.’
Ze schreit. Stop mama. Ik wil het niet meer weten.
‘Tenslotte naar Bergen-Belsen. Scherpereel heeft het gehaald. Hij heeft mij achteraf verteld hoe het allemaal gegaan is. Hij is bevrijd op 15 april 1945. Veertien dagen later is hij gerepatrieerd. Veertig kilo woog hij nog. Nonkel Romain was al te ziek om nog terug te keren. Hij is gestorven van de tyfus in Bergen-Belsen, na de bevrijding van het kamp. Op 6 mei ‘45, de dag van zijn eenentwingste verjaardag.’
Ze pakt mij vast, we zijn samen voor altijd.
‘De nacht dat ze hem vasthielden op het stadhuis waakten uw vader en ik in het appartement van tante Louise op de markt. Bij dageraad hebben de Duitsers Romain, Scherpereel en de anderen weggebracht naar Gent. Onze Romain moet het geraden hebben dat we bij tante Louise op de loer lagen. Hij heeft nog naar ons raam gezwaaid. Dat was het laatste wat we van hem gezien hebben.’
Ze haalt mijn klasagenda weer uit mijn boekentas, leest de opmerking van meester Kilo over mijn dromerijen, zegt niks, stopt de agenda weer in de boekentas en glimlacht. Ze is zachter dan Brio, zachter dan Bonux God wat zie ik ze graag.
‘Wat moeten we ermee dat ze hem een held van het vaderland noemen? Alle jaren leggen de verzetshelden bloemen aan de voeten van de Onbekende Soldaat. Nu en dan sterft er een.’
Scherpereel stierf in zijn auto, een veertiende juli, op de weg van Parijs naar Doornik. Hij zag de camion van de Laiterie du Clipet te laat. Rond het altaar stonden ze met al hun vlaggen. Na de mis speelden ze de Brabançonne. Ik mocht met mama mee naar de dienst.
‘Het leven zit raar ineen, Charlie. Scherpereel overleeft de kampen. Dan zomaar dood in zijn auto.’
*
‘Het wijfje van de bidsprinkhaan peuzelt het mannetje op.’
Notelaar keek zijdelings of ik volgde. Ik schreef voort aan een verhaal over de Hongaar Victor Vaserely die ik was gaan opzoeken in Annet-sur-Marne.
‘Na de paringsdaad. En dat is ook wat er gebeurt, als je toegeeft aan dat gauchistisch gespuis.’
Leonard Notelaar had het niet begrepen op al wat zich progressief noemde. Vasarely was dat al lang niet meer, sedert zijn optical art was doorgedrongen tot in de supermarkt. Notelaar zei dat we veel konden leren van het lot der mannelijke bidsprinkhanen.
‘Eerst worden ook wij opgevrijd door verhalen over broederlijkheid. Trappen we in de val van de solidariteit. Verliezen we onze identiteit. Vreten ze ons op.’
Ik vroeg hem wie hij bedoelde met ze. Ik zag maar ons tweeën. Het zinde hem niet.
‘Klooi jij maar voort aan je linkse oostblokker.’
Om de haverklap haalde hij uit naar al wie opkwam voor meer rechten. Er waren geen rechten. Alleen plichten. Er waren meesters met rechten, knechten met plichten. De meesters mochten geen duimbreed toegeven. Nooit. Aan niemand.
‘Vrouwenrechten? Denk aan de bidsprinkhanen, Charlie.’
Elke onderwijsvernieuwing luidde de ondergang in van het avondland.
‘Nivellering naar omlaag.Voor het klootjesvolk.’
Er zat één lijn in zijn opstelling. Vroeger was alles beter. Op een dag vroeg hij me om de lezersbrieven voortaan te ‘zuiveren van het klootjesvolk’.
‘Alle brieven tegen het vernieuwd secundair onderwijs erin.’
Een leraar pleitte voor.
‘Gooi die linkse leraar zijn geëmmer eruit, Charlie. Linkse leraar, pleonasme.’
We hadden een schitterende cartoonist. Op een dag tekende hij een prent die Notelaar niet zinde. De verfijnde schrijfheer schreeuwde zich schor, liet Embargo over zijn desk glijden.
‘Die Zak moet eruit. Meteen.’
We beraamden verzet. Het was niet meer nodig want hij kondigde aan dat hij elders een nieuw blad ging maken. Een jaar later gooide hij Wodan op de markt. Zes maanden duurde het avontuur. Na het faillissement, hoorden we nooit nog wat van hem. Volgens de geruchten kwam hij aan zijn eind in Costa Rica. Land tussen twee oceanen. Land van meesters en knechten.
(Vervolgt)
Uit : ‘De Schrijfheren'. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.
<< Home