18 december 2020

BLIJVEN SCHRIJVEN

VAN JOURNAILLE GESPROKEN.

Alles komt terug. Niks gaat verloren. Helemaal vanuit de vergeetputten der lockdowntristesse pakt Gerrit Six, Altijddurende Certitude van de Knackredactie uit met een heerlijk hebbeding: 'Uit de Knack gesproken'. Kroniek van een verstekeling.
Hebbeding, zowel voor de stamboeklezers van Vlaanderens toonaangevend magazine als voor ‘het journaille’ zoals Frans Verleyen ons, vermaledijde verguisde compagnie der inktkoelies laverend tussen Wetstraat, Lambermont en Internationaal Pers Centrum pleegde te noemen.
Bij elke vervormde zware basstem van een of andere anonieme getuige op het scherm denk ik aan Sus Verleyen. Knack als kroonjuweel van de Wetstraatclub: het is en blijft zijn kindje.
Na kinderziekten met efemere hoofdredacteuren als Henri Schoup en Jan Schodts lukt het hem om Vlaanderen tegelijk L’Express, Der Spiegel, Time en Newsweek te schenken en de wervelende kreet waar te maken: ‘Wat niet in Knack staat, is geen nieuws’.
Martens, Tindemans, Dehaene, Guy Verhofstadt, allemaal groeien ze mee met Knack. Vooral 'da joeng'.
De Spectator van Frans Van Erps, Myriam Ceriez, Hendrik Mertens, Wim Daems, Magda Van Den Akker, Hugo Bousset, Jos Boré, De Nieuwe van Mark Grammens, Brigitte Raskin en Piet Demoor, ‘Vrijdag’ van Walter De Bock (de man die de Vlaamse onderzoeksjournalistiek bij Knack uitvinden zal), de Vlaamse Elsevier met Marc Van Impe: ze vissen week na week hopeloos achter het net in de kikkerpoel der politiek. Knack domineert het spel, verschuift de keien en lakeien van de Wetstraat.
Na het floreren van het legendarische duo Hugo De Ridder & Frans Verleyen bij De Standaard, bezet het nieuw godenduo Frans Verleyen-Johan Struye met Knack het veld.
Ik zie het nog zo voor me, op een dag zelf antichambrerend in de Zestien. Komt Verleyen eraan, ovenverse Knack onder de arm.
‘Doe geen moeite voor je verhaal deze week in De Spec, Stef. Het staat al allemaal bij ons’.
Ga zoiets explikeren drie hoog in de Koningsstraat ter redactie aan je hoofdredacteur (bijgenaamd ‘de slavendrijver’) Frans Van Erps en je uitgever professor Mediarecht Toon Breyne (‘de prof’) van De Nieuwe Gids.
Hoe het tussen Verleyen en Struye (die op een blauwe maandag naar het Gemeentekrediet verdwijnt ) is mis gegaan, wil ik niet weten. Botsing der ego’s. Gemeengoed in de ‘journaillistiek’. Bovendien heb ik wat dat betreft al ruim genoeg aan de eigen eindeloze paleisrevoluties en redactiewissels die elk schrijvend bestaan larderen.
Na het vertrek van Johan Struye bij Knack word ik gebeld door King Sus hemzelve. Of ik bij hem langs wil aan de Montgomery Square. Steraanbieding zo blijkt.
‘Ik zie je één keer per week op redactievergadering. Voor de rest schrijf je gewoon voort je verhalen zoals in de Spec. Je hebt je adressenboekje. Aan de slag’.
Een vorstelijk aanbod is het alleszins. Van het soort dat je onmogelijk weigeren kan. En toch.
Helemaal verknocht ben ik ondertussen aan de voor mij onvergetelijke warme sfeer daar op de redactie in de Koningsstraat waar tenoren als Emiel Van Cauwelaert, Jef Claes en Leo Marynissen voor Het Volk hun pennen scherpen.
Nu er beelden van heel lang geleden opduiken en ik op een touchante foto van Het Volk zowel Frans Van Erps als Walter Cabus, Paul De Baere, Rik Clément en zoveel van mijn latere goede collega’s daar in de Gentse Forelstraat weer digitaal tot leven zie komen, denk ik terug aan dat gesprek met Frans Verleyen. Wat als? Ook dat wil ik niet weten.

‘On ne refait pas sa vie, on continue seulement’. (Philippe Djian).

Blijven Schrijven. Dagboek.