27 oktober 2020

 AVONDUREN

Ronse. Een handleiding.
15. Régal.
Een vriendin uit de tijd van ‘Capri c’est fini’ belt me of ik de rouwdienst van haar papa wil bijwonen. Er is koffietafel na. Haar vader was één van de laatste Ronsese overlevenden van de gruwelkampen. Op zijn kist in de Sint-Martinuskerk zie ik zijn grijsblauw gestreept kampenplunje met muts. Brabançonne. Passend eerbetoon. Belgische vlaggen.
Op de 'régal' erna stelt iemand me voor aan een textielbaron die me zo te horen leest en me graag eens wil ontmoeten.
‘Stéphane est journaliste professionel et...’
‘Je sais, je le lis'. Pour moi tous les scribouillards, c’est des fouille-merde’.
Mestkevers. Ik wil hem vragen wie voor de mest staat in de metafoor. Of het verhaal klopt van fabriekswanden achter dewelke hele balen vol grijze streepjesstof wachten op transport naar de kampen, de bestellingen veilig weggeschoven onder het visgraatparket en de buffetkast met de Fine Napoléon en de sigaren.
Doch welopgevoed als ik ben, slik ik mijn repliek in. Ik dank ik hem beleefd voor de kennismaking, zoek een plekje uit aan één van de koffietafels bij de jeugdvriend van mijn altijd al dode papa die me verblijdt met diens goede herinneringen aan hem. Ik hang aan zijn lippen.
*
Er blijkt nog één plaatsje vrij aan onze koffietafel. De textielbaron van daarnet komt recht tegenover mij zetten.
‘Jeunehomme, nous avons intérêt à faire ample connaissance.’
Niks houdt dat tegen, zeg ik hem. Al zal hij ondertussen wel al geweten hebben dat ik nooit onder de indruk ben van zijn wereld, die van het grote geld en de blinde macht, wat hetzelfde is. Mijn eigen lotsbestemming en goede jeugdvrienden hebben me al langer de twee kanten van die klatermedaille getoond.
Ongevraagd onderbreekt hij het goed gesprek met de jeugdvriend van wijlen mijn vader, begint me zijn eigen jeugdjaren te vertellen. Hoe een chauffeur hem naar school bracht. Hoe zijn vader zelf niet eens goed wist welke limousine hij nu weer op stal had staan. Het al te voorspelbare rijkemansgelul Slaapverwekkend. Saai. Als zogenaamd 'mestkever' honderd keren al gehoord in mijn vorig leven in en om de Wetstraat. Mijn gedachten schuiven weg naar dat streepjesplunje op de kist in de Sint-Martinuskerk.
*
Hoe de Ronsese verzetsvrienden die ochtend onderweg naar school vanaf de Wijnstraat zijn gevolgd door een zwarte Citroën van de Gestapo. Hoe ze aan het Bruulpark in de wagen zijn gesleurd. Hoe ze de nacht door zijn ondervraagd op de Grote markt in een herenhuis. Hoe ze bij dageraad zijn overgebracht naar het stadhuis van Ronse. Hoe ze van daaruit naar de Gentse Desmet-De Nayer laan zijn weg gevoerd, uren ondervraagd en gemarteld. Hoe ze als wrakken op transport zijn gezet vanuit het Sint-Pieterstation.
Enkele rit richting gruwelkampen in gesloten donkere beestenwagons zonder licht noch sanitair. Hoe ze in de kampen hun streepjespak om kregen. Hoe ze daat dwangarbeid verrichten tot ze er bij vielen van ontbering, ten prooi aan tyfus, dag aan dag, tussen twee lukrake strafexecuties door. Hoe ze voor mekaar zorgden als Ronsese verzetsbroeders. Hoe ze die ene patat uit de kom van hun eigen waterige soep spaarden om de zwakste onder hen wat aan te sterken. Hoe ze tenslotte tegen de bevrijding van hun kamp door de Russen op handen en voeten liepen. Te zwak om nog op te staan. Hoe de sterksten onder hen uit die hel terugkeerden en me jaren later hun hele verhaal deden voor ‘De Nalatenschap’ een boek dat ik erover schrijven zou. Ter herinnering aan de prijs die zij betaalden voor onze freedom of speech vandaag.
Hoe de kleine Eric Zonneman (9) bij de bevrijding van Ronse iets te vroeg met een Belgische cocarde zwaaide naar de Engelsen, zo dacht hij toch, aan de Willocqsteeg. Hoe hij echter in koelen bloede werd dood geschoten vanop de laatste vluchtende nazi pantser in de straat. Hoe de zelfverklaarde geschiedenis herschrijvers veel later ook dát verhaal nog ‘s zouden minimaliseren en 'duiden' als een geval van ‘collaterale schade’.
(‘De Hollandse mama die niet goed op haar zoon let, want altijd bezig met mannen, ze komt van Sluis, dat zegt toch genoeg?')
Hoe het wit en het zwart aldus keer op keer weg schuiven in het grijs van interpretaties achteraf.
Behalve voor het grijs op de kist.