26 oktober 2020

 AVONDUREN

Ronse, een handleiding.
5. Van flaminganten en franskiljons.
Grootvader knoopt zijn Vlaamse Leeuw over het balkonnetje vanwaar ik in het voorjaar Mielke Daems in prachtig zwart op wit geruit Peugeot maillot elegant vanuit de Zonnestraat de Kruissens heb zien op zwieren. Na Rik Van Looy is Emile Daems mijn personal hero. We zijn de elfde juli.
‘We moeten opkomen voor de Vlaamse aanwezigheid in deze stad ’
De ochtend erop ligt er een kassei in de voorkamer, op een bedje van scherven.
Grootvader haast zich de straat op in hemdsmouwen, de broek hoog tot aan het lichtjes opkrullend puntje van zijn zijden das. Vanop de Steenbrugge overziet hij vanuit elke hoek de ravage. Blik van de timmerman die hij in zijn vorig leven in navolging van de heilige Jozef is geweest. Zoekt daarop sakkerend in huis de rolmeter waarmee mama vanop een plooiladdertje haar zware gordijnen meet, doet dan aan het kantoorraam van ‘De Ronsenaar’ waarvoor hij wekelijks tergend traag op zijn oude Remington commentaren tikt - de eerste opmetingen, bestelt tenslotte glas en mastiek bij Piet D’haene 'Maison de confiance' in de Abeelstraat.
‘Lafaards’ is het enige wat ik hem die dag nog hoor zeggen.
De Vlaamse Leeuw is als grootvader zijn knuffel. Behoedzaam gewassen bij dertig graden dat hij vooral niet verkleurt, zorgzaam gestreken, fijn geplooid, voorzichtig telkens weer uitgepakt en opgeborgen, nu vol liefde met de krop in de keel vastgeknoopt aan het balkon.
In de zomer wordt hij ook nog eens jaarlijks voorgebonden op de voorkap van de Kapitan van mama. Dan rijden we bakske vol achter zijn klauwen aan naar de Ijzerbedevaart.
Onderweg naar Diksmuide vergaap ik me aan fietsers in lange slierten met leeuwenwimpeltjes op de fietsbagagedrager, vrolijk trappend langsheen klaprozen, paardenbloemen en madeliefjes.
‘Kijk toch eens hoe mooi ze achter mekaar aan fietsen in hun file Indienne,’ lacht mama en ze zingt ‘La bicyclette’ in de opgewekte versie van haar chouchou Yves Montand.
Ik zie freules met vlechtjes. Getooid in zwart fluweel op fijn wit linnen, zoals de meisjes van dansgroep ’t Haasken op de Fancy Fair aan de Paterskerk. Grootvader heeft me net mijn eerste velo van bij Clément Boulaert geschonken ter beloning voor mijn schoolse uitslagen. Hadden we die nu maar mee. Direct in de derde vitesse er achteraan. (Geen twijfel meer mogelijk mijn vlees is wakker).
Mijn dagdromen worden onderbroken door de luide wagengesprekken van de groten. De Vlaamse aanwezigheid in Ronse op 11 juli blijkt nu vervangen door de absoluut noodzakelijke kreet 'Ronsese Vlaams!' op de Ijzerbedevaart.
Urenlang staan we daar te koekeloeren met onze Vlaamse aanwezigheid, geduldig de eindeloze ronkende bevlogen redevoeringen aftellend van allemaal sprekers in beste pak.
‘Hierrr ons bloed wanneerr ons rrecht!’
Allen beloven ze Vlaanderen te zullen redden van de Waalse en Brusselse Franstalige dominantie.
‘Wat Walsch is valsch is!’
‘Vliegt den blauwvoet storm op zee!
‘Nu het lied der Vlaamse zonen!’
Op de drumbandparade van 'De Zilvermeeuwtjes' na verveel ik me dood.
Mama heeft beloofd straks te zullen doorrijden naar zee. (Yes! Naar Blankenberge bij mijn strandkameraadje Jean-Pierre.)
Straks duurt een eeuwigheid. Het wordt Oostende.
'La Reine des bains'.
‘Kust Vlaams!’ scandeert grootvader ter hoogte van een stoplicht met tramhalte. Hij krijgt een ei tegen de hoed.
‘Lafaards!’
Hij wil uitstappen maar het licht gaat naar groen. Mama is hem voor, trekt plankgas op wat haar op gegrom van grootvader komt te staan. Het eigeel dat traag van de hoedenrand druppelt, staat voor eeuwig op mijn netvlies gebrand.
Niet alleen Ronse, ook de koningin der badsteden dient dringend bevrijd te worden van Franstalige dominantie aan deze West-Vlaamse kust waar Vlamingen thuis zijn.
Mama bestelt ‘Sole Ostendaise’ voor eenieder in het 'Hôtel et Brasserie du Parc'. Ik moet weer moeilijk doen, krijg Tomate-Crevettes en spa citron. Die me in alle landstalen smaakt.
Daarna dient er zo nodig ook nog te worden gestopt in de Salamander in Izegem. Grootvader bestelt er Vieux Temps. De anderen Mort Subite. Ik krijg Almdudler.
Op school ondervind ik, tussen twee kasseien door in het raam thuis, totaal geen last van enig Waals juk noch Franstalige dominantie in het Collège Saint- Antoine de Padoue.
Samen voetballen we op de schoolkoer, basketten we bij Akron (Antonius College Ronse). Hopen lol hebben we. Samen straf schrijven in de grote studie. Vijf bladzijden als minimumtarief, een veelvoud bij elke poging tot recidive, strafstudie voor de hopeloze gevallen, bij de superior en drie dagen buiten voor de allerzwaarste 'cancres'.
De scherven worden opgeruimd. Er komt een nieuwe ruit. Er volgen nieuwe verontwaardigde commentaren van grootvader in de krant.
Hoe lang nog?
Trop is teveel!
Mars op Brussel!
Nacht na nacht waakt hij eerst nog op zijn Zwitsers koewachterszitje meegebracht van onze vakantie naar de Jungfrau. Doch de vijand durft niet meer opdagen.
*
We zitten met zijn allen aan de grote keukentafel. In de verre veranda rinkelt de telefoon. Mama laat er haar eten voor koud worden.
‘C’est bien le 23 128?’
‘Oui je vous écoute’.
‘Je vous invite à ne plus jamais mettre les pieds chez moi’.
‘Parfait. Bonne journée’.
We zijn officieel bevorderd tot flaminganten door een van onze lievelingstantes, langs mijn altijd al dode vaderskant. Mama, sinds de onverwachte dood van haar man zeer op haar hoede bij het minste teken van onheil dat haar warm nest, haar 'famille nombreuse' bedreigen kan, blijft deze keer ijzig kalm.
‘Wat was dat, zo kort met tante, mama?’
'Niks, gaat zo vanzelf wel over, pak nog een kaaspateeke.’
Vijf minuten later. Nieuw belgerinkel. Mama haast zich nog eens naar het zware bakeliettoestel met trage draaigaatjes.
‘C’est bien le 23 128?’
‘Oui je vous écoute’.
‘Pardon, Roberthetche-ma-chérie!'
'Un coup de folie de ma part'.
'Te bannir comme ça'.
'Toi et tes enfants qu'on adore en plus'.
'Peux-tu me pardonner?'
'Entre belles-soeurs?'
'Entre bons catholiques?'
Verderop in de Grieks-Latijnse zal ik leren wat een tautologie is en wat een pleonasme. Nog later zal ik ondervinden wat een contradictio in terminis is. Ze zijn allemaal brave katholieken onder mekaar. Zoals bij vele families in onze stad is het ook in de onze ingewikkeld. Een kluwen, een taalmix.
De ene helft van de familie is Vlaams in alle variaties. Van totaal onverschillig, gematigd tot extreem flamingant. De andere kant is Franstalig in exact dezelfde vartiaties met hier en daar ertussen een heethoofd .
Het slagveld voor de broedertwisten ligt, daar zal ik pas veel later achter komen, ter hoogte van de frontpagina’s in hun eigen persorgaantjes. ‘De Ronsenaar’ versus het katholieke Patria-blad ‘Le Courrier de Renaix’ en het liberale ‘Le Journal de Renaix'. En wat daar zoal door hen respectievelijk in geponeerd wordt.
Allen claimen ze daarin hun recht op zelfbeschikking in dezelfde 'faciliteitenstad'.
In ons door een nepstatuut vastgeklonken en ingesloten niemandsland, op de grens van twee mooie culturen.