26 oktober 2020

 AVONDUREN.

Ronse, een handleiding.
8. Het goede, het ware, het schone.
‘Zeg nooit nooit. In het leven weet ge nooit. Nog veel minder wat er met ons gebeurt in het leven na de dood’.
Voor hem gezeten, op de buis met zitje in hartvorm van zijn Cyriel Van Hauwaert, passeer ik met grootvader zoals elke avond langs de blinde muur van de Arme Klaren.
De voetbalmatch tegen de neefjes op de fabriekskoer glorieus gewonnen, de noten in de tuin geraapt, het stoofhout voor bompa in emmers gehakt. (Vijf frank zakgeld, ik zit weken goed voor snoep bij Schele Fons in de Wijnstraat).
De Arme Klaren van Ronse zijn door de goddelozen in 1903 uit hun klooster van Roubaix verjaagd, vandaar op de dool in Ronse geland in een huis van Lagache aan de Olifantstraat dat door weldoener Desclée uit Doornik is omgetoverd tot sober neogotisch klooster met binnentuin, kapel en slot. Het ligt discreet weggestopt tegenover de statige burgerwoning van de Zwarte Zusters ( 'La Croix Jaune et Blanche' ) waar ge moet zijn als ge tyfus hebt, rode hond, tuberculose, of polio.
‘Waarom zien we die Arme Klaren nooit?’
‘Omdat ze leven in contemplatie.’
‘Wat voor complicatie?’
‘Con-tem-pla-tie. Beschouwing van bovennatuurlijke waarheden.’
‘Astrologie?’
‘Het goede, het ware, het schone’.
‘Het Ene’.
‘Wat is dan het andere, grootvader?’
‘Het onvolmaakte. Gij en ik. Mijn platte tube'.
Tegen dat hij zijn achterband heeft opgepompt, zitten we bij mama op de Steenbrugge. Tijd voor het avondeten en 'Schipper naast Mathilde'. Al het goede, het ware en het schone wijkt voor de schone ogen van Marieke.
*
De Arme Klaren laten me in mijn leven vol complicaties en contemplaties niet meer los. Op alle gebeurtenissen die er echt toe doen en waarop het weer geen spelbreker mag zijn, worden er vrachten eieren naar de Klaren gebracht.
Tussen twee contemplaties door bidden die dan tot het Ene voor stralende zon op uw plechtige communie of uw trouwfeest. Op uw begrafenis niet. Dan maakt het toch niet meer uit dat uw kousen nat worden.
Soms zie ik de Arme Klaren per twee door de Zuidstraat wiebelen met hun poussette, onder een indrukwekkende draperie. Personages die zo lijken weggelopen uit ‘Het Hermetisch Zwart’ van Marguerite Yourcenar, die ik in bed (grootvader leeft dan al lang voort als het goede het ware en het schone in mijn hart) onder mijn leeslampje uren contemplatief beschouw.
Maar de Arme Klaren, ze laten me wel nooit meer los. Op een dag wordt me via via de uitzonderlijke gunst verleend om in het slot een gesprek te hebben met de abdis. Dan wel met zware tralies tussen ons in. Want je weet nooit aan welke kant van de tralies de duivel hokt. Aan de kant van de abdis hoor ik alvast de stem van het goede, het ware en het schone: uitgepuurd na een leven vol contemplatie.
Simpele bewoordingen.
Niet te beschrijven.
Zo schoon, zo vol liefde.
Nog later, als de laatste non uit het klooster al lang haar dagen slijt in het rustoord van Louise-Marie, krijg ik van haar een kaartje toegestuurd. Dat ze mij gedenkt in haar gebeden. Zodat ik in de hemel komen moge. Het is een dag vervuld van schone weders.
In het klooster vandaag, ik heb het nagevraagd want een schrijvelaar hoort zijn werk te doen, wonen nu enkel nog een paar broeders van Liefde van de Gentse kannunik Triest die zich dapper en belangeloos inzetten voor de medemens. Het goede, het ware en wat er echt toe doet, blijft er dus overeind.
Zou het dan toch zo zijn dat de mens vanuit al zijn onvolmaaktheden boven zichzelf uit stijgen kan, onderweg naar bovennatuurlijke waarheden in het hart? Ik weet alleen dat ik het niet weet. En zelfs dat weet ik niet eens zo zeker.
‘Het is altijd het proberen waard’, hoor ik bompa mompelen.
In mijn leven na zijn dood.