26 oktober 2020

 Avonduren

Ronse, een handleiding.
10. Couleur locale.
Hij woont aan het Fabriekstraatje. Dieper in het hart van zijn nieuwe biotoop kan hij niet mikken. De keuze heeft hem vanuit zijn thuisland Tunesië naar hier gebracht op vraag van het Belgisch Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling en haar aanlokkelijke brochure ‘Vivre et travailler en Belgique’.
Werk vindt hij hier inderdaad in de dan al tanende textielsector. We spreken van de roerige sixties. Die gaan aan hem voorbij zoals de Schelde in Oudenaarde aan de ontsluiting van Ronse.
Arbeiders studenten één front?
Alle macht aan de arbeiders?
L’imagination au pouvoir?
Gauw werkt hij zich op tot officieus burgemeester van landgenoten die hier in zijn voetspoor treden. De Ronsese Tunesische gemeenschap is ondertussen generaties verder. Er is verbroederd. De jongeren zijn vlot vier- of meertalig, pakken uit met mooie diploma’s of degelijk vakmanschap.
No doubt about: Ronse is hun stad. Ze zijn hier geboren en getogen. Ze leven hier ondertussen al langer dan vele nieuwe Ronsenaars ‘van hier’ die zich geroepen voelen de stad te besturen, zich onderwijl wel nog altijd afvragend 'waar die Buunie voor staat' .
Hij komt er vandaan, van de plage onder de bakkende zon. Zijn mooie land van sierlijke vogelmuiten koperen cruches en couscous.. Wat hij wil is 'vivre et travailler en Belgique' , zijn kinderen kansen geven.
Hij wil me dat best allemaal vertellen in zijn bescheiden werkmanshuisje, ontvangt me warm en gastvrij, vertelt me voluit over 'son espoir, ses croyances, ses espérances'.
‘Je vous ressers du thé, m'ssieu Stéphane?’
*
1973. Oliecrisis. OPEC. Autoloze zondagen.
Ik begroet hem op de markt. Hij loopt als opgefokt. Zijn wijsvinger recht op de plek, waar mijn hart luistert naar het verhaal van elke mens.
‘Dites-vous bien qu’un jour NOUS aurons le pouvoir’.
Dat we daarover vooral geen illusies hoeven te koesteren. Het hartelijk gesprek van weleer is een kille wij- versus- zij litanie geworden. Ik vraag me af of ik wel dezelfde mens zie als die van een half decennium eerder.
Wat is er gebeurd?
Waar ging het mis?
Vanwaar die omslag?
De Ronsese burgermeester van de Tunesiens van toen lijkt iemand anders geworden. Hij praat als voorgeprogrammeerd. Doet me denken aan de amadezen uit een boek van Elena Ferrante. Aan al die fanatieke zelfverklaarde ridders Huize Roeland in Gent met hun gezwollen Gulden Sporen-romantiek. Aan dat alles waarbij de hoffelijkheid gaandeweg -wijkt voor wantrouwen, rancune, dreiging, ongenoegen,
Vanwaar die scheur, die barst?
Zoals overal elders drijft ook Ronse al eeuwen op de ‘traditionele’ breuklijnen van geld en macht. Zelfverklaarde elites en voetvolk. Le Beau monde of wat daar voor doorgaat en door hen verguisd klootjesvolk.
Daar bovenop komt nu echter de opgefokte dreiging van De Ander. Aangepookt door het sluipend gif van de haatpraat.
‘Vroeger was het beter’.
‘Alles is naar de vaantjes’.
‘Hooguit hadden we hier een paar protestanten Wereldvreemde Getuigen in het Park’.
'En zie dat hier nu.'
Dat nepdebat wordt aangezwengeld door zogeheten ‘prognoses’ (kinderkopkes tellen) die het wij versus zij discours larderen met doempraat.
‘En al hun kinderbijslag’.
‘Met ons geld’.
‘Goedkope leningen van d’ambassade’.
‘En wij ondertussen met ons klein pensioentje’.
Geweldloos wandelen door de stad wordt aldus schreeuwen en knokken. Een Duits cameraman die de knokploegen filmt vliegt met een kaakbeenbreuk Hogerlucht in.
‘En pas op het spel moet hier nog beginnen’.