25 februari 2020

JAN LEENKNEGT



Kunst en kleur heeft hij van kindsbeen af in dat droomkopke van hem zitten, mijn minzame klasgenoot en 'nieuwe Ronsenaar' Jan Leenknegt, uit het Kwaremont van vader Michiel. Voor onze schoolmeester in het Sint-Antonius van Padua college kleurden wij met zijn allen hemeltergend saai en maar al te gedwee de tekenopdracht, een korenveld, zoals aangemaand netjes binnen de lijntjes van ons 'De Zaaier' schrift, de tong vlijtig in een punt. Niet zo voor Jan Leenknegt. Wat hij er speels mee deed, oogde totaal anders. Puur natuur, dan al uit de kunst. Al wisten we toen nog niet waarom.

De wind walsend
door dat korenveld,
puur natuur
als in een meesterwerk
van John Steinbeck
om het voor een
keer niƩt over Salinger
en diens Holden Caulfield
in het graan te hebben,
al zou je het voor minder.



Stonden wij daar schoon te blinken met onze voorspelbare stomme punten. De kwotering 'vuil' voor Jan daarentegen was - in de wereld van mensen met ook maar een beetje inleving en verbeelding - authentieke schoonheid die later ver van het bekrompen en verstarde schoolkader gelukkig helemaal vrij openbloeien zou tot ons aller genoegen.

Dat Jan Leenknegt
gaandeweg grenzen verleggend
zijn glaskunst wist te bevrijden
uit de eeuwenoude gevangenis
van gotiek en mystiek
vind ik zijn grootste verdienste
.

Schrijfstek.
Dagboeknotities.