22 juni 2006

VADER DAG

31. Wat de visschen aangaat, deze vindt men in de Patagonische rivieren overhoop. In de Lago Argentino is veel zalm. In de rios is vooral baars talrijk vertegenwoordigd. De vangsten die men er doet, kunnen uiterst wel bij een wonderbare vischvangst vergeleken worden. Om slechts van persoonlijke ondervinding te spreken, in minder dan één uur tijd kwam ik er toe 32 visschen te vangen die te samen acht kilos wogen.

Van jou heeft mijn oudste het dus. Altijd al afgevraagd waar hij het vandaan had. Als broekje haalde hij zonder verpinken twintig forellen uit de Lesse. De tijd van het sportkatern in de krant. Dan maakte hij ze ’s avonds in het vakantiehuis ook nog ’s zelf allemaal schoon. Alsof hij zijn negen vorige levens lang niks anders had gedaan dan vis panklaar te snijden voor de Gastromarin.

Overdrijf je overigens niet met die zogenaamd stoere verhalen van jou? Mensen slikkende slangen. Stinkende tzinki’s. Uiteengereten magen van avestruzen. En nu ook al tweeëndertig gevangen vissen in minder dan één uur.

Ik zie je bezig daar aan de waterkant in Patagonië, papa mon héros. Ik reken het even voor je uit. Minder dan twee minuten per vis geef ik je op mijn Adidas-chrono. Je tijd gaat nu in. Aas op haak pitsen. Lijn uitgooien. Nee ze ligt slecht. Herbegin, ouwe. Je zal je lenzen moeten laten corrigeren. Ik ken een vermaarde lenzenslijper in Amsterdam. Maison Baruch de Spinoza. Nu smijt je ook nog eens je haak in het achterste van een struisvogel. Er resten je zestig seconden, sorry. Dobber onder. Beet. Ophalen met schepnet. Haak uit de muil. Vlug. Herbegin. Je scheurt dat beest helemaal open. Stop daarmee of ik bel Brigitte Bardot. Ken je niet? Laat maar. Kom vooral niet zeiken met Ava Gardner. De vis, of wat er na je geknoei van overschiet, nu in het bewaarnet wringen. Vers aas aan de haak smeren. Net weer uitgooien. Herbegin. Je hangt met je haak in het oog van een tzinki. Straks stink je uren in het rond. Kunnen ze vanavond je hele Estanca Anita ondersteboven ontsmetten met Detol. Je tijd is nu om. Volgende vis. Maal tweeëndertig.

Geef toe, papa. Je bent Hemingway niet. Die trotse zwaardvis in de gulfstreamwateren tussen Key West en Santiago de Cuba is niet aan jou besteed. Voor jou geen dappere orca die zich nooit gewonnen geeft, zich desnoods als skelet naar de haven laat slepen. Wat wilde eendjes misschien? Die jij dan ijskoud neerlegt vanuit je mandje in het riet van de lagune bij Torcello. Hoor je er de klokken van Santa Maria Assunta? Dezelfde klepels die de Venetianen moesten waarschuwen tegen naderende barbaren. Jij en ik knus bijeen in dat mandje. Jij met je geweer als killer. Ik met mijn Nikon Coolpix als fotograaf. Net zoals je tweede zoon. Ook dood zoals jij. Zit die bij jou nu? Ik beklaag hem. Zo’n prettig gezelschap ben je nu ook weer niet. Vermoed ik. We zullen zien.

Nee, vergeet het allemaal maar. Je hoort ze toch niet, de klokken. Je hoort alleen het gespartel van machteloze forellen die zichzelf al te bloeden leggen op gladde Patagonische keien voor nepavonturiers van jou slag. In stijf maatpakje van de Union des Drapiers. Witgesteven col. Onnozel strikje. Stijve reistas van Louis Vuitton.

32. Verstokte roker. Koele jager. Gevoelloze lijkenpikker. Luxe-ontdekkingsreiziger. Visser op het droge. Ik weet niet of ik de komende dagen nog verder zoek naar wie je was. Er is hier wel wat anders aan de gang. Wat interesseren me je reisverhalen van tachtig jaar geleden? Een jonge kerel schiet een Malinees au pairmeisje dood en het kindje van twee dat ze oppast. Legt met zijn pas gekocht geweer ook nog eens een rustig lezende jonge Turkse neer. Twee kinderen verdwijnen om half drie in de ochtend op een Luikse braderie. Hun ouders weten van niks. Ze waren te ladderzat. Dat zijn andere dingen om bij stil te staan, hé? Zorgeloze flierefluiter van een verre vader?

Zal ik je eens recht voor de raap schrijven wat ik ervan vind? Die zoektocht naar jou valt me steeds meer tegen. Jouw vaderportret staat me niks aan. Ik zocht naar veilige schouders. Om er als jongetje op naar boven te durven. Naar mijn slaapkamer, in het veel te grote huis waar je niet was. Ik zocht naar een zachte stem. Een tedere schoudertik. Geruststelling vooral. Al wat ik altijd miste. Het veilige herkenbare geluid van je zware stap op de donkere gang. Nu ik er eindelijk werk van maak om echt naar jou te speuren, daag je op uit het niets als een potsierlijke macho. Dan nog liever het potje gedekt houden. De doden laten rusten. De mortuis nihil nisi bene. Beroep van de vader? Dode.


33. Wenden we ons nu eindelijk tot de bevolking van dit land die uit gemengde rassen samengesteld is. De werklieden aan de Patagonische hoeven verbonden zijn geheel onbeschaafd. Een onvermijdelijk gevolg van het volledig gebrek aan school of kerk. Dat er in kinderen, die zoo opgebracht worden later niet veel goed steekt, kan niemand verwonderen.

Allen hebben een bijzondere voorliefde voor sterken drank. Hebben zij geld op zak, dan wordt er gedronken van ’s morgens af…tot het op is. Hebben zij geen geld, dan zoeken ze tot ze er gevonden hebben. Om tot dat doel te komen deinzen ze voor diefstal niet terug.

Wetenschappelijke kennissen behooren tot de onmogelijkheden bij dit vreemde mengelmoes. Edoch wat paardrijden betreft, daarin zijn zij voortreffelijke meesters. Wij Europeanen evenaren deze wilde kerels nooit. ’t Is verbazend hoe zelfs stijle rotsen met snelheid bestegen worden door die mannen, welke voor niets achteruit deinzen en ten slotte zich om hun leven niet bekommeren.


34. Nee, vader. Wij Europeanen overtreffen hen. We sluiten meisjes op in kelders, steken jongens van zeventien neer, schieten kindjes van twee omver, killen lezende jonge Turkse vrouwen en Malinese kindermeisjes. Wij, Europeanen. Herrenvolk. Superieur blanke ras.

Neem me niet kwalijk vader, maar wil je geloven dat ik het gaandeweg minder erg vind dat god je tot zich heeft genomen eer ik uit de luiers was? Ik vrees dat jij en ik anders vandaag…

Wat zocht je eigenlijk bij de chilenos en de indianen? De bevestiging van al je pseudo-zekerheden? Dezelfde vermaledijde zelfgenoegzaamheid die ik hier bijna een eeuw later zo welig zie tieren in ons stadje, bij de bange blanke burgerman?

Al je zekerheden van statuskikker op zoek naar straffe verhalen. Om er later bij een ballonglas Martell mee uit te pakken in de Club? Exotiek binnen de krijtlijnen van je grote gelijk.

35. Jouw kerk. Jouw god. Jouw school. Jouw ‘wetenschappelijke kennissen’. Die van Oppenheimer’s deadly toy. Met lichtgevende effecten op Nagasaki en Hiroshima. Met uitstraling tot in de genen van generaties Tsjernobylkinderen?

Vader met permissie gezegd: je hangt mijn kloten uit. Ik droomde mezelf een lieve softie paps. Een die me meenemen zou naar Parc Paradiso. Naar de zoo. Naar Plopsaland. Naar de Efteling. Naar Peter Pan. Naar het land van Ooit. En wat doe je? Je komt aandraven met oudbakken verhalen over het superieure Europese ras. Wat deed je trouwens in de tweede wereldoorlog? Oh ja. Je vluchtte voor de Duitsers naar Bretagne. Weet je wat de president van Iran verklaart? Dat het de Perzen niet zijn geweest die zes miljoen joden naar de gaskamers hebben gestuurd. Nee, inderdaad. Het waren Europeanen. En die kerk van jou zonder dewelke er niks goeds komt, beetje Alzheimer misschien?

Op de laatste dinsdag van november van het jaar 1095 roept paus Urbanus II vanuit het Zuid-Franse Clermont alle christenen op Jeruzalem te bevrijden ‘uit de klauwen van de moslims’. Jeruzalem is dan al vierhonderd jaar islamitisch grondgebied. Vier-hon-derd jaar. Maar neen. Machtshonger. Blood sweat and tears.

Oude kruistochten, nieuwe kruistochten. Joden, islamieten. Altijd goed bezig geweest, die Europeanen waarover je zo fier doet. Het is me allemaal eventjes teveel, vaderfiguur. Ik ga je lekker opbergen in mijn wordbestand. Blijf nog maar een tijdje dood. Maak je in the meantime vooral geen zorgen om mij. Zonder vader door het leven, het went wel.

Wil je mijn broer daar in afwachting wel even vragen hoever ik mijn foto’s corrigeren kan zonder de beeldresolutie in het gedrang te brengen? Hij zal wel weten wat ik bedoel.

Uit: Vader Dag. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.