07 juni 2006

VADER DAG

21. Iemand vraagt me of ik logebroeder wil worden. Het Grootoosten. Het schortje. De passer. De kinderen van Hiram. De ritualia. Het atelier. De bouwstukken. De Grote Architect. De zomerzonnewende. De hele pseudosanteboetiek. Ik denk er nog niet aan. Ik ben niet weggevlucht uit de bescheten beklemmende kliekjesgreep van valse vriendenclubs om mijn herwonnen vrijheid ondergeschikt te maken aan regeltjes van welke broederschap dan ook. De Priorij van Sion, de Rozekruizers, De Orde van De Prince, de Ridders van Sint-Jan, de Katharen, de Grootloge, Le Droit Humain, het Grootoosten, Opus Dei, de Charismatische Beweging. Mijn rug kunnen ze allemaal op. Libre comme l’air, l’air de rien.

Maar op dat ene moment waarop het me gevraagd wordt, sta jij dan wel weer naast me te grinniken, papa. Neen! Niet doen, jongen! Nooit! Je ziel aan de duivel verkopen! Niet in onze christelijke familie! Voor Outer en Heerd! Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Christus!

Je hebt makkelijk praten, jij. Met je oude rotsvaste idealen van voor de muur van Berlijn. Had dan tenminste een beetje present getekend. Al was het maar om me de diepere betekenis van je geloof in die oude verhalen uit te leggen. Was dan niet weggebleven. De hele tijd.

Nee zeg ik, bedankt. Het licht in de duisternis. De waarheid en de verheffing in het donker wat moet ik ermee? En dan die fraternelles van jullie. Over de vrijzinnige partijen heen het debat sturen en bestieren. Al die stille afspraken die de scheiding der machten doorkruisen, die het wetgevend werk beïnvloeden en de uitvoering ervan vervalsen. Daaraan meedoen nooit. We heffen het glas op onze oprechte vriendschap. Ik zonder schapuliertje, hij zonder schortje. Maar ik toch wel als : eens scout, altijd scout.

We hebben u oh Jezus,
plechtig beloofd.
U altijd te erkennen
Als Opperhoofd

Zouden de vers herboren Scouts en Gidsen Vlaanderen dat nu nog zingen op hun kampvuren? Dit vanavond aan je kleinzoon vragen. Wat had ik graag gewild dat jij daarover met ons kon meepraten, papa. Mij en je kleinzoon tegenspreken, ons bijtreden, ons uitkafferen. MAAR PRATEN. Eén keer in een heel mijn mensenleven. Is dat teveel gevraagd? Jij die elk jaar naar Wittentak op noveen trok. Zo lees ik dat toch op je doodsprentje. Meer heb je me niet gelaten. Met mijn oudste broer aan je hand. Leuk voor hem. WEL WEER ZONDER MIJ.

22. Heb je gezien, lieve onbekende papa in mijn hart, hoe we met heel Voor Taal en Volk Tavi voor de lol naar je Paradijs hebben gemikt? Was je in de wolken van ze daar allemaal terug te zien? Al de personages van je vriend Valère die je jeugd kleurden? En onze vrijzinnige geeuwende god de vader hoe vond je die? God als goddeloos mens. Theater liet je zelf ook nooit los. Ook niet, zo lees ik in je reisverhaal, tijdens je tocht door Zuid-Amerika meer dan een eeuw geleden.

Langs de straten van Buenos-Aires rijzen woningen en gebouwen rijk aan pracht en kostbaar van versiering. Met de theaters is zulks nog meer het geval. Voor de lichtspelingen, noch voor de schermen wordt er geen geld gespaard. Trouwens er bestaat een eigen gebruik dat de theater-besturen toelaat veelal over groote inkomsten te beschikken. Bijvoorbeeld in het Cervantes-theater koopen liefhebbers plaatsen voor hun leven en betalen daarvoor bedragen welke tot 150.000 beloopen. ’t Is misschien wel de zonderlingste manier van plaatsen huren, en ze zou zeker in ons land weinig bijval genieten.

23. Daarnet op de markt zag ik drie publieke schreeuwers in Boergondische klederdracht. Met bel en perkament. Beste mensen van alhier, zondag is het Fiertel.

Deed jij de Fiertel? Achter het Schrijn? Ik beschik over geen enkele informatie daaromtrent. Je pleegt dan misschien wel boeken over Patagonië maar over de Ommegang met de relieken van de Heilige Hermes hier ter plekke geen letter. Was Hermes je misschien te min? Je broer schrijft er in 1939 nochtans een hele mis over. Missa in honorem Sancti Hermetis. Een volledig misordinarium in romantische stijl voor twee gelijke mannenstemmen en orgel.

‘Want in die tijd was ons Sint-Gregoriuskoor nog niet gemengd,’ verduidelijkt de organist en koorleider in het parochieblad.
‘Decennia lang is deze mis tot de verbeelding van velen blijven spreken omdat ze tijdens de tweede wereldoorlog werd uitgevoerd als stil protest tegen de beslissing van de Duitse bezetter om de ommegang te verbieden. De idee leeft om deze mis opnieuw ten gehore te brengen. Aangezien een mannenkoor aangewezen is om deze compositie te vertolken, zal ik alle mannelijke leden van ons Sint-Gregoriuskoor en de leden van de Schola Gregoriana ertoe bewegen een gelegenheidskoor te vormen om deze in te studeren zodat ze opnieuw zal weerklinken op de plaats en voor het gebeuren waarvoor ze getoondicht werd.’

Die broer van jou, dat was nog eens een andere kerel hé, vaderfiguur? Dat is nog eens wat anders dan je onwaarschijnlijke verhaaltjes over mensenetende slangen in nonnenkloosters van Argentinië. En dan zwijg ik nog over de berg partituren van hem die de afgelopen jaren zijn opgedoken en die me stuk voor stuk werden bezorgd omdat ze weten dat ik nooit wat weggooi ‘en ik er misschien nog iets nuttigs mee kan doen’.
Neem zijn menuet, mij persoonlijk toegestuurd door zijn vriend professor Ephrem Delmotte. Neem zijn ‘Bedevaart naar Wittentak’. Doch vooral: zijn ‘Vlaamse Ardennen’.

24. En wat doe jij, terwijl je broer Surge amica mea componeert? Wat doe jij terwijl hij een heel repertorium liturgische notenbalken volpent? Wat doe jij terwijl hij zijn taken als textielfabrikant en volksvertegenwoordiger cumuleert met het voorzitterschap van het Sint-Gregoriuskoor. Terwijl hij zelf ook nog eens het orgel bespeelt met een (volgens de koorleider op basis van getuigenissen van de oudste koorleden die hem nog gekend hebben) uit-zonder-lijk cha-ris-ma? Jij hangt de leegloper uit, langs de betere boulevards van Buenos-Aires. Bedelaars observeren. Dat doe je.

Een eenig-eigenaardige bedelaarstype was het mij gegund ook te Buenos-Aires te zien. Het is een man welke door een ongeluk zijn beide beenen verloren heeft. Op een door hem zelf uitgevonden wagentje dat uit een plank met onderaan een wieltje samengesteld is, sleept de man zich langs de straten. Overal is hij bekend onder de naam van rijdenden halsbreker. Zijn koelbloedigheid en zijn stoutheid zijn verbazend! Koelbloedig laat de man zich door een in volle vaart rijdende auto door de stad mede slepen. Hij ziet er niet tegen op om zich met een vlucht op de treden van een voorbijrijdend voertuig te werpen. Van daar smeekt hij de inzittenden om een aalmoes…waarna hij zich met zijn karretje terug op straat laat rijzen. Hoe bij zulke toeren en in ’t gewoel van een druk straatverkeer dien bedelaar geen ongeluk overkomt, is mij onbegrijpelijk!

Mij ook, vaderfiguur. Onbegrijpelijk.

25. Zondag doe ik de Fiertel. Dan nestel ik me met mijn vrienden in de geborgenheid van weesgegroetjes, uit de megafoon van kannunik Dewolf. Nomen non semper est omen. Die dag zoek ik achter het schrijn naar het mysterie van het leven dat je me schonk. Van je eigen leven, dat je me ontzegde.

Zondag is het vaderdag. Het heeft nooit wat voor me betekend. Ik had je op zo’n dagen graag eens zo’n groenzwart gestreepte Sheaffer geschonken. Nee, laat maar, ik moet je excuses niet meer. Zomaar doodvallen. Not done.

Misschien ga ik wel op dat logevoorstel in. Juist om je wezen te zien. Jij met je verhalen op sterk water en je oude idealen op wijwater. Papenvreter word ik. Alleen om je in de hemel een keer goed te doen vloeken. Zo hoor ik je tenminste eens.

Uit: ‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem. (Vervolgt).