06 maart 2006

DE SCHRIJFHEREN (8.2)

Roman

‘Wanneer schrijf je moest je, wanneer mocht je?’

Na lange schrijfdagen vol hindernissen en rennen tegen de deadline, kon het ons doorgaans geen zak meer schelen. Tussen zijn taalwenken en aanwijzigingen door over een krachtiger titel, een betere inleiding, mikte Leonard Notelaar zijn gebruiksaanwijzingen voor ons ‘ellendig hondenbestaan’, zoals hij het journalistenleven omschreef.

‘Alle goede dingen zijn slecht, alle slechte dingen zijn lekker.’

Wij beseften dat we het nooit konden halen van zijn ervaring.

‘Blijven oefenen, Boelie.’

Af en toe noemde hij me Boelie, naar een personage van Cees Nooteboom.

‘Ze moeten hem niet in Holland, Cees omdat liever op zijn berg zit in Spanje.’

Nooteboom verdiende het gelezen te worden. Behalve Willem Elsschot kende niemand anders genade in zijn Republiek der Letteren.

‘Vriendenclubs. Mandarijnen. Geneuzel in de marge.’

De ene woordenstrijd speelde zich af op de grenzen van de vorm, De andere moest vooral de inhoudelijke discussie voeden.

‘Een goed stuk is een stuk dat je als lezer zelf had willen schrijven.’

Knap vermoeiend. Hij haalde al je zekerheden onderuit, deed niks liever dan je eigen woorden tegen je in te zetten, debiteerde kwinkslagen aan de lopende band. Bezoekers keken toe hoe genadeloos het er aan toe ging. De angst sloeg hen om het lijf toen ze zagen hoe Notelaar een pas aangeboden stuk van ons fijntjes bleef vermalen tot snippers voor de prullenmand. Ze kwamen net nog wel hun nieuwste meesterstuk aandragen.

‘Ga die rommel elders slijten.’

Alleen de dapperste medewerkers durfden het aan zich te moeien in discussies. Pater Van Wijnen deed het. Van Wijnen was een vinnig kereltje, gehard door de Societas Jesu. Hij was medewerker van Wereldwijd , correspondent voor Jeune Afrique en tipgever voor La Croix. Van Wijnen kwam altijd aandraven met verhalen over de onderdrukte volkeren van Bolivië, Guatemala en Nicaragua . Hij had het graag over de dageraad van de bevrijding waarbij iconen als Che en Allende nooit veraf waren. Volksopstanden wisselden er af met orkanen en aardbevingen. Terwijl de Belgen drukte maakten over de nieuwe Volkswagen Golf werd de mensen ginder geen eten gegund. Van Wijnen vond de prijs voor een Ferrari die De Autogids publiceerde ronduit decadent.

‘Daarmee kan je een heel stuk Mauretanië irrigeren.’

Notelaar zag zijn kans schoon.

‘Mauretanië, daar veegt Enzo Ferrari compleet zijn reet aan.’

Van Wijnen wou ook altijd rekeningnummers onderaan zijn verhalen. Er kon gestort worden. Voor een waterput, een Toyota Land Cruiser.

‘Zal ik er ‘s mijn eigen nummer onder zetten? Ik wil best wel ‘s naar de Markiezen.’

Eén keer heeft Van Wijnen het geprobeerd zich te moeien in een geschil tussen Notelaar en de redactie.

‘Van Wijnen, dat elk zich moeit met de zijnen. Ga El Salvador bevrijden met uw wijwaterkanon.’
‘Grof. Nobele journalistiek is anders.’
‘Van uw nobele dialectiek krijg ik sciatiek.’

Pater Johannes Bergmans die de filmfestivals van Berlijn, Venetië en Cannes had gevolgd, dweepte met Jean-Luc Godard en Louis Bunuel. De lezer diende volgens hem te worden opgevoed tot het smaken van de betere auteursfilm. Niet zo voor Leonard Notelaar.

‘Een goeie film, dat is af en toe een lekker wijf zien pakken.’

Pater Van Gent volgde Vaticaanse zaken. Op een dag wachtte hij op Notelaar met een verhaal over de Osservatore Romano. In afwachting zou hij ons eens vaderlijk troosten.

‘Heb vertrouwen, de tijd van gaan komt ook voor Leonard Notelaar.

Notelaar haatte hem.

‘Die lakei van Caritas Calotica komt hier achter mijn gat in mijn rapen schijten, terwijl ik verse hopscheuten nuttig met mijn lief.’

Op een dag vroeg pater Van Gent Notelaar of hij onze redactie op Goede Vrijdag om drie uur mocht toespreken. Notelaar zei dat hij op dat moment een rijkelijk besprenkelde receptie schikte te geven voor zijn zestigste verjaardag.

‘Elke vader die zijn zoon aan het kruis laat nagelen voor de stoten van anderen verdient onmiddellijke internering.’

Pater Van Gent zei het jammer te vinden dat de heilige opdracht van Jezus, aan Notelaar voorbijging. De toespraak op Goede Vrijdag was traditie. Embargo was ooit mee opgericht door geestelijken ter verheffing van het volk. Tot de komst van Notelaar werd het medewerkerstand nog druk bevolkt door allerlei geestelijken van ordes die buiten mochten. Na de raafzwarte soutane en de muisgrijze clergyman waren de meeste geestelijken in Vlaanderen overgestapt op de viltgroene jagersjas met chapka van zwart astrakan. Notelaar zei dat Van Gent het voortaan beter elders kon gaan schudden.

‘Zoals pater Damiaan.’

(Vervolgt)

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.